Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Het wrakingsverzoek
3.De beoordeling
“in overleg met de verzoekende partij zullen in eerste instantie vijf getuigen worden gehoord, nader op te geven door de verzoekende partij”en
“Tijdens het voorlopig getuigenverhoor zal besproken worden of de overige getuigen ook gehoord dienen te worden”. Verzoeker heeft conform deze beslissing bij brief van 23 maart 2017 de eerste vijf getuigen opgegeven. De stelling van de rechter dat de toewijzende beslissing van de rechtbank Gelderland inhoudt dat de eerste zittingsdag zal kunnen worden gebruikt voor het horen van vijf getuigen en het verdere verloop zal worden bepaald door de verhorende rechter, is niet juist. Aan een beschikking van de rechtbank moet uitvoering worden gegeven, zoals besloten, en de beschikking van de rechtbank Gelderland is in dat kader helder. De brief die de rechter op 14 april 2017 ten behoeve van het voorlopig getuigenverhoor aan verzoeker heeft doen toekomen is niet in lijn met deze beschikking. De rechter geeft in zijn toelichting op het wrakingsverzoek aan welke vijf getuigen als eerste aangewezen zijn en verzoekt verzoeker om deze getuigen voor de zitting op te roepen. Dat de rechter deze getuigen op de eerste verhoordag wil horen ligt, gelet op zijn toelichting dat hij dit wilde doen door de aan de orde zijnde bewijsvragen, voor de hand, maar betreft deels andere getuigen dan door verzoeker opgegeven. In de brief wordt aan verzoeker niet uitgelegd waarom de rechter voor die andere getuigen kiest. De wrakingskamer leest vervolgens in de brief dat
“op die verhoordag zal vervolgens besproken kunnen worden of ook de overige gewenste getuigen mogen worden voorgebracht”. In tegenstelling tot hetgeen de rechter in zijn toelichting op het wrakingsverzoek heeft verwoord, komt aan de rechter-commissaris geen discretionaire bevoegdheid toe bij het “weigeren” van door partijen voorgedragen getuigen en het beletten dat getuigen moeten antwoorden op bepaalde vragen. Slechts in het belang van een goede procesorde mag de rechter-commissaris ingrijpen waarbij onder meer rekening moet worden gehouden met het belang van waarheidsvinding alsmede de voortgang en doelmatigheid van de procedure (zie Hoge Raad 16 december 2011 ECLI:NL:HR:2011:BU3922 [naam] /Cyrte). Daarvan is in het onderhavig geval geen sprake. Ook de suggestie dat de voorgestelde juridisch medewerkers beter kunnen worden gehoord middels een ambtsbericht is niet in lijn met de beschikking van de rechtbank Gelderland en druist in tegen de vrije keus van verzoeker de wijze van bewijslevering te bepalen. Voor zover de rechter met de genoemde brief een ‘verzoek’ aan verzoeker heeft willen doen, waarover nog overleg mogelijk was, volgt dat onvoldoende uit die brief. Het is daarom begrijpelijk dat bij verzoeker de vrees is ontstaan dat de rechter de voorgestelde juridisch medewerkers niet wil en zal horen.