In deze wrakingszaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 7 juli 2017, heeft verzoekster een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. D.J. van Maanen, de behandelend rechter in een kort geding tussen verzoekster en eiser [A]. Het wrakingsverzoek is ingediend naar aanleiding van een mondelinge behandeling op 28 juni 2017, waarbij verzoekster zich niet beschermd voelde tegen onjuiste beweringen van de tegenpartij en de rechter beschuldigde van willekeur. Tijdens de behandeling op 7 juli 2017 is het verzoek tot wraking openbaar behandeld. Verzoekster en haar gemachtigde, alsook de heer [A] en zijn advocaat, waren aanwezig. De wrakingskamer heeft de argumenten van verzoekster en de verdediging van de gewraakte rechter gehoord. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter zijn rol correct had vervuld en dat de beslissing om geen nieuwe stukken toe te laten tijdens de zitting een procesbeslissing was die niet ter discussie kon worden gesteld. Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek ongegrond verklaard, en de procedure in de onderliggende zaak moest worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond voor het wrakingsverzoek.