Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van eis in reconventie
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagde] .
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
600,00
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, [gedaagde] B.V. (in liquidatie). De werknemer vordert betaling van zijn loon en andere vergoedingen, terwijl de werkgever de loonbetaling heeft opgeschort vanwege vermeende diefstal van gegevens door de werknemer en het niet meewerken aan een intern onderzoek. De kantonrechter oordeelt dat de inhouding van het loon niet gerechtvaardigd is, omdat de werknemer zijn arbeid heeft verricht en de werkgever andere middelen heeft om het onderzoek te verrichten. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer tot betaling van het loon over de periode van 1 tot en met 24 augustus 2017 toe, evenals de aanvulling op de IVA-uitkering en de onkostenvergoeding. De reconventionele vordering van de werkgever om de werknemer te dwingen mee te werken aan het onderzoek wordt afgewezen, omdat deze niet onder de relevante artikelen van het Burgerlijk Wetboek valt. De kantonrechter benadrukt dat goed werknemerschap niet vereist dat de werknemer meewerkt aan een onderzoek dat gebaseerd is op de beschuldiging van diefstal. De kosten van de procedure worden toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.