2.4.De rechtbank stelt vast dat de linden 3 en 4 op een geringe afstand van eisers woning staan en hij vanuit zijn woning zicht heeft op deze linden. De linden 1 en 2 staan op een grotere afstand van eisers woning, eiser heeft echter wel zicht op beide linden vanuit zowel zijn voortuin als vanaf zijn balkon aan de voorkant van de woning. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser als belanghebbende moet worden aangemerkt met betrekking tot alle vier de monumentale linden.
3. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat het maatschappelijk belang van de kap van de bomen voldoende is aangetoond en met een aanvulling van de motivering - waarbij de uitkomsten van onderzoek naar een aantal alternatieven voor het behoud van de bomen zijn weergegeven - het primaire besluit in stand gelaten.
4. Eiser voert, kort samengevat, aan dat het bestreden besluit in strijd met het in artikel 4:11b van de Algemene Plaatselijke Verordening Soest (APV) opgenomen kapverbod is, omdat niet is voldaan aan de in het tweede lid gestelde voorwaarden voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het vellen van beschermwaardige bomen. Daarnaast stelt eiser dat het beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, doordat hij op
16 februari 2017, kort voorafgaand aan het bestreden besluit van 22 februari 2017, een tweetal documenten heeft ontvangen van verweerder, te weten een ongedateerd document met de titel “aanvullend onderzoek naar behoud monumentale bomen [laan] ” en een advies van tree-o-logic van 6 februari 2017, waarop hij niet voorafgaand aan het bestreden besluit heeft kunnen reageren. Tevens stelt eiser dat in de bezwaarfase ten onrechte geen proceskostenvergoeding is toegekend.
5. Op grond van artikel 2:2, eerste lid, aanhef en onder g, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht geldt, voor zover ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing is vereist om houtopstand te vellen of te doen vellen, een zodanige bepaling als een verbod om een project, voor zover dat geheel of gedeeltelijk uit die activiteiten bestaat, uit te voeren zonder omgevingsvergunning.
Ingevolge artikel 4:11b, eerste lid, van de APV, is het verboden om beschermwaardige bomen op de Bomenkaart “de groene parels van Soest”:
a. te vellen of te doen vellen;
b. in hun groeiruimte aan te tasten, zodat duurzaam behoud niet gewaarborgd is.
Ingevolge het tweede lid van artikel 4:11b, van de APV kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning voor het vellen van beschermwaardige bomen slechts bij uitzondering en onder verwijzing naar het beleid verlenen, indien alternatieven voor behoud uitputtend zijn onderzocht en indien:
a. een zwaarwegend maatschappelijk belang zwaarder weegt dan duurzaam behoud van de beschermwaardige boom;
b. naar boomdeskundige maatstaven instandhouding niet langer verantwoord is ter voorkoming van letsel of schade; of
c. de houtopstand zich binnen een krachtens een bestemmingsplan bestaand bouwvlak van een hoofdgebouw bevindt.
Op grond van artikel 4:11c, eerste lid, van de APV is degene die een houtopstand velt of doet vellen verplicht overeenkomstig de aanwijzingen van het bevoegd gezag de houtopstand op of nabij dezelfde plaats te vervangen. Ingevolge het tweede lid moet de herplant binnen één jaar na het vellen van de houtopstand worden uitgevoerd. Ingevolge het vierde lid kan van de in het tweede lid gestelde termijn van één jaar worden afgeweken indien een langere termijn noodzakelijk is vanwege een voorzienbare langere uitvoeringsperiode van een project.
Paragraaf 5.2.1. ‘Zwaarwegend (maatschappelijk) belang’ van de Nota luidt als volgt:
“Bij monumentale bomen (cat. 2) wordt géén vergunning verleend, tenzij sprake is van een zwaarwegend planologisch argument van algemeen belang. Daarbij geldt de juridische voorwaarde dat eerst aantoonbaar gekeken moet worden naar alternatieve ruimtelijke en boomkundige oplossingen om de monumentale boom te behouden. Tenminste één alternatief ontwikkelplan/ontwerp moet worden uitgewerkt, waarbij de boom wel behouden blijft. Hierbij moeten de technische (on)mogelijkheden, kosten en risico’s in beeld worden gebracht. Deze drie facetten moeten zowel vanuit boombelang als vanuit het belang van het ontwikkelplan worden beoordeeld. Daarvoor moet ook de monetaire waarde van de boom in beeld worden gebracht. Een bomeneffectanalyse (BEA) over de ruimtelijke inpassing van de monumentale boom en/of alternatieven voor boombescherming van een onafhankelijk en gecertificeerde boomdeskundige moet ter onderbouwing van de aanvraag van de vergunning voorhanden zijn. (…)
Hardheidsclausule
Het college van B&W kan in specifieke uitzonderingsgevallen eveneens een vergunning gehele of gedeeltelijke verlenen voor het kappen van een boom. Dit gebeurt wanneer naar het oordeel van het college van B&W het belang van realisatie van het bouwplan / de ontwikkeling binnen de gemeente Soest zwaarder weegt dan het behoud van de boom.