9.5.Verder volgt uit de door eiseres ter zitting aangehaalde uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 8 maart 2017dat er een uitzondering kan worden gemaakt op de regel dat geen aanspraak op kinderopvangtoeslag bestaat als de vraagouder niet kan aantonen dat hij het volledige bedrag aan kosten ook daadwerkelijk heeft betaald, namelijk in het geval van een onrechtmatige stopzetting van de kinderopvangtoeslag door verweerder. Hoewel de rechtbank op zich kan volgen dat verweerder in de sluiting van [naam 1] reden heeft gezien voor de onmiddellijke stopzetting van de kinderopvangtoeslag, blijkt uit de genoemde uitspraak ook dat van een situatie die de onmiddellijke stopzetting wenselijk maakt in de regel sprake zal zijn in het geval van een aan de belanghebbende toe te rekenen handeling of nalaten, zoals wanneer de belanghebbende door verweerder is gevraagd informatie te verstrekken en hij daaraan geen gehoor geeft binnen de gestelde termijn. Van een dergelijke situatie is in het geval van eiseres geen sprake geweest. Verweerder heeft ter zitting niet kunnen toelichten hoe de plotselinge stopzetting van de kinderopvangtoeslag van eiseres in oktober 2016 is gegaan.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het onder deze omstandigheden niet redelijk om de gehele kinderopvangtoeslag die eiseres heeft ontvangen voor [naam 1] terug te vorderen omdat niet alle kosten voor kinderopvang binnen twee maanden na afloop van het berekeningsjaar zijn voldaan. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder voor de maanden juli tot en met september 2016 kinderopvangtoeslag dient te verstrekken. Eiseres heeft steeds netjes aan het eind van de maand haar rekeningen betaald. Dat zij, doordat er geen factuur meer is gestuurd vanuit [naam 1] , een gedeelte van één maand heeft gemist, kan haar niet worden aangerekend. Zeker niet nu zij er alles aan heeft gedaan verweerder te informeren, terwijl verweerder niet op haar opmerkingen en verzoeken is ingegaan en pas op een zeer laat tijdstip heeft aangegeven dat er iets niet klopte voor wat betreft de maand oktober.
11. Voor de maand oktober heeft eiseres geen recht op kinderopvangtoeslag voor [naam 1] . Uit het dossier is niet gebleken dat eiseres voor deze maand aan [naam 1] heeft betaald. Eiseres heeft ook zelf aangegeven hier geen factuur meer van te hebben ontvangen. De betaling op 29 september 2018 is gedaan aan [C] , en niet [naam 1] . De kinderopvang was inmiddels opgeheven. De rechtbank kan zich wel voorstellen dat eiseres in reactie op de dreigende terugvordering van het gehele bedrag aan kinderopvangtoeslag is overgegaan tot deze betaling. Maar dit maakt nog niet dat zij voor oktober 2016 kosten heeft gemaakt voor kinderopvang bij [naam 1] . Eiseres kan hier dus ook geen kinderopvangtoeslag voor ontvangen.
12. Het bovenstaande brengt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het voor de rechtbank niet mogelijk is om vast te stellen hoe hoog het bedrag van kinderopvangtoeslag is waar eiseres recht op heeft voor de periode van juli 2016 tot september 2016. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
14. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.024,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 512,00 en een wegingsfactor 1).