201208203/1/A2.
Datum uitspraak: 31 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 7 augustus 2012 in zaak nr. 12/1830 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen.
Procesverloop
Bij besluit van 20 oktober 2010 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] over het jaar 2010 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 4 februari 2011 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 7 augustus 2012, voor zover thans van belang, heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, doch bepaald dat de rechtsgevolgen ervan geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.
Desverzocht heeft [appellant] daarop gereageerd.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Met toestemming van partijen heeft de Afdeling afgezien van een behandeling van de zaak ter zitting en het onderzoek gesloten.
Overwegingen
1. Ingevolge artikel 5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang, zoals deze luidde ten tijde van belang, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten, indien de gastouderopvang in een geregistreerde voorziening daarvoor door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau plaatsvindt.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van:
a. de draagkracht en
b. de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door:
1˚. het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar;
2˚. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en
3˚. de soort kinderopvang.
2. De rechtbank heeft het besluit van 4 februari 2011 vernietigd wegens een ondeugdelijke motivering, maar de rechtsgevolgen ervan in stand gelaten, omdat [appellant] over de maanden januari, februari en maart 2010 geen aanspraak op kinderopvangtoeslag had, nu de eigen bijdrage daarvoor door de gastouder - zijn schoonmoeder - aan zijn echtgenote werd geschonken, waarbij de bedragen werden verrekend.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat bij de beoordeling van zijn aanspraak op kinderopvangtoeslag slechts van belang is dat hij de desbetreffende kosten heeft gehad. Nu de eigen bijdrage, zij het op een later tijdstip, alsnog aan de gastouder is betaald, is hieraan voldaan, aldus [appellant].
3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 17 juli 2013 in zaak nr. 201209632/1/A2), brengen doel en strekking van de regeling van het toekennen van kinderopvangtoeslag en het belang van controle op een juiste besteding van overheidsgelden met zich dat de verschuldigde kosten voor kinderopvang om tot toekenning van toeslag te kunnen leiden ten tijde van die opvang of uiterlijk kort daarna daadwerkelijk moeten worden voldaan. In dit geval is de eigen bijdrage over de maanden januari, februari en maart 2010 op 21 september 2010 betaald, nadat [appellant] was gebleken dat de eigen bijdrage daadwerkelijk aan de gastouder diende te worden betaald om tot toekenning van de toeslag te kunnen leiden. Onder deze omstandigheden is betaling van de eigen bijdrage over die maanden te laat om daaraan voor de toepassing van deze regeling te kunnen worden toegerekend. Het betoog faalt.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank dient te worden bevestigd, voor zover aangevallen.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de uitspraak van de rechtbank, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.H.L. Dallinga, ambtenaar van staat.
w.g. Loeb w.g. Dallinga
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2013
18-729.