4.3.1Feit 1: valsheid in geschrifte
4.3.1.1 Bewijsmiddelen
ABN AMRO Bank heeft aangifte gedaan. In de aangifte wordt het volgende verklaard:
Op 25 juni 2014 heeft ABN AMRO Bank een brief gestuurd aan de directie van [onderneming 2] B.V. inzake de verkoop van de recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] en een door Rabobank West Betuwe gefinancierd park, te weten [recreatiepark 3] . In deze brief was opgenomen dat ABN AMRO Bank en Rabobank bereid waren de genoemde 3 parken te verkopen voor EUR 3.000.000,- en dat met de ontvangst van de koopsom een aantal in de brief genoemde zekerheden vrijgegeven zouden worden. De brief is op 25 juni 2014 per email verstuurd aan [verdachte] ( [e-mailadres] .nl).
Op 25 juli 2014 heeft ABN AMRO Bank een tweede brief gestuurd aan de directie van [onderneming 2] B.V. inzake de verkoop van recreatiepark [recreatiepark 4] . In deze brief was opgenomen dat ABN AMRO bereid was het park te verkopen voor EUR 295.000,- en dat met de ontvangst van de koopsom een aantal in de brief genoemde zekerheden vrij gegeven zouden worden.
De brief is op 25 juli 2014 per e-mail verstuurd aan desk1 [onderneming 2] ( [e-mailadres] .com). De e-mail is gericht aan [verdachte] . Op 29 oktober 2014 heeft de overdracht van de genoemde recreatieparken plaats gevonden bij notaris [notaris 2] te Amsterdam. In de akte tot levering is [A] opgenomen als verkoper en [medeverdachte] als koper namens [onderneming 2] B.V..
Op 17 augustus 2015 heeft de bank een melding ontvangen van mr. M.J.C. Wensink, advocaat bij Dirkzwager Advocaten & Notarissen, dat de genoemde brieven van ABN AMRO van 25 juni 2014 en 25 juli 2014 aan [onderneming 2] B.V. mogelijk zijn vervalst ten behoeve van het verkrijgen van een investering door haar cliënte [onderneming 1] .
Uit een beoordeling van de brief van 25 juni 2014 is gebleken dat de koopsom van EUR 3.000.000,- is aangepast naar EUR 4.800.000,-.
Uit een beoordeling van de brief van 25 juli 2014 is gebleken dat de koopsom van EUR 295.000,- is aangepast naar EUR 1.200.000,-.
Rabobank Nederland heeft aangifte gedaan. In de aangifte wordt het volgende verklaard:
Op 25 juni 2014 heeft Rabobank Nederland een brief verzonden aan de directie van [onderneming 2] B.V. inzake de verkoop van het recreatiepark [recreatiepark 3] (gefinancierd door de Rabobank West Betuwe) en de recreatieparken [recreatiepark 1] en [recreatiepark 2] (beiden gefinancierd door de ABN-AMRO bank NV). In deze brief was opgenomen dat de Rabobank bereid was de zekerheid op het recreatiepark [recreatiepark 3] vrij te geven ten ontvangst van € 3.000.000,-. Deze brief is op 25 juni 2014 per e-mail verstuurd aan [verdachte] ( [e-mailadres] .nl).
Op 29 oktober 2014 heeft de overdracht van de genoemde recreatieparken plaats gevonden bij notaris [notaris 2] te Amsterdam. In de akte tot levering is [A] als verkoper, namens de aan hem gelieerde ondernemingen vermeld en als koper is vermeld [onderneming 2] B.V..
Op 17 augustus 2015 heeft de Rabobank een melding ontvangen van mr. M.J.C.
Wensink dat de genoemde brief van de Rabobank Nederland mogelijk is vervalst ten behoeve van het verkrijgen van een investering door haar cliënte: [onderneming 1] . De Rabobank heeft deze brief ontvangen van mr. Wensink. Uit de beoordeling van de verstrekte brief is gebleken dat de koopsom is aangepast van € 3.000.000,- naar € 4.800.000,-.
Getuige [getuige 1] heeft in een verhoor bij de politie verklaard:
[verdachte] wilde vier parken kopen en zocht een financier.De stichting van zijn vrouw is op papier de eigenaar van [onderneming 2] B.V.. Zijn vrouw was nooit bij besprekingen aanwezig. Voor mij was alleen [verdachte] het contact. Hij handelde als eigenaar.Volgens de brief van de bank bleek de koopsom 6 miljoen euro. De koopprijs is voor ons heel belangrijk. Wij gaan ervan uit dat de juiste verkoopprijs wordt getoond.Wij hebben hem gezegd dat hij nooit 6 miljoen zou krijgen, omdat wij nooit 100% financieren. Vervolgens hoorde ik [verdachte] zeggen dat hij wel 5 miljoen wilde. Ook dat wilden wij niet omdat wij dat teveel risico vonden. Uiteindelijk zijn wij akkoord gegaan dat wij hem 4,5 miljoen zouden geven en [verdachte] zelf uit eigen middelen 1,5 miljoen zou inbrengen. Dat gaf ons wel vertrouwen dat het goed zou komen.
Getuige [getuige 1] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
We hebben twee brieven van de bank gezien. Op grond daarvan zijn wij ervan uit gegaan dat dat zijn koopprijs was. Dat zijn de brieven die ik na mijn verhoor aan de politie heb toegezonden. U vraagt of die brieven van belang waren bij het verstrekken van de hypotheek. Ja. Daarin stond de koopprijs. Ik neem aan dat dat het geld was dat hij nodig had. Dat was ook het bedrag dat hij wilde lenen.
Getuige [getuige 1] heeft in een verhoor bij de rechter-commissaris verklaard:
Ik dacht dat [verdachte] iets van 7 miljoen nodig had en wij hebben hem iets van 5 miljoen gegeven. Ik weet niet meer precies welke stukken [verdachte] heeft aangeleverd, maar er waren bankbrieven en een taxatierapport bij. Ik herinner me dat er een aankoopbrief bij was waarop het bedrag stond waarvoor hij de parken kon kopen.
De verdachte heeft ter terechtzitting, zakelijk weergegeven, verklaard:
In april 2014 ben ik benaderd door meneer [A] . Hij had financiële problemen en vroeg of ik interesse had in de parken. Dit werd op een gegeven moment concreter en toen moesten wij de financiering gaan regelen. Toen kwam [onderneming 1] in beeld. [onderneming 1] werd vertegenwoordigd door [getuige 2] en [getuige 1] . Ik heb zaken gedaan met [getuige 2] en [getuige 1] . [getuige 2] was onze gesprekspartner. Wij hebben 4,5 miljoen euro geleend van [onderneming 1] .
De e-mail die in het dossier zit waarin de vervalste brieven als bijlage zijn gevoegd heb ik op 27 oktober 2014 aan mevrouw [getuige 1] gestuurd. Het e-mailadres ‘ [e-mailadres] .nl’ is bij mij in gebruik. Ik had de dagelijkse leiding binnen [onderneming 2] .
4.3.1.2 Te bespreken verweren
Betrouwbaarheid getuige [getuige 1]
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaring van getuige [getuige 1] als onvoldoende betrouwbaar terzijde moet worden geschoven, voor zover het gaat om het percentage van de koopprijs dat [onderneming 1] wilde financieren. Voor het overige moet de verklaring argwanend worden beschouwd. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst de raadsman op de verklaringen van getuige [getuige 1] over de vraag wie binnen [onderneming 1] de uiteindelijke beslissingen nam en of [onderneming 1] al dan niet bereid was om 100% van de koopprijs te financieren. Daarover heeft zij wisselend verklaard en haar verklaringen stroken niet met verklaringen van andere getuigen, aldus de raadsman. De rechtbank stelt voorop dat de omstandigheid dat [getuige 1] wisselend zou hebben verklaard over wie binnen [onderneming 1] de beslissingen nam – wat daar verder van zij – nog niet betekent dat haar gehele verklaring als ongeloofwaardig terzijde moet worden geschoven. Van belang is voorts dat de verklaring van [getuige 1] met betrekking tot de vervalste bankbrieven steun vindt in de verklaring van getuige [getuige 2] . Immers, laatstgenoemde heeft verklaard dat hij dacht dat [verdachte] iets van 7 miljoen euro nodig had en [onderneming 1] hem iets van 5 miljoen euro heeft geleend. Hoewel de door [getuige 2] genoemde bedragen niet exact overeenkomen, komen zij verhoudingsgewijs vrijwel overeen met de daadwerkelijk verstrekte 4,5 miljoen ten opzichte van de uit de brieven blijkende koopsom van (in totaal) 6 miljoen. Dat maakt dat de rechtbank de verklaring van getuige [getuige 1] dat [onderneming 1] niet 100% wilde financieren geloofwaardig en derhalve bruikbaar acht.
Opzet
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet zou hebben gehad op het gebruiken van de vervalste bankbrieven. De rechtbank overweegt daartoe dat verdachte - zowel met de banken als met [onderneming 1] - de financieringsonderhandelingen heeft gevoerd en het contact onderhield. Verdachte heeft, kennelijk in antwoord op een vraag van [onderneming 1] , zelf de e-mail aan getuige [getuige 1] verstuurd en de vervalste bankbrieven als bijlagen aan die mail gehecht. Op basis van de hiervoor weergegeven verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] gaat de rechtbank er voorts vanuit dat verdachte al vanaf het begin van de onderhandelingen een valse kooprijs heeft vermeld die vervolgens is neergelegd in de vervalste bankbrieven. Gelet op voornoemde omstandigheden tezamen acht de rechtbank bewezen dat verdachte het opzet had op het versturen en daarmee gebruiken van de vervalste bankbrieven.
Misleiding
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat valsheid in geschrifte niet kan worden bewezen omdat de vervalste bankbrieven niet zijn gebruikt ter misleiding van [onderneming 1] . De verklaring van verdachte dat hij vanaf het begin van de onderhandelingen melding heeft gemaakt van de daadwerkelijke verkoopprijs vindt geen steun in het dossier. Getuige [getuige 1] verklaart expliciet dat zij verdachte heeft laten weten dat hij geen 6 miljoen euro zou krijgen. Dit wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 2] . Hij verklaart weliswaar niet expliciet over een koopprijs van 6 miljoen euro, maar verklaart wel over een substantieel hoger bedrag dan de daadwerkelijke koopprijs van 3.295.000,- euro. Getuige [getuige 2] heeft daarover verklaard:
‘Ik dacht dat [verdachte] iets van 7 miljoen nodig had en wij hebben hem iets van 5 miljoen gegeven.’De rechtbank gaat er gelet op deze verklaringen vanuit dat verdachte een valse voorstelling van de verkoopprijs heeft gegeven. Naast de verklaringen van getuige [getuige 1] en [getuige 2] bevestigen het gebruik van de vervalste bankbrieven dit scenario ook. Indien [verdachte] de daadwerkelijke koopprijs zou hebben vermeld was het ook niet nodig geweest om deze vervalste bankbrieven te gebruiken.
Voorwaardelijk verzoek horen notaris [notaris 2]
De raadsman heeft een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het horen van notaris [notaris 2] , indien de rechtbank hem niet volgt in zijn standpunt dat [onderneming 1] op de hoogte was van de daadwerkelijke koopprijs.
Bij de beoordeling van dit verzoek is het noodzaakscriterium van toepassing. Dat betekent dat als criterium geldt of het horen van de gevraagde getuige noodzakelijk is voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit zowel de verklaring van getuige [getuige 1] als uit de verklaring van getuige [getuige 2] dat verdachte hen gedurende de onderhandelingen een valse voorstelling van de verkoopprijs heeft gegeven.
Daarnaast constateert de rechtbank dat de hypotheekakte en de akte van levering - die zich beide in het dossier bevinden - niet de koopprijs vermelden, maar verwijzen naar de bankbrieven. Aldus heeft de notaris verhinderd dat de koopprijs in de stukken stond. Dat had niet zo gemogen en de notaris heeft een rectificatie moeten uitvoeren. Gelet op voorgaande is het horen van notaris [notaris 2] niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing. De rechtbank wijst het verzoek af.
4.3.1.3 Bewijsoverwegingen
Op grond van de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat door verdachte opzettelijk gebruik is gemaakt van vervalste brieven. Verdachte heeft de originele brieven op 25 juni en 25 juli 2014 van de banken ontvangen. Hij heeft vervolgens op 27 oktober 2014 per mail een vervalste versie van de brieven verstuurd aan getuige [getuige 1] . Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte voor de financiering van de recreatieparken 6 miljoen euro nodig had en dat [onderneming 1] op basis van deze vervalste brieven een lening van 4,5 miljoen euro heeft verstrekt aan [onderneming 2] B.V. Daarbij ging getuige [getuige 1] ervan uit dat verdachte zelf 1,5 miljoen zou inleggen.
De vervalste brieven met daarin de vermelde (gezamenlijke) koopprijs van 6 miljoen euro zijn door verdachte gebruikt als overtuigingsstuk teneinde een hypotheek te verkrijgen om vier recreatieparken te kunnen kopen. Dit terwijl de daadwerkelijke koopprijs van de vier recreatieparken slechts 3.295.000,- euro was.
Juridische toerekening aan [onderneming 2] B.V.
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat opzettelijk gebruik is gemaakt van vervalste brieven. Dat is gedaan door verdachte. Hetzelfde feit is ook ten laste gelegd aan verdachte in de hoedanigheid van feitelijk leidinggever van [onderneming 2] B.V.
Ter beoordeling daarvan dient eerst te worden vastgesteld of [onderneming 2] B.V. een strafbaar feit heeft begaan. Pas als dat het geval is, zou verdachte als feitelijk leidinggever in beeld kunnen komen.
Ingevolge artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht kunnen strafbare feiten worden begaan door rechtspersonen. De strafbaarheid van een rechtspersoon wordt vastgesteld aan de hand van drie vraagpunten:
Is de rechtspersoon geadresseerde van de norm?
Kan de verboden gedraging – die door een natuurlijk persoon is verricht – aan de rechtspersoon worden toegerekend?
Kan het bestanddeel opzet of schuld worden bewezen?
De eerste vraag kan bevestigend worden beantwoord. Valsheid in geschrifte is een delict dat door een rechtspersoon kan worden gepleegd.
Bij de beantwoording van de tweede vraag is van belang dat de vervalste brieven zijn verstuurd vanaf een e-mailadres van [onderneming 2] B.V., in het kader van onderhandelingen over de koop van recreatieparken door [onderneming 2] B.V., waarbij de verkregen hypothecaire lening geheel ten goede is gekomen aan [onderneming 2] B.V. Ook de tweede vraag dient daarmee bevestigend te worden beantwoord.
Ten slotte acht de rechtbank ook bewezen dat de verboden handelingen opzettelijk door [onderneming 2] B.V. zijn gepleegd (zie hierboven onder het kopje ‘Opzet’).
Feitelijk leidinggeven
Indien een strafbaar feit wordt begaan door een rechtspersoon, kan ingevolge het tweede lid van artikel 51 van het Wetboek van Strafrecht ook strafvervolging worden ingesteld, en kunnen ook straffen worden uitgesproken tegen hen die tot dat feit opdracht hebben gegeven en/of aan dat feit feitelijk leiding hebben gegeven.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen – waaronder de verklaring van verdachte – volgt dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde de dagelijkse leiding had binnen [onderneming 2] B.V.. Nu verdachte bovendien (ook) zelf opzettelijk de vervalste brieven heeft verstuurd, behoeft het naar het oordeel van de rechtbank geen nadere motivering dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan de door [onderneming 2] B.V. gepleegde valsheid in geschrifte.
Plegen of feitelijk leidinggeven?
Indien een leidinggevende ervan verdacht wordt persoonlijk de delictsbestanddelen te hebben vervuld, heeft het Openbaar Ministerie de keuze om hem ofwel ter zake van plegen ofwel op de voet van artikel 51 Sr te vervolgen als feitelijk leidinggever, eventueel naast de rechtspersoon.Dat is een kwestie van opportuniteit. In onderhavige zaak heeft de officier van justitie er echter voor gekozen om verdachte in beide hoedanigheden te vervolgen.
De vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is of het juridisch mogelijk is om de strafbare gedraging ook in beide hoedanigheden bewezen te verklaren. De Hoge Raad heeft zich daarover niet uitgelaten. De rechtbank ziet echter geen juridisch-technische bezwaren om een verdachte in beide varianten te vervolgen zo lang bij de strafoplegging rekening wordt gehouden met de verwevenheid tussen de feiten.De rechtbank acht daarom het gebruikmaken van vervalste brieven in beide hoedanigheden bewezen. Verdachte heeft als natuurlijk persoon immers zelf alle delictsbestanddelen vervuld, maar heeft ook feitelijk leidinggegeven aan de rechtspersoon.
Conclusie
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als natuurlijk persoon én als feitelijk leidinggever in de periode van 25 juni 2014 tot en met 29 oktober 2014 opzettelijk gebruik heeft gemaakt van vervalste bankbrieven die bestemd waren om als bewijs van de koopprijs te dienen als ware deze brieven echt en onvervalst.
4.3.2Feit 2: witwassen
4.3.2.1 Bewijsmiddelen
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan witwassen van 4,5 miljoen euro en vier recreatieparken (die bestaan uit kavels grond, opstalrechten en/of appartementsrechten), en/of dat hij daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Onder verwijzing naar de bewijsmiddelen genoemd ten aanzien van feit 1 stelt de rechtbank vast dat [onderneming 2] B.V. door gebruik te maken van vervalste documenten een lening heeft verkregen van 4,5 miljoen euro en dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan het gebruikmaken van de vervalste documenten.
In een proces-verbaal verstrekking gevorderde gegevens is gerelateerd welke gegevens door [notaris 2] Notariaat zijn verstrekt. Deze documenten zijn als bijlage bij het proces-verbaal gevoegd.
Uit het uittreksel van de Kwaliteitsrekening van [notaris 2] Notariaat volgt dat door [onderneming 1] op 24 oktober 2014 een bedrag van 4.049.942,71 euro is overgemaakt op de kwaliteitsrekening van [notaris 2] Notariaaten dat vervolgens op 31 oktober 2014 een bedrag van 3.295.000,- euro is overgemaakt aan de ABN AMRO bank. Bij de omschrijving staat vermeld ‘afl. hypotheken inz [recreatiepark 4] / [recreatiepark 1] / [vestigingsplaats] ’.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat het gehele geldbedrag van 4,5 miljoen euro onmiddellijk uit eigen misdrijf is verkregen. Daarbij verdient opmerking dat [onderneming 1] niet 4,5 miljoen euro heeft overgeschreven, maar een lager bedrag, omdat door [onderneming 2] B.V. direct een rente-aflossing werd gedaan ter hoogte van tien procent van de hoofdsom.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende investeringen in recreatieparken is het volgende gerelateerd:
[onderneming 2] B.V. is opgericht op 26 juni 2014. Enig aandeelhouder en bestuurder is Stichting Administratiekantoor [onderneming 2] . Onder [onderneming 2] B.V. hangen vervolgens zes werkmaatschappijen waarvan [onderneming 2] B.V. de enig aandeelhouder en bestuurder is.
Mij werd medegedeeld dat de levering van de vier recreatieparken op 29 oktober 2014 bij de notaris [notaris 2] te Amsterdam zal plaatsvinden. Tevens werd medegedeeld dat [verdachte] namens de kopende partij de onderhandelingen voert dan wel heeft gevoerd.
Uit de kadastrale bevraging bleek dat er op 29 oktober 2014 drie akten waren gepasseerd in relatie tot de vier recreatieparken.
Eerste levering
Op 29 oktober 2014, 12.05 uur wordt de akte tot levering van de parken aan [onderneming 2] B.V. en [onderneming 2] B.V. ondertekend. Uit de akte blijkt het volgende:
Bij de notaris verscheen [A] . Hij handelt namens:
- [recreatiepark 2] B.V., verder als verkoper 1 aangeduid;
- [recreatiepark 1] B.V., verder als verkoper 2 aangeduid;
- [recreatiepark 4] B.V., verder als verkoper 3 aangeduid;
- [recreatiepark 3] B.V., verder als verkoper 4 aangeduid
- [onderneming 3] B.V., verder als Opstaller en/of verkoper 5 aangeduid.
Verkoper 1 t/m 5 en de Opstaller worden verder tezamen als verkoper aangeduid.
Daarnaast verscheen mevr. [medeverdachte] . Zij handelt namens:
- [onderneming 2] B.V., verder aan te duiden als koper 1
- [onderneming 2] B.V., verder aan te duiden als koper 2 en/of de Opstalgerechtigde.
Koper 1 en Koper 2 worden verder tezamen als koper aangeduid.
Op basis van de koopovereenkomsten worden op 29 oktober 2014, bij de akte van levering, geleverd:
Door [recreatiepark 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] (verkoper 1) aan [onderneming 2] B.V. (koper 1):
24 percelen grond gelegen bij [adres] te [vestigingsplaats] ;
234 opstalrechten op percelen grond gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
30 opstalrechten op percelen grond gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] ;
Dit wordt hierna genoemd [recreatiepark 2] .
Door [recreatiepark 1] , gevestigd te [recreatiepark 1] (verkoper 2) aan [onderneming 2] B.V. (koper 1):
203 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels voor onder meer het plaatsen van een stacaravan/chalet, het gebruik als camping, hoofdgebouwen, wegen enzovoort
Door [onderneming 3] B.V. (verkoper 5) aan [onderneming 2] . B.V. (koper 2):
194 Opstalrechten om op genoemde appartementen te [adres] een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben
Tezamen worden de registergoederen [recreatiepark 1] genoemd.
Door [recreatiepark 4] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] (verkoper 3) aan [onderneming 2] B.V. (koper 1)
3 percelen grond, gelegen aan de [adres] te [adres]
34 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels bestemd voor het plaatsen van chalets of recreatiewoningen en de camping, hoofdgebouwen, wegen enz.
Door [onderneming 3] B.V. (verkoper 5) aan [onderneming 2] . B.V.
31 opstalrechten om op genoemde appartementen te Sinderen een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben.
Door [recreatiepark 3] B.V., gevestigd te Weert aan [onderneming 2] B.V.:
24 appartementsrechten op het uitsluitend gebruik van kavels bestemd voor het plaatsen van chalets of recreatiewoningen en de camping, hoofdgebouwen, wegen enz.
Door [onderneming 3] B.V., (verkoper 5) aan [onderneming 2] . B.V.
15 opstalrechten om op genoemde appartementen te [recreatiepark 3] een chalet of recreatiewoningen in eigendom te hebben
Tezamen worden de registergoederen onder 4A en 4B [recreatiepark 3] genoemd.
De verdachte heeft ter terechtzitting als volgt verklaard:
De eigendom van de recreatieparken is op 29 oktober 2014 door [A] overgedragen aan [onderneming 2] B.V. en de opstalrechten van drie van de vier recreatieparken zijn overgedragen aan [onderneming 2] . B.V. De recreatieparken zijn op dezelfde dag via [onderneming 2] doorgeleverd aan de dochterondernemingen.
Voor de aankoop van de recreatieparken hebben wij 4,5 miljoen euro geleend van [onderneming 1] . We hebben de rente één jaar vooruitbetaald. Die rente is ingehouden op de hypothecaire lening. Ik had de dagelijkse leiding binnen [onderneming 2] .
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat op 29 oktober 2014 de overdracht heeft plaatsgevonden van de recreatieparken. Bij de overdracht zijn aan [onderneming 2] B.V. kavels/percelen grond en appartementsrechten geleverd met betrekking tot [recreatiepark 2] gevestigd te [vestigingsplaats] , [recreatiepark 1] gevestigd te [vestigingsplaats] , [recreatiepark 4] gevestigd te [vestigingsplaats] en [recreatiepark 3] gevestigd te [vestigingsplaats] , als ook de opstalrechten met betrekking tot [recreatiepark 2] .
Aan [onderneming 2] . B.V. zijn de opstalrechten met betrekking tot [recreatiepark 1] , [recreatiepark 4] en [recreatiepark 3] geleverd.
Hypotheekakte
Op 29 oktober 2014, 13.35 uur passeert er een hypotheekakte. Daarin staat het volgende vermeld, voor zover hier van belang.
Voor het passeren van deze akte zijn verschenen:
[medeverdachte] , handelend namens:
- De Stichting Administratiekantoor [onderneming 2]
- [onderneming 2] B.V., schuldenaar
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., onderzetter 1
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., onderzetter 2
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., onderzetter 3
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., onderzetter 4
Onderzetters 1 t/m 4 worden verder tezamen als onderzetter benoemd.
[getuige 2] , handelend namens
- [onderneming 1] Limited naar het recht van Hong Kong, gevestigd te Hong Kong.
verder te noemen Schuldeiser.
Uit akte blijkt dat er recht van hypotheek ten gunste van [onderneming 1] ltd. gevestigd wordt op de
volgende registergoederen:
- van [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., de 24 percelen grond
- van [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., 203 appartementsrechten
- van [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. ,de 3 percelen grond en 34 appartementsrechten
- van [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., de 24 appartementsrechten.
De basis van dit recht is een Overeenkomst tussen [onderneming 1] Ltd. en [onderneming 2] B.V.. De inhoud daarvan is niet bekend. De hoofdsom bedraagt
€ 4.500.000.
Daarnaast worden ten gunste van [onderneming 1] Litd. diverse pandrechten gevestigd op zaken van de onderzetter ( [onderneming 2] [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] , [vestigingsplaats] en [vestigingsplaats] B.V.).
Tussenconclusie
Op basis van de hiervoor aangehaalde hypotheekakte stelt de rechtbank vast dat de door [onderneming 1] aan [onderneming 2] B.V. geleende 4,5 miljoen is gebruikt ter financiering van de door [onderneming 2] B.V. gekochte recreatieparken. Nu de uit misdrijf verkregen 4,5 miljoen euro is gebruikt ter financiering van de recreatieparken is sprake van witwassen in de zin van ‘omzetten’. Het uit misdrijf verkregen geld is omgezet in vier recreatieparken.
Tweede levering
Vervolgens wordt om 14.40 uur een akte gepasseerd terzake de (door)levering van de diverse registergoederen.
De betrokken partijen zijn:
- [onderneming 2] B.V., verkoper
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., koper 1
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., koper 2
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., koper 3
- [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V., koper 4.
Kopers 1 t/m 4 werden tezamen koper genoemd.
De levering in deze akte betreft:
1. Door [onderneming 2] B.V. aan [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. de levering van [recreatiepark 2] : 24 percelen grond
2. Door [onderneming 2] B.V. aan [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. de levering van [recreatiepark 1] : 203 appartementsrechten
3. Door [onderneming 2] B.V. aan [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. de levering van [recreatiepark 4] : 3 percelen grond, 34 appartementsrechten
4. Door [onderneming 2] B.V. aan [onderneming 2] [vestigingsplaats] B.V. de levering van [recreatiepark 3] : 24 appartementsrechten.
Tussenconclusie
Op basis van voorgaande akte van levering concludeert de rechtbank dat ook met de overdracht van de recreatieparken en de daarop gevestigde rechten wederom een witwashandeling is verricht. De recreatieparken, die middellijk uit misdrijf afkomstig waren, zijn overgedragen aan de dochterondernemingen, hetgeen zich ook laat kwalificeren als witwassen.
4.3.2.2 Te bespreken verweren
Causaal verband
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn standpunt dat [onderneming 1] de hypothecaire lening niet als gevolg van de toezending van de vervalste brieven heeft verstrekt en verwijst hiervoor naar hetgeen zij daar over heeft overwogen onder punt 4.3.1.3.
De door de raadsman beschreven scenario’s
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat het grootste deel van de door [onderneming 1] verstrekte lening ook zonder de vervalste bankbrieven was verkregen. Nog daargelaten dat de vraag hoe hoog de door [onderneming 1] verstrekte hypothecaire lening zou zijn geweest indien geen gebruik was gemaakt van de vervalste bankbrieven niet te beantwoorden is, ligt deze vraag ook niet aan de rechtbank voor. Immers, uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat de lening zoals deze door [onderneming 2] B.V. is verkregen, zonder de vervalste bankbrieven niet zou zijn verstrekt.
Witwassen van de recreatieparken
Het standpunt van de raadsman dat met de aankoop van de parken alleen het geld en niet de parken zijn witgewassen, omdat geen sprake is van vermenging van vermogen waardoor de illegale component niet meer aanwijsbaar is, is naar het oordeel van de rechtbank onjuist. Het door [onderneming 2] B.V. verwerven en overdragen van de recreatieparken, terwijl deze recreatieparken middellijk uit misdrijf zijn verkregen, zijn gedragingen die kwalificeren als witwassen. Van vermenging is daarbij geen sprake.
4.3.2.3 Bewijsoverwegingen
Juridische toerekening aan de vennootschappen
Omdat de ten laste gelegde gedragingen – gelet op de gebezigde bewijsmiddelen – hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersonen worden deze gedragingen (ook) aan hen toegerekend. Het zijn immers de vennootschappen die de goederen verwerven en/of omzetten en/of overdragen.
Omdat de handelingen door iedere vennootschap afzonderlijk zijn verricht is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van medeplegen.
Feitelijk leidinggeven
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat de witwashandelingen door de vennootschappen zijn verricht. Verdachte is daarvoor als feitelijk leidinggever strafrechtelijk aansprakelijk. Dit behoeft naar het oordeel van de rechtbank geen uitgebreide motivering nu verdachte erkent dat hij ten tijde van het ten laste gelegde de dagelijkse leiding had binnen het bedrijf en ook uitvoerende handelingen heeft verricht (zoals bewezenverklaard onder feit 1). Daarnaast volgt uit de verklaring van verdachte dat hij de ‘architect’ was van de bedrijfskundige constructie met betrekking tot [onderneming 2] B.V..
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan witwassen van 4,5 miljoen euro en vier recreatieparken en de daarbij behoren rechten.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit zelf als (mede)pleger heeft gedaan en zal verdachte van het onder feit 2 A ten laste gelegde vrij spreken.