ECLI:NL:RBMNE:2019:5946

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
16/706583-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van diefstal met geweld en afpersing door gebruik van politie-uniformen en vuurwapens

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een diefstal met geweld en afpersing. De verdachte, geboren in 1990 en woonachtig in Almere, werd beschuldigd van het verwerven en voorhanden hebben van politie-uniformen en vuurwapens, met de intentie om deze te gebruiken voor een gewapende overval. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 zich heeft voorbereid op deze misdrijven door onder andere vuurwapens en politie-uniformen te verwerven. Tijdens de rechtszittingen op 25 januari, 5 april, 28 juni, 28 november en 29 november 2019 zijn de feiten en omstandigheden uitvoerig besproken. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van uitlokking of schending van het Tallon-criterium, maar dat het wissen van videobeelden door de politie wel vormverzuim opleverde, wat leidde tot strafvermindering. De verdachte werd uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 39 maanden. De rechtbank heeft de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen en heeft diverse in beslag genomen goederen verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706583-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 januari 2019, 5 april 2019 en 28 juni 2019 en – de inhoudelijke behandeling – op 28 november 2019 en 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mrs. B.S. Schnier en H.J. Starrenburg (hierna gezamenlijk te noemen: de officier van justitie) en van hetgeen de verdachte en zijn raadsman, mr. M.A.I. Witlox, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 juni 2019 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.in de periode 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 op diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, ter voorbereiding van diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging, opzettelijk diverse voorwerpen, waaronder voertuigen, (onderdelen van) politie-uniformen en bijbehorende attributen (imitatievuurwapens, wapenstokken, portofoons, politiekoppels, handboeien, traangas) en foto’s/filmpjes van personen in politiekleding, welke voorwerpen bestemd waren tot het begaan van die misdrijven, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2.op 20 april 2018 in Diemen, (samen met anderen) een verboden (vuur)wapen met 66 bijbehorende patronen, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen;
3.op 26 april 2018 in Almere, (samen met anderen) een verboden (vuur)wapen met 20 bijbehorende patronen, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen;
4.in de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 op diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling van politiekleding;
subsidiairten laste gelegde als opzet- dan wel schuldheling;
5.op 19 oktober 2018 in Almere (samen met anderen) 2 verboden gaspistolen en 9 patronen voorhanden heeft gehad;
6.zich in de periode van 5 december 2017 tot en met 19 oktober 2018 in Almere schuldig heeft gemaakt aan opzet- dan wel schuldheling van een Laptop (merk: HP),
subsidiairten laste gelegd als diefstal (samen met anderen) van die laptop van
[benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] op 5 december 2017 in Almere, uit een woning door middel van braak/verbreking/inklimming;
7.hij op 19 oktober 2018 in Almere (samen met anderen) twee boksbeugels voorhanden heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
3.1
ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE
3.1.1
Het verweer
De verdediging heeft aan de hand van schriftelijke aantekeningen de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging bepleit. Dit verweer is gegrond op een aantal onderdelen dat op zichzelf dan wel in samenhang tot het bepleite rechtsgevolg dient te leiden. Het verweer wordt in al zijn onderdelen hierna samengevat weergegeven.
Vernietiging beelden poolcentrum
In het poolcentrum, een etablissement waar naast verdachte ook een of meer met infiltratie belaste opsporingsambtenaren (hierna ook te noemen: infiltranten) zich hebben opgehouden, zijn met behulp van een camera beeld- en/of geluidsopnamen gemaakt en op een gegevensdrager vastgelegd. Deze bestanden kunnen in belangrijke mate bijdragen aan de rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van de in de zaak tegen verdachte toegepaste bijzondere opsporingsbevoegdheden. De gegevensdrager is inbeslaggenomen en die bestanden zijn door de politie vervolgens daarvan verwijderd, de verdediging neemt aan: vernietigd. Aldus is aan de verdediging en aan de rechtbank de kennisneming van potentieel ontlastend materiaal onthouden. Daarmee is door de met opsporing en vervolging belaste ambtenaren met grove veronachtzaming van de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort gedaan. Deze ambtenaren treft het verwijt dat zij onvoldoende hebben zorggedragen voor het veiligstellen van de inbeslaggenomen bestanden. In ieder geval hadden die bestanden niet vernietigd mogen worden, doch bewaard moeten blijven, zo nodig met het oog op de toevoeging daarvan aan het dossier. Dit verzuim is zeer ernstig, en getoetst aan het zogenaamde Zwolsman-criterium, dient de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie daarvan het rechtsgevolg te zijn.
Bevel tot infiltratie
In de zaak van de verdachte is de bijzondere opsporingsbevoegdheid van infiltratie in de zin van artikel 126h van het Wetboek van Strafvordering (Sv) toegepast. Weliswaar komt aan de officier van justitie de bevoegdheid toe over te gaan tot de inzet van deze bevoegdheid, maar ingevolge de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden kan van rechtmatige toepassing van deze bevoegdheid slechts sprake zijn nadat het College van Procureurs-generaal daarvoor toestemming heeft verleend. Dat die toestemming is verleend kan echter niet blijken uit de stukken in het dossier.
Inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden
De inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheid tot het stelselmatig inwinnen van informatie (artikel 126j Sv) kan de subsidiariteitstoets niet doorstaan, nu moet worden aangenomen dat voor het bereiken van het met opsporing nagestreefde doel met de inzet van reguliere bevoegdheden (observatie en opnemen van vertrouwelijke communicatie) kon worden volstaan.
Met betrekking tot de toegepaste bevoegdheid tot infiltratie (artikel 126h Sv) heeft te gelden dat de in het eerste lid van die bepaling verwoorde hoge subsidiariteitsdrempel niet is gehaald. Immers, niet is gebleken dat het onderzoek de inzet van deze opsporingsbevoegdheid dringend vorderde. Al met al stond dit optreden van politie en openbaar ministerie niet in een redelijke verhouding tot het daarmee te bereiken doel, gezien de aard van de verdenking.
Schending van het wettelijk verbod tot uitlokking
Er bestaan essentiële verschillen tussen enerzijds de verklaringen van verdachte en anderzijds wat door de infiltranten is geschreven en verklaard over wat door verdachte gezegd zou zijn. Wanneer alleen wordt uitgegaan van de juistheid van de naar aanleiding van hun werkzaamheden opgemaakte verslaglegging van de infiltranten kan niet met succes worden volgehouden dat zij bij hun werkzaamheden de verdachte hebben gebracht tot andere strafbare feiten dan waarop diens opzet reeds tevoren was gericht. Er is echter aanleiding te twijfelen aan de betrouwbaarheid van deze verslaglegging. De verslaglegging kan niet worden gecontroleerd nu gesprekken niet auditief zijn vastgelegd, terwijl de (Nederlandse) infiltranten de naar aanleiding van hun verrichtingen opgemaakte processen-verbaal niet ieder voor zich doch steeds gezamenlijk hebben opgemaakt. Op grond van de inhoud daarvan moet het ervoor worden gehouden dat de herinneringen van de infiltranten steeds eensluidend zijn. Dat bij de betrokken infiltranten in het geheel geen verschil in herinnering of waardering bestaat is redelijkerwijs niet voorstelbaar. Ook om andere redenen kan niet worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van die verslaglegging. Zo is gebleken dat van relevante feitelijkheden, zoals gokken en het nuttigen van alcohol, in de verslaglegging geen melding is gemaakt, terwijl zelfs het door verbalisanten letterlijk uitwerken van een verhoor van verdachte niet foutloos kon plaatsvinden.
Al met al valt er veel af te dingen op de betrouwbaarheid van de verslaglegging door de infiltranten, terwijl verdachte stelt dat hij wel degelijk is uitgelokt. In het licht van wat aldus over de betrouwbaarheid van de verslaglegging kan worden gezegd c.q. is gebleken, terwijl verdachte geen mogelijkheden heeft om zijn stellingen nader te onderbouwen, moet het ervoor worden gehouden dat de verdachte – die bovendien vanwege het gemeten IQ als kwetsbaar persoon moet worden beschouwd – tot andere handelingen is gebracht dan waarop zijn opzet tevoren was gericht.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer in al zijn onderdelen.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Alvorens de rechtbank overgaat tot de bespreking van het gevoerde verweer stelt de rechtbank het navolgende vast.
Vaststelling feiten [1]
De start van het onderzoek
- Vanaf mei 2016 is er bij het Team Criminele Inlichtingen van de Koninklijke Marechaussee informatie over verdachte binnengekomen: [2]
 Tweede kwartaal 2016: “ [verdachte] , de zoon van [A ] van het poolcentrum aan de [adres] in [woonplaats] (hiermee wordt bedoeld: verdachte), biedt automatische vuurwapens te koop aan” (de informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
 December 2016: “De Turkse zoon van de eigenaar van het poolcentrum in [woonplaats] (hiermee wordt bedoeld: verdachte) is in het bezit van een of meerdere vuurwapens” (een oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie kan niet worden gegeven).
 December 2016: “De zoon van de eigenaar van het poolcentrum, genaamd [verdachte] (hiermee wordt bedoeld: verdachte), handelt in vuurwapens en politie uniformen” (de verstrekte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
 Januari 2017: “ [verdachte] (hiermee wordt verdachte bedoeld) handelt nog steeds in vuurwapens. [verdachte] biedt op dit moment tientallen handvuurwapens te koop aan met een grote hoeveelheid bijbehorende munitie. Tevens verkoopt [verdachte] nieuwe politie-uniformen” (de verstrekte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
 Januari 2017: “de lange dunne portier van het poolcentrum in [woonplaats] , welke bevriend is met [verdachte] (hiermee wordt bedoeld: verdachte) (…) pleegt samen met [verdachte] roofovervallen. Bij deze roofovervallen dragen zij het nieuwe politie-uniform” (de versterkte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
 September 2017: “mensen die van [verdachte] (hiermee wordt bedoeld: verdachte) een pistool willen kopen maken eerst een afspraak met [verdachte] in het poolcentrum. Als de mensen een afspraak met [verdachte] hebben, dan kunnen ze het pistool in het poolcentrum komen bekijken” (de versterkte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
- Gelet op voornoemde informatie is een rechercheonderzoek gestart naar verdachte.
De inzet van (bijzondere) opsporingsmiddelen:
- Op 25 september 2017 heeft de officier van justitie een bevel observatie ex artikel 126g Sv [3] afgegeven. In de aanvraag van het bevel staat onder meer als doel van de observatie omschreven zicht te krijgen op de (criminele) contacten en activiteiten van verdachte, onder meer de handel in/het bezit van vuurwapens en de handel in politie-uniformen en het plegen van roofovervallen. Dit bevel was van kracht tot en met 22 december 2017. Op 15 februari 2018 is een nieuw bevel observatie ex artikel 126g Sv afgegeven. [4] Dit bevel is vervolgens twee keer verlengd en was van kracht tot en met 8 november 2018. [5]
- Op 3 oktober 2017 zijn door de officier van justitie bevelen opnemen van (tele)communicatie ex artikel 126m Sv [6] afgegeven en vervolgens diverse malen, en ten aanzien van diverse telefoonnummers, afgegeven en verlengd. De bekende telefoonnummers van verdachte zijn opgenomen en afgeluisterd. In het proces-verbaal van verdenking betreffende verdachte is gerelateerd dat er meerdere telefoongesprekken naar voren zijn gekomen die de verdenking tegen verdachte mogelijk kunnen bevestigen.
- Op 7 maart 2018 heeft de officier van justitie een bevel stelselmatige inwinning van informatie ex artikel 126j Sv [7] afgegeven. In dit bevel staat omschreven op welke wijze hieraan uitvoering zal worden gegeven, namelijk: “getracht zal worden in contact te komen met verdachte, zijn directe leefomgeving en/of zijn ‘zakelijk’ netwerk. Hierbij zal getracht worden een vertrouwensband met hem op te bouwen. Nadat dit gerealiseerd is zal op nog nader te bepalen wijze vuurwapenhandel, handel in politie-uniformen dan wel het plegen van overvallen in politie-uniformen onder de aandacht worden gebracht van de verdachte.” [8] Dit bevel was van kracht tot en met 17 mei 2018 en is vervolgens verlengd tot en met 14 augustus 2018. [9]
- Op 7 maart 2018 is voorts een bevel pseudokoop en/of -dienstverlening ex artikel 126i Sv [10] afgegeven door de officier van justitie, betreffende ‘de aankoop van één of meerdere vuurwapens en/of één of meerdere politie-uniform(en)’. [11] Dit bevel was van kracht tot en met 17 mei 2018 en is vervolgens verlengd tot en met 14 augustus 2018. [12]
- Op 25 maart 2018 is er in het poolcentrum een ontmoeting tussen verdachte en de infiltranten geweest. Verdachte heeft gesproken over vuurwapens die hij voorhanden had. [13]
- Op 19 april 2018 heeft verdachte aan de infiltranten verteld hij op dat moment nog een aantal vuurwapens had liggen en dat hij over 1 à 2 weken een nieuwe lading binnenkrijgt met een aantal GL’s, GL-17 en GL-25. Verdachte vertelde dat hij laatst AK’s had verkocht voor € 1250,- per stuk. Verdachte vertelde dat hij complete politie- en AT-uniformen heeft. Deze zijn compleet met onder andere portofoons, handboeien, oortjes, helmen en badge met eigen stamnummer. Hij heeft verteld dat hij hier gebruik van maakt samen met vier à zes anderen. ‘Als je weet dat er ergens een paar blokken liggen, dan gaan wij dat voor je halen en dan verdelen we het’, vertelde verdachte aan de infiltranten. De infiltranten hoorden dat ze dan net als de ‘echte’ politie ’s ochtends vroeg een deur eruit rammen en dan een woning naar binnen gaan en vervolgens ‘politie, politie’ roepen. De infiltranten hoorden dat verdachte hen vroeg of zij interesse hadden in de wapens. Als ze wilden kon hij binnen tien minuten de beschadigde Browning hebben, omdat die in de omgeving van Almere zou moeten zijn. Verdachte belde vervolgens een vriend en zei tegen de infiltranten dat de levering een dag later, op 20 april 2018, zou plaatsvinden. [14]
- Op 20 april 2018 heeft verdachte samen met een ander een vuurwapen met bijbehorende munitie geleverd aan de infiltrant(en). [15]
- Op 26 april 2018 heeft verdachte wederom een vuurwapen met bijbehorende munitie aan de infiltrant(en) geleverd. [16]
- Op 29 april 2018 heeft verdachte aan de infiltranten verteld dat hij beschikt over politie-uniformen. [17]
- Op 17 mei 2018 vertelde verdachte dat hij zeven complete politie-uniformen heeft en deze niet ging verkopen of verhuren. Verdachte vertelde de infiltranten dat als zij ergens in politie-uniform naar binnen gaan, een aantal jongens echte politie vuurwapens bij zich draagt en een aantal nepwapens. Verdachte zei dat hij zijn vriendin wel even ging appen voor een foto en kort erna toonde verdachte foto’s waarop hij geposeerd stond in een volledig politie-uniform van de huidige Nationale Politie Nederland. [18]
- Op 4 juni 2018 heeft verdachte samen met een ander originele politiekledingstukken aan de infiltranten verkocht. [19]
- Op 13 juli 2018 is een bevel infiltratie ex artikel 126h Sv afgegeven door de officier van justitie, in welk bevel onder meer is opgenomen dat er (een) groep(en) van personen is waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd en/of gepleegd. Het betreft (een) groep(en) die (deels) bekend is/zijn bij verdachte en die kan worden beschreven als de groep die met de vuurwapens en politie-uniformen overvallen pleegt en/of in de groep die in staat is om vuurwapens en politie-uniformen aan te schaffen, deze te verhandelen of daarvan zelf gebruik te maken voor het plegen van gewapende overvallen. [20] Dit bevel was van kracht tot en met 11 oktober 2018 en is vervolgens verlengd tot en met 11 december 2018. [21]
Bespreking van het gevoerde verweer
Vernietiging beelden poolcentrum
Op bevel van de officier van justitie is overgegaan tot de inzet van bijzondere bevoegdheden tot opsporing. Deze bevoegdheden zijn naar hun aard ingrijpend en daarom is de toepassing daarvan gebonden aan wettelijke regels, die zijn neergelegd in het eerste boek, titel IVA van het Wetboek van Strafvordering. De regulering bij wet en algemene maatregel van bestuur beoogt – kort gezegd – mede te waarborgen dat de zittingsrechter in staat wordt gesteld tot de toetsing van de rechtmatigheid van de toepassing daarvan, ambtshalve of naar aanleiding van een gevoerd verweer. De rechtbank gaat ervan uit – de officier van justitie heeft de stelling van de verdediging immers niet weersproken – dat voor de opsporing relevante handelingen van infiltranten (in beeld en/of geluid) zijn vastgelegd op een digitale gegevensdrager, die (naar de rechtbank aanneemt: in het poolcentrum) onder [A ] (de vader van verdachte) in beslag is genomen. [22] De data die op die gegevensdrager stonden zijn door een digitaal expert van de politie Eenheid Midden-Nederland verwijderd [23] en, naar de rechtbank de officier van justitie begrijpt, vernietigd.
Volgens de mening van de officier van justitie is dat vernietigen niet onrechtmatig. Kennisneming van die bestanden houdt het risico in dat de identiteit van infiltranten of opsporingsmethodieken worden onthuld. Zwaarwegende opsporingsbelangen maken dat die risico’s tot een minimum dienen te worden teruggebracht. Nu ook van de in het poolcentrum door de infiltranten verrichte handelingen door hen uitgebreid schriftelijk verslag is gedaan, terwijl zij bovendien als getuigen vragen (ook gesteld door de verdediging) hebben beantwoord, wordt de verdachte door dat vernietigen niet in een rechtens te respecteren belang geschaad, aldus samengevat het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank aanvaardt dit standpunt niet als zonder meer juist. Nog daargelaten het antwoord op de vraag of de vernietiging van bestanden die zijn aangetroffen op een inbeslaggenomen gegevensdrager overeenkomstig de regels van strafvordering heeft plaatsgehad, rechtvaardigen de door de officier van justitie aangeroepen belangen
– die op zichzelf beschouwd begrijpelijk zijn – niet het onomkeerbaar vernietigen van bestanden. Immers, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, kan niet met vrucht worden betoogd dat kennisneming van die bestanden iedere betekenis voor de rechtmatigheidstoetsing van de toepassing van een bijzondere opsporingsbevoegdheid mist. De enkele stelling dat door de infiltranten schriftelijke verslagen zijn opgesteld en hun getuigenverhoren hebben plaatsgehad is daarvoor onvoldoende. Opmerking verdient in het algemeen, dat modaliteiten denkbaar zijn, waarbij die bestanden wél bij de rechtmatigheidstoetsing door de rechtbank kunnen worden betrokken, zonder dat de door de officier van justitie bedoelde opsporingsbelangen in het gedrang komen, bijvoorbeeld door tussenkomst van de rechter-commissaris. Dat de gegevensdrager niet onder de verdachte maar onder zijn vader is inbeslaggenomen doet aan het voorgaande niet af.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een onherstelbaar verzuim bij het voorbereidend onderzoek in de betekenis van artikel 359a Sv. Gelet op wat door de verdediging is aangevoerd over de in het tweede lid van die bepaling bedoelde factoren en de aard en ernst van het verzuim, is de rechtbank van oordeel dat de enkele vaststelling dát een onherstelbaar verzuim is begaan, onvoldoende is en dit verzuim niet zonder consequentie dient te blijven. De door de officier van justitie gegeven onderbouwing voor (onomkeerbare) vernietiging overtuigt, zoals eerder overwogen, niet. Daar staat tegenover dat de verdediging door dit handelen van politie en justitie een mogelijkheid is ontnomen tot het met het oog op de rechterlijke rechtmatigheidstoetsing kunnen voeren van een verweer, terwijl dat materieel maar deels gecompenseerd is door het als getuigen horen van de desbetreffende infiltranten. Tegen de achtergrond van de specifieke omstandigheden van de onderhavige zaak en het in artikel 6 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) verankerde recht op een eerlijk proces is verdergaande compensatie in de zin van strafvermindering op zijn plaats. De rechtbank komt hier onder 8.3 nader op terug. Met dat oordeel is bovendien gegeven dat dit onderdeel van het verweer niet bijdraagt aan het bepleite rechtsgevolg van niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Bevel tot infiltratie
De raadsman heeft gelijk waar hij stelt dat zich bij de stukken niet ook een geschrift bevindt waaruit blijkt dat het College van Procureurs-generaal toestemming heeft verleend zoals bedoeld in de Aanwijzing opsporingsbevoegdheden. Niet valt in te zien dat en op welke grond dat een verzuim oplevert, te minder nu de officier van justitie ter terechtzitting heeft gesteld dat die toestemming is verleend. Zoals de rechtbank ter terechtzitting van 28 juni 2019 heeft overwogen en beslist is het immers de officier van justitie die ter terechtzitting verantwoording aflegt over de rechtmatigheid van de infiltratie. De stukken van de interne besluitvorming van het College van Procureurs-generaal zijn voor de rechterlijke toets daarvan niet relevant.
Inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden
In het licht van hetgeen ter staving van dit verweer is aangevoerd en het hierboven weergegeven chronologisch overzicht van de gehouden opsporing en de daarmee behaalde resultaten is genoegzaam gebleken dat zowel de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheden tot het stelselmatig inwinnen van informatie en pseudokoop en/of –dienstverlening (respectievelijk artikel 126j Sv en artikel 126i Sv) als de toegepaste bevoegdheid tot infiltratie (artikel 126h Sv) de toets aan wet en beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit doorstaan.
Schending van het wettelijk verbod tot uitlokking
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit onderdeel van het verweer als uitgangspunt voorop, dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van wat in processen-verbaal is gerelateerd. Het is in het algemeen denkbaar dat dit uitgangspunt zal hebben te wijken, omdat sterke aanwijzingen bestaan dat die processen-verbaal feitelijke onjuistheden bevatten of daarin onvolledig verslag is gedaan. Wat door de verdediging ter zake is aangevoerd is voor het verlaten van dat uitgangspunt volstrekt onvoldoende, want is of in slechts algemene termen gesteld, speculatief ofwel niet aannemelijk geworden. Geen rechtsregel staat aan het gezamenlijk opmaken van processen-verbaal in de weg, terwijl de inhoud van de door de infiltranten als getuigen afgelegde verklaringen evenmin noopt tot het betrachten van behoedzaamheid bij de waardering van de betrouwbaarheid van die processen-verbaal. Niet onvermeld mag blijven dat uit het eerder in dit vonnis opgenomen overzicht van verdachtes criminele predispositie blijkt: in de tijd herhaald bij de TCI binnengekomen en de verdachte belastende informatie vindt bevestiging in de resultaten van het vervolgens ingestelde opsporingsonderzoek. In dat licht bezien kan het verdachte niet baten als door hem in gesprek met infiltranten en/of afgeluisterde en opgenomen telefoongesprekken gedane uitlatingen, waarin hij zichzelf in de sleutel van de tegen hem gerezen verdenkingen evident belast, ter terechtzitting afdoet als louter grootspraak. Dit klemt temeer nu verdachte heeft laten zien de aanvankelijke verdenkingen ook feitelijk waar te maken, bijvoorbeeld door (snel) over politie-uniformen en wapens te kunnen beschikken en deze tegen betaling over te dragen. Het enkele feit dat het gemeten IQ van verdachte niet hoog is, maakt niet dat bij de beoordeling van de ingezette opsporingsbevoegdheid met een relevante bijzondere kwetsbaarheid aan de zijde van verdachte rekening gehouden dient te worden.
Slotsom
De rechtbank verwerpt het gevoerde verweer in al zijn onderdelen. Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn voorts geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in het op schrift gestelde requisitoir gemotiveerd uiteen gezet dat de officier van justitie het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5, 6 primair en 7 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen acht.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, indien de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk acht in de vervolging, vrijspraak bepleit van al hetgeen verdachte ten laste is gelegd. De raadsman heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Primair, ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten:
Het opzet van verdachte is nimmer gericht geweest op het plegen van deze strafbare feiten. De hoogte van zijn IQ heeft implicaties voor het kunnen overzien van zijn handelen; verdachte kon de reikwijdte van zijn handelen niet overzien.
Subsidiair:
Ten aanzien van feit 1:er is geen sprake van strafbare voorbereidingshandelingen, omdat geen sprake was van de voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, meer in het bijzonder niet van voorbereiding van diefstal met geweld. De verdachten hadden slechts nepwapens bij zich, om zo op dienstdoende politieambtenaren te lijken, en de infiltranten hadden gezegd “no shooting, no violence”. Bovendien ontbreekt het oogmerk om door geweld een diefstal voor te bereiden. De piloot van wie geld zou worden afgepakt, speelde zijn rol in het toneelstuk van verdachte, zodat hij zich niet bedreigd zou voelen. Het politie-uniform zou er juist voor zorgen dat geen geweld nodig was. Derhalve dient ook op deze grond vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van feit 4 primair:er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte een gewoonte heeft gemaakt van opzetheling. De subsidiair ten laste gelegde opzetheling kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
Ten aanzien van feit 6:uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen volgt onvoldoende dat de aangetroffen laptop ook de laptop is die aan aangever [benadeelde 1] is ontstolen. Evenmin volgt uit die bewijsmiddelen de wetenschap van verdachte dat de laptop van diefstal afkomstig zou zijn. Verdachte dient daarom van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Weliswaar staat vast dat verdachte de laptop voorhanden heeft gehad die aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] is ontstolen, maar bewijs dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze laptop van misdrijf afkomstig was, ontbreekt. Evenmin kan worden bewezen dat het verdachte zelf is geweest die de laptop heeft gestolen.
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft onder meer verklaard [24] , zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van de feiten 1 en 4 primair:
‘Ik weet nog dat ik op 8 maart 2018 de twee Nederlandse infiltranten voor het eerst heb ontmoet in het poolcentrum. Ik heb op 17 mei 2018 een foto aan de infiltranten laten zien waar ik op sta met een politie-uniform aan. Ik vroeg mijn vriendin die foto naar mij te verzenden. Ik heb tegen de infiltranten gezegd dat ik de beschikking had over politie-uniformen. Ik heb rond 24 mei 2018 gezegd dat ik bereid was een klus, een ripdeal, te doen in politiekleding.
Ik heb op 4 juni 2018 via via vier politiepolo’s en een politiebroek geregeld en verkocht aan de infiltranten voor een bedrag van € 2.000,-.
Ik ben op een gegeven moment met de twee Nederlands infiltranten naar de [club] in [woonplaats] gegaan en daar heb ik gesproken met de Engelse baas. Hij vertelde mij dat hij professionele criminelen zocht voor een klus. Ik heb gezegd dat ik allerlei soorten klussen deed. Ik was na dat gesprek heel blij en ik had gezegd tegen de Nederlandse infiltranten dat het nog mooier was dan zij hadden gezegd.
Ik heb op 25 september 2018 met iemand gebeld en gevraagd naar ‘kleding scotoe’. Scotoe betekent politie.
Ik ben op 2 oktober 2018 met de twee Nederlandse infiltranten naar de [winkel] in [woonplaats] geweest. Er werden spullen uitgezocht voor de klus.
Ik heb medeverdachte [medeverdachte 1] gebeld toen hij nog in de gevangenis zat. Ik belde hem over deze klus. Ik heb gezegd dat ik polo’s nodig had, zwart met geel. Dat was voor de klus en ging over politie-polo’s.
Er is ook een gesprek geweest in de [club] met de piloot erbij. Zij wilden het plan wijzigen, maar ik heb gezegd dat het anders moest. Het plan was eerder al besproken.
Op de dag van de klus hebben wij foto’s laten zien van de politie-uniformen. De baas heeft een foto van het geld laten zien met de krant van die dag.
Op 5 oktober 2018 waren medeverdachte [medeverdachte 1] en ‘ [B] ’ mee naar de [club] . We hadden een afspraak met de twee Engelse infiltranten.
Op 8 oktober 2018 ben ik met medeverdachte [medeverdachte 1] op voorverkenning naar het vliegveld te Hoogeveen geweest, om er vertrouwd mee te raken. Daar zou de klus plaatsvinden.
Ik heb voor de Engelse baas twee schone telefoons geregeld.
Het plan dat wij zouden uitvoeren was dat wij de piloot zouden aanhouden en in de boeien zouden slaan en het geld dat hij bij zich had, in beslag zouden nemen.
Ik heb gezegd dat ik voor de zekerheid een echt wapen zou meenemen, zodat ze geen geintjes met ons zouden uithalen.
Op 19 oktober 2018 hadden wij nog een afspraak met de Engelse baas, hier was medeverdachte [medeverdachte 1] ook bij. Ik heb hem foto’s en video’s van politiekleding laten zien.
Op diezelfde dag, 19 oktober 2018, reed ik met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] richting Hoogeveen. We waren op weg naar het vliegveld. De koppels en wapens heb ik meegenomen van huis en deze zaten in de tas die ik had meegenomen. Bij een tankstation in Hoogeveen liet ik de Volkswagen Polo achter. Het was de bedoeling dat medeverdachte [medeverdachte 1] en ik ons op een parkeerplaats verderop in de bus zouden omkleden en dus de politiekleding zouden aantrekken. We zouden de Volkswagen Polo gebruiken voor de aanhouding. Wij waren bijna zover en wij wachtten tot de piloot zou zeggen dat hij zou gaan landen.’
Ten aanzien van feit 2:
‘Ik heb op 20 april 2018 een wapen, de Zastava, via medeverdachte [medeverdachte 2] geleverd aan de infiltranten. Ik heb dit met medeverdachte [medeverdachte 2] afgesproken. Ik heb rondom de levering telefonisch contact gehad met de infiltranten. Ik word ook wel [bijnaam] genoemd.’
Ten aanzien van feit 3:
‘Ik heb met diverse personen gebeld en geappt om een vuurwapen te regelen. Ik heb een vuurwapen op een foto in een koffertje laten zien aan de infiltranten. Ik heb het wapen geregeld, het was een Zoraki. Ik heb op 26 april 2018 het wapen in het magazijn van het poolcentrum te [woonplaats] laten zien en verkocht aan de infiltranten.’
Ten aanzien van de feiten 5 en 7:
‘De twee gaspistolen en twee boksbeugels die in mijn woning zijn aangetroffen zijn van mij.’
De politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 relateren in een ‘Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokopers’ onder meer het volgende:
‘Wij kwamen op 19 april 2018 in het poolcentrum op een gegeven moment met verdachte in gesprek over onder andere de handel in vuurwapens. Ik, A4114, bekeek een foto van een vuurwapen op mijn telefoon en verdachte zag dat en hierop reageerde hij. Wij hoorden dat verdachte vroeg of wij die hadden, omdat hij daar wel in geïnteresseerd zou zijn. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij momenteel nog een aantal vuurwapens had liggen, hij noemde een aantal merken zoals een beschadigde Browning 7.65, een nieuwe Browning, een Mac-10 en een P99. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij over 1 a 2 weken een nieuwe lading binnenkrijgt met een aantal GL’s, GL-17 en GL-25. Wij hoorden dat verdachte ons vertelde dat de beschadigde Browning 7.65 voor € 1.100,- weg kan. Het is geheel met patroonhouder en patronen. Verdachte vertelde ons dat hij laatst een Mac-10 had verkocht. Wij hoorden dat verdachte ons vertelde dat hij laatst AK’s had verkocht voor € 1.250,- per stuk. Ik, A4114, vroeg aan verdachte of hij ook vestjes had. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij complete politie- en AT-uniformen heeft. Deze zijn compleet met onder andere portofoons, handboeien, oortjes, helmen en badge met eigen stamnummer. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij iemand uit Almere heeft die één politiebroek met vijf shirtjes verkoopt voor € 1.000,-. Zelf heeft verdachte een aantal complete politie-uniformen die hij niet wegdoet. Hij maakt hier gebruik van samen met vier a zes anderen. Wij hoorden dat ze dan net als de ‘echte’ politie ’s ochtends vroeg een deur eruit rammen en dan een woning naar binnen gaan en vervolgens ‘politie, politie’ roepen.
Wij hoorden dat verdachte aan ons vroeg of wij interesse hadden in de wapens. Als we wilden kon hij binnen tien minuten de beschadigde Browning hier hebben. Wij vertelden dat wij mogelijk wel interesse hadden hierin en wat hij nog meer voor vanavond kon regelen. Verdachte vertelde dat hij even die vriend van hem moest bellen. Wij hoorden van verdachte dat het op 20 april 2019 om 19.30 uur aan de Kruidenhof in Diemen plaats zou kunnen gaan vinden, waarop wij akkoord gingen.’ [25]
De politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 relateren in een ‘Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokopers’ onder meer het volgende:
‘Op 20 april 2018, omstreeks 19.25 uur, werd ik, A-4115, gebeld door verdachte. Hij vertelde dat we hem moesten bellen als we er waren. Omstreeks 19.30 uur stonden wij op de parkeerplaats De Kruidenhof aan de Boven Rijkersloot in Diemen. Ik, A-4115, nam telefonisch contact op met verdachte. Omstreeks 19.35 uur werd ik, A-4115, door verdachte teruggebeld waarin hij aangaf dat er over 2 a 3 minuten iemand bij mij zou zijn. Ik, A-4115, zag dat NN2 een plastic tas uit de kofferbak van de auto pakte en naar ons toe kwam gelopen. Ik zei tegen NN2 “ [bijnaam] ” waarna ik zag en hoorde dat NN2 bevestigend antwoordde en mij een hand gaf en plaatsnam op de bijrijdersstoel. Ik, A-4114, zag dat NN2 de plastic tas opende en haalde hierbij, zoals gisteren met verdachte afgesproken, de Browning tevoorschijn. Ik hoorde NN2 vertellen dat er nog een stuk of 40 kogels in de tas zaten en hij liet dit ook aan mij zien. In één plastic tas lagen patronen en in de andere zat het vuurwapen, de oudere Browning met inderdaad zoals verdachte al vertelde tegen ons, wat krassen en schade op het wapen. NN2 vertelde dat de houder en het wapen vol zat. Ik overhandigde NN2 een rolletje met € 1.000,- en haalde uit mijn broekzak nog twee briefjes van € 50,-. Hierop stuurde ik, A-4115, een WhatsApp berichtje naar verdachte: “Is geregeld bro”, waarna verdachte reageerde met: “Is goed maatje”.’ [26]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘tapgesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] 19 en 20 april 2018’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Uit de gesprekken kan worden opgemaakt dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) het wapen in zijn bezit heeft, wat de verdachte ook bij de collega’s van de infiltranten heeft aangegeven. Verdachte maakt met [medeverdachte 2] de afspraak dat het wapen de volgende dag kan worden overgedragen en hij spreekt met [medeverdachte 2] af dat € 300,- voor hem is.’ [27]
In een proces-verbaal betreffende de categorisering van het wapen is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Het wapen dat is gekocht, betreft een vuurwapen, pistool (merk/model/kaliber: Zastava/70/7.65mm) van categorie III. De bijbehorende patronen van kaliber 7.65 mmBr, 66 in totaal, betreffen scherpe patronen van Categorie III en kunnen met behulp van voornoemd vuurwapen worden afgeschoten.’ [28]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 27 april 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 26 april 2018 heeft een gesprek via WhatsApp tussen verdachte en A-4114 plaatsgevonden waarin verdachte om 13.35 uur zegt: “Krijg vandaag een hele mooie binne”. Omstreeks 17.50 uur kwamen wij, A-4114 en A-4115, aan bij het poolcentrum. Wij hoorden dat verdachte vrijwel direct bij binnenkomst vertelde dat hij iets moois had en liet ons een foto zien op zijn iPhone. Wij zagen op deze foto een geopend zwartkleurig koffertje met daarin een zwart handvuurwapen, een patroonhouder en een schoonmaakstok. Ook zagen we een blauwkleurig doosje met onder andere de tekst 3.80. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij € 3.000,- voor het vuurwapen wilde hebben. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat het wapen helemaal nieuw en schoon was. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat dit een 9mm “Ghost” betrof. Wij liepen achter verdachte aan richting het magazijn van het poolcentrum. Wij zagen dat verdachte een zwartkleurig koffertje pakte. Wij herkenden dit koffertje als het koffertje op de eerder getoonde foto. Wij zagen dat verdachte het koffertje opende en hierin zagen wij de inhoud die ons ook op de foto werd getoond. Ik, A-4114, deed een bod van € 2800,- op het vuurwapen. Dit was akkoord. Ik, A-4114, verliet het poolcentrum met het vuurwapen.’ [29]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende de categorisering van het wapen en de munitie – zoals door de infiltranten aangekocht – is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Het betreft een vuurwapen, pistool, van categorie III sub I (merk Zoraki, model 914, kaliber 9mm P.A.K.) en het betreffen 20 scherpe patronen van categorie III.’ [30]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokoper A-4114 van 30 april 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 29 april 2018 hoorde ik verdachte zeggen dat hij die uniformen nog had. Verdachte vertelde verder hierover dat ze deze uniformen bij een wasserette vandaan hadden. Ze kregen een tip dat deze uniformen hier lagen en ze hebben ze toen weggehaald. Verdachte vertelde verder dat ze soms bij agenten thuis inbreken om daar een uniform weg te halen.’ [31]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 18 mei 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Wij hoorden dat verdachte op 17 mei 2018 vertelde dat hij 7 complete politie-uniformen heeft en deze niet ging verkopen of verhuren. Hij heeft onder andere handboeien, riem, zonnebrillen, petje, sokken, portofoon en oortjes. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat als zij ergens in politie-uniform naar binnen gaan, een aantal jongens echte politie vuurwapens bij zich dragen en een aantal nepwapens. Ik, A-4114, vroeg aan verdachte of hij kon laten zien dat hij ze had. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij zijn vriendin wel even ging appen voor een foto, hetgeen hij ook direct deed. Kort hierna zag ik, A-4114, dat verdachte mij een tweetal foto’s liet zien. Ik zag op deze foto’s dat verdachte geposeerd stond in een volledig politie-uniform van de huidige Nationale Politie Nederland. Ik zag dat verdachte in zijn hand een groot geweer, type sniper, vasthield. Wij, A-4114 en A-4115 gaven aan bij verdachte dat er misschien wat aan zit te komen waar wij die jongens in uniform wel voor kunnen gebruiken. Wij hoorden verdachte hierop zeggen dat zij klaar stonden. [32] Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij ook politie uniformen kan laten bestellen als wij een stamnummer hebben. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat als we een adres wisten waar iets lag met veel waarde, hij dan de jongens bij elkaar kon krijgen zodat zij, al dan niet in politie uniform, datgene op kunnen halen.’ [33]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 25 mei 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 24 mei 2018 vroeg verdachte ons of wij nog nieuws hadden, want verdachte vertelde dat ze klaar stonden om een
ripdealte plegen.’ [34]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 5 juni 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 4 juni 2018 stuurde verdachte mij, A-4114, een bericht dat hij de kleding had en als ik wil kon ik vier polo’s en 2 broeken kopen. Ik stuurde verdachte een WhatsApp bericht terug met: Zekers, kom ze morgen bij je oppikken. Verdachte belde mij dat hij die broeken en polo’s had en of ik die vanavond kon oppikken bij hem in Almere. Hij vroeg aan mij hoe laat ik daar kon zijn en we spraken af rond elf uur bij benzinestation Texaco in Almere Buiten. De prijs was € 2500,- voor twee broeken en vier polo’s.’
Wij reden omstreeks 23.00 uur het terrein van het benzinestation op. We zagen achter bij de wasboxen twee auto’s staan en dat verdachte tussen de twee auto’s stond. We reden naar verdachte toe. Verdachte kwam op ons afgelopen met een plastic tas in zijn handen. Verdachte nam plaats op de bijrijdersstoel in de auto en ik, A-4114, zat nog achter het stuur. Verdachte overhandigde aan mij meteen de plastic tas. Ik zag dat er donkerkleurige kledingstukken in zaten. Ik, A-4114 haalde de kledingstukken eruit en ik zag dat dit kledingstukken waren van de politie. Ik telde drie polo’s en één broek.
Op een gegeven moment kwam er een NN1 persoon aan en die zei: “ [naam] , die andere ligt hier nog.” Door A-4115 werd toen gezegd dat hij die andere op moet halen en vervolgens kwam de NN1 aangelopen met een papieren zak van Primark en hierin zat nog één polo met dezelfde stripings als de andere polo’s. Deze tas gaf de NN1 persoon vervolgens aan A-4115 en werd vervolgens aan verdachte gegeven door A-4115. Verdachte gaf vervolgens de zak aan mij, A-4114, en ik haalde hier de vierde polo uit.
Verdachte gaf aan dat deze kledingstukken gejat waren hier in Almere en dat hij de volgende week of over 6 dagen nog eens vier setjes zou krijgen. Nadat we hadden onderhandeld kwamen we overeen dat wij € 2000,- moesten betalen aan verdachte voor de vier polo’s en één broek.’ [35]
In een proces-verbaal van bevindingen begeleiding A-4114 en A-4115, opgemaakt door B-2826 en B-2852, van 5 juni 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Kort na de inzet vertelden A-4114 en A-4115 aan ons dat zij verdachte hadden ontmoet bij de Texaco aan de Koningsbeltweg1 te Almere en dat ze vijf delen van het politie-uniform hadden gekocht, namelijk vier polo’s en broek. Wij toonden aan A-4114 en A-4115, afzonderlijk van elkaar, de foto van [medeverdachte 3] . Wij hoorden dat zij deze persoon herkende als zijnde de persoon die bij de ontmoeting aanwezig was.’ [36]
In een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 12 juni 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Bij aanvang van het verhoor deelde ik aan de getuige het volgende mee: tijdens een recherche onderzoek heeft de politie vier politie polo’s en één politie broek aangetroffen. Deze kledingstukken werden aan de getuige [getuige 1] getoond.
De getuige verklaarde:
‘Ik ben werkzaam bij een bedrijf dat politiekleding levert. Ik concludeer dat deze vier politie polo’s origineel en nieuw zijn. Van de broek kan ik zeggen dat deze voor 99,9 % origineel is.’’ [37]
In een proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper A-4114 van 3 juli 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 2 juli 2018 vroeg ik aan verdachte of hij er klaar voor is, inclusief de uniformen. Ik hoorde verdachte vertellen dat ze er klaar voor zijn. Verdachte vertelde dat als het vanavond moet, dat ze er klaar voor zijn. Verdachte vertelde dat ze als arrestatieteam naar binnen gaan en dat wij dan live mee kunnen kijken. Verdachte zei dat hij niet voor € 5.000,- zes jaar de bak in gaat.’ [38]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-4114 van 17 augustus 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 16 augustus 2018 kwam verdachte op een gegeven moment dicht bij mijn hoofd en fluisterde in mijn oor hoe het zat met het geld en of ik al meer wist. Ik vroeg aan verdachte of alles nog hetzelfde was en ik hoorde verdachte zeggen dat ze er klaar voor waren.’ [39]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltranten A-4114 en A-4115 van 31 augustus 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 30 augustus 2018 waren wij in het poolcentrum. Wij vroegen aan verdachte of hij er klaar voor was, want die man die wij kenden die zou volgende week komen. Verdachte vertelde dat er wel iemand van ons achter moet blijven, hij legde uit dat als dat geld of die blokken niet worden gevonden en er is wel iemand omgelegd, dan heb je namelijk moord. Verdachte vertelde dat hij er klaar voor was en dat zijn vrienden vaak hadden geappt over hoe het ervoor stond.’ [40]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltranten A-4114 en A-4115 van 6 september 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 5 september 2018 heb ik, A-4114, verdachte opgehaald in Almere en we gingen naar de [club] in [woonplaats] . We liepen naar de tafel waar A-2358 en A-4115 zaten. Wij lieten verdachte en A-2358 alleen. [41] Enige tijd later kwam verdachte naar ons toe en zei dat hij het ging doen. Toen we in de auto zaten, zag ik dat verdachte heel blij was aan zijn grijns op zijn gezicht.’ [42]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 5 september 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 5 september 2018 ben ik in de [club] in [woonplaats] gaan zitten met verdachte. Ik heb uitgelegd dat ik professionele criminelen nodig had om een speciale klus voor mij uit te voeren en dat verdachte mij was aangeraden als iemand die in staat was om een dergelijke klus uit te voeren. Verdachte zei meteen dat hij die klus kon doen. Ik heb hem vervolgens uitgelegd dat ik hem eerst moet vertellen om wat voor klus het gaat. Ik zei dat ik wilde dat hij en zijn mensen een overval zouden plegen en het geld uit het vliegtuig zouden stelen als het in Nederland geland was. Verdachte zei dat hij het kon doen. [43] Na enig onderhandelen zei verdachte dat hij de overval voor € 200.000,- kon plegen. Ik heb hem vervolgens uitgelegd dat één van de piloten voor mij werkte en dat hij wist dat het geld door iemand in beslag zou worden genomen en dat deze piloot mee zou werken. Ik heb vervolgens gezegd dat de overval op een bepaalde manier gedaan moest worden en dat mij was verteld dat verdachte toegang tot politie-uniformen had. Verdachte gaf grif toe dat hij inderdaad toegang had tot politie-uniformen en vroeg waarom ik ze nodig had. Ik heb uitgelegd dat de overval er niet als een overval moest uitzien, maar dat het eruit moest zien als een inbeslagneming door de politie. Verdachte zei dat hij het begreep en verzekerde mij dat zij alles zouden regelen, waaronder ook politieradio’s en dat zij zich precies zoals politiemensen zouden gedragen.’ [44]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘gesprekken [medeverdachte 1] – [verdachte] vanuit P.I. Alphen’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 8 september 2018 werd een gesprek gevoerd met het bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer en medeverdachte [medeverdachte 1] , met onder meer de volgende inhoud:
“Verdachte: Broer als je straks buiten, precies wanneer je buiten bent, dan ga jij een ‘t-tje’ verdienen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Oh komt goed, inshallah.” [45]
In de gesprekken op 23 september 2018 zegt verdachte dat hij “die polo’tjes, die zwart met geel,” nodig heeft en dan wordt het volgende gezegd:
“Verdachte: ik zweer het je Bro…als je buiten ben….je gaat blij worden Bro…geloof mij… het is een ‘T-tje’ de man (…) daar is het 75 75 voor jou, 75 voor die andere….en bankoe voor mij (….)
Verdachte: als je die polo’s regelt, ga ik met je mee…” [46]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 september 2019 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018
(de rechtbank begrijpt: 19 september 2018)was ik samen met A-2361 bij de [club] in [woonplaats] . Ik stelde A-2361 als zijnde de piloot voor aan verdachte en wij gingen met z’n drieën de [club] te [woonplaats] binnen. Ik vertelde dat A-2361 en ik niet gerust waren op bepaalde onderdelen van het plan voor de overval, zoals verdachte die de vorige keer uiteen had gezet. Zowel A-2361 als ik zeiden dat het er niet ‘goed’ uit zou zien om de overval alleen door verdachte en nog één andere persoon te laten uitvoeren. Verdachte zei dat dit een grote wijziging was in de plannen en dat hij dat met wat meer mensen moest bespreken en hij klaagde dat wij € 200.000,- voor de klus waren overeengekomen en dat hij daar nu meer mensen van moest betalen. Verdachte zei dat hij de klus nog steeds graag wilde doen. Verdachte stelde voor dat de beste manier om de operatie uit te voeren zou zijn als de ‘andere’ piloot naar de verkeerstoren zou gaan om de papieren te regelen en dat A-2361 met de tas met geld van het vliegtuig naar een auto zou lopen die op het openbare parkeerterrein buiten de luchthaven lag. Verdachte en zijn team, die met twee auto’s waren, zouden vervolgens de auto blokkeren; de ene helft van het team zou A-2361 ‘arresteren’, terwijl de andere helft het geld in beslag zou nemen. A-2361 en het geld zouden dan van het vliegveld worden weggereden en naar een van te voren geregelde locatie worden gebracht. We stemden allemaal in met deze wijziging van het plan. [47]
Ik vroeg of hij toegang had tot de politie uniformen, hetgeen hij bevestigde. Ik heb vervolgens gezegd dat ik hem op de ochtend van de overval zou ontmoeten en dat ik een actuele foto van zijn team in de uniformen wilde zien en dat ik hem in ruil daarvoor een foto van het geld zou laten zien.’ [48]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘Telefonisch contact [getuige 2] ’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘In een telefoongesprek tussen [getuige 2] en verdachte op 25 september 2018 informeert verdachte naar “polootjes van die gasten”. Verdachte geeft aan dat hij ze nodig heeft, want hij had er een paar, maar die zijn weg. [getuige 2] geeft aan dat hij achter de polo’s aan zal gaan. Verdachte vertelt dat hij volgende week een foto nodig heeft. [49]
Gesprek:
“NN: Die polo’s van die gasten…????
[verdachte] : van ehh… scotoe (= straattaal voor politie).” [50]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltranten A-4114 en A-4115 van 3 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 2 oktober 2018 zijn wij met verdachte naar de [winkel] te [woonplaats] gereden. Wij hoorden dat [getuige 3] (
de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 3]) tegen verdachte vertelde dat hij die twee complete koppels donderdag binnen krijgt. Ik, A-4114, vroeg aan [getuige 3] of dat een bestelling was voor iemand of dat het voor zichzelf is. Wij zagen dat [getuige 3] de verdachte aankeek en zei dat het voor verdachte was. Verdachte had twee complete koppels eerder besteld bij [getuige 3] . Wij hoorden dat verdachte tegen [getuige 3] vertelde dat hij twee koppels van de politie nodig had, twee politie petten, twee portofoons en twee paar politieschoenen. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij vier politie-uniformen heeft, alleen daarbij nog wat nodig heeft om het tenue compleet te maken.’ [51]
Getuige [getuige 3] heeft onder meer verklaard:
‘Ik ken verdachte van uiterlijk. Deze jongen die komt bij mij in de winkel. [52] Ze moesten spullen hebben. Dan moet je denken aan koppels, schoenen en kleding. Wat de politie gebruikt, alleen dan speelgoedversie. Er werd gesproken over dat de koppels net zo moesten zijn zoals de politie. De jongens namen drie koppels af. Ik heb ze ook twee paar schoenen verkocht. Ze moesten ook blauwe broeken hebben. Ik denk dat ik er twee aan ze heb verkocht. [53]
De twee portofoons, twee koppels met daarop onder andere bevestigd handboeien, een paar handschoenen, een peppersprayhouder en een vuurwapenhouder en een blauwe broek, gelijkend op een politiebroek, komen bij mij vandaan. [54] Ook de airsoftwapens hebben ze bij mij gekocht. Met de uitbreidingsset, die verdikking om het handvat te vergroten. Cyma holsters heb ik er ook bijgeleverd. [55]
Verdachte heeft de spullen de volgende dag, met een andere man, opgehaald. Die andere persoon rekende af.’ [56]
In een ‘Proces-verbaal van Observatie vrijdag 5 oktober 2018’ is onder meer het volgende gerelateerd:
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] liepen de [winkel] te [woonplaats] binnen. (…) Wij zagen dat verdachte, [medeverdachte 1] en een derde persoon de [winkel] uitliepen met dozen en tassen. Wij zagen dat op één van de dozen een paar zwarte schoenen stonden. [57]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 5 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 5 oktober 2018 was ik samen met A-4115 bij de [club] in [woonplaats] . Verdachte was daar met twee andere personen. De eerste man stelde zich voor als [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] , die bij de observatie van die dag is herkend [58] ). De tweede man stelde zich voor als [B] . Verdachte vertelde mij dat zij de overval samen met hem (de rechtbank begrijpt:
hen) zouden gaan plegen en vertelde dat het vierde lid van hun team vandaag niet kon komen. Toen we eenmaal allemaal zaten vroeg [medeverdachte 1] mij om hem tot in detail te vertellen om wat voor klus het ging. [medeverdachte 1] en [B] zeiden toen dat hun plan was veranderd en dat zij extra kosten hadden gehad en dat ze met zijn vieren zouden zijn en daarom meer geld nodig hadden. [59] Na veel discussie waren we bereid € 220.000,- te betalen. [medeverdachte 1] zei dat hij het bedrag met plezier accepteerde en [B] stemde er ook mee in. Het overgrote deel van de onderhandelingen en beslissingen kwam voor rekening van [medeverdachte 1] en [B] .
[B] zei dat het inderdaad standaard politie-uniformen waren die gebruikt zouden worden.
Verdachte zei dat hij maandag
(de rechtbank begrijpt: 8 oktober 2018) naar het vliegveld toe zou gaan om zichzelf er vertrouwd mee te maken. [60]
Verdachte zei dat hij op de ochtend van de ontmoeting twee nieuwe, schone telefoons zou brengen en mij er eentje van zou geven.
[medeverdachte 1] vroeg vervolgens of de criminelen die ook op de luchthaven zouden zijn om het geld op te halen gewapend waren en A-2361 en ik zeiden dat we dat echt niet wisten. [B] zei daarop iets in het Nederlands; hij gebruikte echter ook de Engelse woorden ‘FULLY LOADED’ in het midden van zijn zin. Verdachte bedoelde dat ze bij hun uniform nepvuurwapens zouden dragen, maar dat ze als back-up ook echte vuurwapens en ‘grote wapens’ in de auto bij zich zouden hebben. Verdachte zei verder dat ze bereid waren om die wapens indien nodig te gebruiken en dat dit was waar [B] met “FULLY LOADED” op doelde.’ [61]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2361 van 5 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018
(de rechtbank begrijpt: 5 oktober 2018)was ik samen met A-2358 bij de [club] in [woonplaats] . Ik zag dat verdachte aan een bartafel zat met twee andere mannen. De eerste man had een Aziatische huidskleur, de tweede had een zwarte huidskleur. De zwarte man sprak met verdachte in een buitenlands dialect maar de woorden ‘FULLY LOADED’ vielen in het midden van zijn zin. A-2358 stelde hier vragen over en verdachte ging door met te zeggen dat zij bereid waren om de wapens te gebruiken en zij zich, indien nodig, al schietende uit de voeten zouden maken.’ [62]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek Samsung SM-G925F’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘In een chat tussen het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] en het telefoonnummer in gebruik bij verdachte staat onder meer het volgende:
Op 2 oktober 2018 vroeg verdachte aan [medeverdachte 1] naar zijn schoenmaat. [medeverdachte 1] antwoordde 42. Even later chat verdachte: “Met die polo’s”.
[medeverdachte 1] : “Ja, ik hoor morgen hoe of wat”, “compleet” en “Pak”.
Verdachte: “Ja man alleen 1 en broek” en “Maar als je 2 kan dan 2”.
[medeverdachte 1] : “Ja gewoon compleet met polo en broek”.
Verdachte: “Ja man heb vandaag die andere dingen allemaal gehaald. 2300. Patas alles”.
[medeverdachte 1] : “2300 baki (
de rechtbank begrijpt: barki)”.
Verdachte: “Ja bro riem alles wat erbij hoort. Origineel. Winkel”.
[medeverdachte 1] : “ik zie je morgen”. [63]
Op 5 oktober 2018 chat verdachte: “het moet echt netjes”. Direct na deze chat stuurt verdachte een filmpje van een politieagent in uniform. Goed zichtbaar op dat filmpje zijn met name handboeien en pepperspray.
Op 5 oktober 2018 stuurt verdachte één videofilmpje en drie afbeeldingen naar [medeverdachte 1] . Zichtbaar is dat [medeverdachte 1] een broek, zwarte schoenen (zogenoemde ‘kistjes’) en een koppel (riem gelijkend op een zogenoemde politieriem met enkele accessoires) draagt. [medeverdachte 1] lijkt op dat moment in een winkel, mogelijk een dumpshop te staan. [medeverdachte 1] is daar gekleed in een broek en schoenen, gelijkend op de broek van de hiervoor beschreven politieagent. In het filmpje is te zien dat [medeverdachte 1] naar voren, in de richting van het filmende toestel, stapt. Terwijl hij naar voren stapt, heeft hij in zijn rechter hand zwarte handboeien. Terwijl hij naar voren stapt, zegt hij: “Meneer u bent aangehouden” en “Kunt u alstublieft even meewerken, alstublieft?” Tijdens deze activiteit is ook de stem van verdachte te horen.
Op 13 oktober 2018 stuurt [medeverdachte 1] een filmpje naar verdachte waarin hij, [medeverdachte 1] , een zogenoemde politie polo showt.’ [64]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘A-2358 stuurt een bericht aan verdachte op 12 oktober 2018 waarin hij meedeelt dat het op 19 oktober 2018 gaat gebeuren. A-2358 en verdachte spreken 19 oktober 2018 om 11.00 uur af.’ [65]
In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2019 voert medeverdachte [medeverdachte 4] meerdere telefoongesprekken met verdachte. [medeverdachte 4] zegt dat de bus geregeld is.’ [66]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Ik kwam op 18 oktober 2018 (
de rechtbank begrijpt: 19 oktober 2018) aan bij de [club] . Ik zag verdachte en [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] )in het restaurant zitten. Ze zaten daar samen met een man die ik nog niet eerder had gezien. Ik liep naar hen toe en gaf de derde man die zich voorstelde als [medeverdachte 5] een hand. Verdachte pakte direct zijn iPhone en liet mij een aantal foto’s zien en twee video’s. Op de foto’s waren een aantal uniformen van de Nederlandse politie te zien die er nieuw uitzagen en op de twee foto’s was [medeverdachte 1] (
medeverdachte [medeverdachte 1]) te zien die een van de uniformen aan had. Ook op de video’s waren dezelfde uniformen te zien en de daarbij behorende gordels waarop de riemen te zien waren met wapens, handboeien, en pepper-/traangasspray. Ik zag dat de datum van de foto’s en de video’s 8 oktober 2018 was.
Verdachte gaf mij vervolgens een prepaid-telefoon van Alcatel. Zijn nummer was in deze telefoon opgeslagen onder de naam “Policemen”. Verdachte wees mij erop dat ik deze prepaid-telefoon moest gebruiken om contact met hem op te nemen als het vliegtuig was geland, waar ik mee instemde.
Vervolgens liet hij mij foto’s zien van het vliegveld van Hoogeveen en vertelde dat hij op 8 oktober 2018 een bezoek had gebracht aan het vliegveld om verkenningswerkzaamheden uit te voeren.
Verdachte zei vervolgens tegen mij dat zij twee auto’s zouden gaan gebruiken, een auto en een busje.
Om 11.50 uur ontving ik een WhatsApp video oproep van verdachte waarbij dezelfde uniformen te zien waren als ik op de eerdere foto had gezien. Ik heb vervolgens om 12.15 uur een bericht naar de prepaid-telefoon gestuurd met de tekst: “All good we are go”. Om 12.32 uur belde ik verdachte met mijn prepaid-telefoon en zei dat alles in orde was en dat we ervoor gingen. Verdachte zei dat dat mooi was en dat zij onderweg waren naar het vliegveld.’ [67]
In een ‘Proces-verbaal van observatie vrijdag 19 oktober 2018’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018 om 13.50 uur: Ik zag dat de Polo, de bus en de Audi het terrein van Amigo tankstation gelegen te Hoogeveen op reden. Ik zag dat de Polo achter de wasstraat werd geparkeerd, dat verdachte en [medeverdachte 1] uitstapten. Ik zag dat verdachte in de bus stapte en [medeverdachte 1] in de Audi en dat beide voertuigen vertrokken.’ [68]
In een proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Naar aanleiding van de camerabeelden opgenomen vanuit de helikopter ten tijde van de aanhoudingen van de verdachten kan worden vastgesteld dat verdachte op de bijrijdersstoel van de Audi zat en [medeverdachte 1] zat op de achterbank achter verdachte. [medeverdachte 5] was de bestuurder van de Audi en [medeverdachte 4] was de bestuurder van de gehuurde bestelbus.’ [69]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking voertuig Volkswagen Polo, Audi A5 en Opel Movano’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018 werden in de buurt van Hoogeveen vier personen aangehouden en daarbij werden drie voertuigen in beslag genomen. In de Opel Movano lagen in de laadbak twee tassen met inhoud. In de tassen zaten voorwerpen die konden worden gebruikt als politie uitrusting. [70] De inhoud van de twee tassen zijn nader onderzocht. De zwarte sporttas werd door ons onderzocht. In de sporttas troffen wij de volgende goederen aan:
- een koppel met een binnenriem. Aan deze koppel zaten hoezen en houders voor
toebehoren. Inhoud houders koppel:
 zwarte led zaklamp
 zwarte handschoenen
 4 witte latex handschoenen
 identifier spray
 zwarte handboeien
- een buitenkoppel. Aan deze koppel zaten hoezen en houders voor toebehoren. Inhoud houders koppel:
 zwarte led zaklamp
 zwarte handschoenen
 4 witte latex handschoenen
 identifier spray
 zwarte handboeien
  • twee dozen met in beide dozen een airsoft wapen van het type Walther P99
  • een blauwe werkbroek maat L met om de broek een riem van een binnenkoppel
  • twee paar zwarte werkschoenen
  • een zaklamp met oranje houder.
In de Action tas troffen wij de volgende goederen aan:
  • een politieshirt maat 48 heren lange mouw
  • twee politieshirts maat 52 heren korte mouw
  • een geel politievest
  • een politie jas waar op de identificatielabel
  • een politiebroek maat 47 heren broek zomer L
  • een politiebatch met opdruk Noord Holland Noord.’
[aangeefster] heeft aangifte gedaan van diefstal van politie-uniformen uit haar woning, van welke uniformen haar man, [C] stamnummer [nummer] , de houder is. [73]
Op 19 oktober 2018 zijn in de woning aan de [adres] te [woonplaats] (op de slaapkamer van verdachte) verpakkingen aangetroffen waarin diverse politiematerialen verpakt hadden gezeten. Op de [adres] te [woonplaats] (het bedrijf [winkel] [woonplaats] ) werd in een plastic doos een verpakking aangetroffen van een airsoft wapen van het type Walther P99. Een soortgelijke verpakking is aangetroffen in de tassen die in de laadbak werden aangetroffen van de Opel Movano. [74]
In een ‘Proces-verbaal van bevindingen aantreffen goederen [adres] , [woonplaats] ’ is onder meer het volgende gerelateerd:
Op 19 oktober 2019 zijn in de woning aan de [adres] te [woonplaats] , in een slaapkamer, in een tas op een kledingkast, twee knalpistolen aangetroffen.’’ [75]
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende een onderzoek in het kader van de Wet wapens en munitie is onder meer het volgende gerelateerd over de inbeslaggenomen (vuur)wapens en munitie:
  • ‘een vuurwapen, gaspistool, van categorie III. Fabrieksnaam Umarex, merk Browning, model GPDA 9, kaliber 9mm P.A.K.;
  • 9 scherpe patronen van categorie III. Deze scherpe knalpatronen zijn van het kaliber 9mm P.A. Knall, merk UMA(rex). Het betreft munitie (losse flodders) bestemd of geschikt om door middel van het hierboven beschreven vuurwapen en elk ander (vuur)wapen van kaliber 9mm P.A. af te schieten en waarmee het geluid van een schot wordt afgegeven;
  • een vuurwapen, gaspistool, van categorie III, van het merk Röhm, model RG600, kaliber .22 lang knall.’
Op een ‘Lijst van inbeslaggenomen goederen’ behorende bij de [adres], met als datum van inbeslagneming 19 oktober 2018, staan onder meer de volgende goederen vermeld:
  • Boksbeugel
  • Boksbeugel in zakje.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende een onderzoek in het kader van de Wet wapens en munitie is onder meer het volgende gerelateerd over de inbeslaggenomen boksbeugels:
‘Beide voorwerpen betreffen boksbeugels. Dit is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie.’ [78]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van alle feiten
De raadsman heeft bepleit dat het opzet van verdachte nimmer gericht is geweest op het plegen van de ten laste gelegde strafbare feiten, omdat verdachte licht verstandelijk beperkt is en daardoor de reikwijdte van zijn handelen niet kon overzien.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Een ernstige geestelijke stoornis bij verdachte zou aan de bewezenverklaring van opzet in de weg kunnen staan indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan zal in het algemeen slechts bij hoge uitzondering sprake zijn, terwijl ten aanzien van verdachte voor het aannemen van dat geval geen redelijk aanknopingspunt aannemelijk is geworden. Dat bij verdachte een laag IQ en als gevolg daarvan een licht verstandelijke beperking zijn vastgesteld is daartoe volstrekt onvoldoende. Ook de resultaten van het verrichte persoonlijkheidsonderzoek geven in het geheel geen aanleiding tot het trekken van die bepleite conclusie.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1
Strafbare voorbereiding?
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen en vervoermiddelen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 en HR 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503).
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat overeenkomstig een tevoren gemaakt plan verdachte zich met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] in het bezit heeft gesteld van politie-uniformen en voorwerpen, die behoren tot de reguliere uitrusting waarvan politieagenten zich bij de uitoefening van hun taken plegen te voorzien (waaronder handboeien, koppels en gasflesjes). Daarnaast beschikten zij over imitatievuurwapens, gelijkend op wapens van de Nationale Politie.
Vervolgens en aldus bepakt en bezakt hebben verdachte en zijn medeverdachte zich begeven naar een tankstation, nabij de locatie waar zij volgens hun plan - vermomd als politieagenten - een ander zouden gaan “aanhouden”. Dat “aanhouden” van die ander was nodig om vervolgens te kunnen overgaan tot de “inbeslagneming” van een zeer aanzienlijk geldbedrag dat die ander in zijn bezit zou hebben. Verdachte heeft verklaard dat zij daarbij de ander zouden boeien. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en zijn mededader het daadwerkelijk gebruik van (ander) geweld niet zouden schuwen, in het onverhoopte geval waarin zij door een of meer derden in het bestek van hun voorgenomen in scène gezette aanhouding en inbeslagneming zouden worden gehinderd. Dat verdachte en zijn mededader op hun beurt zonder hun medeweten zelf een rol speelden in een groter toneelstuk, doordat hun beoogde slachtoffer een onder dekmantel werkende politieman was, die bovendien in de rol van crimineel met verdachte en zijn medeverdachte onder één hoedje speelde, ontneemt aan de feitelijke gang van zaken en wat van verdachtes intentie is gebleken niet het karakter van strafbare voorbereiding.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voorwerpen en vervoermiddelen die de verdachte samen met een ander heeft verworven en voorhanden gehad gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn – mede gelet op het daar te maken gebruik door de verdachte en zijn medeverdachte – voor diefstal met (bedreiging van) geweld en/of afpersing. Bovendien kan daaruit worden afgeleid dat de verdachte en zijn medeverdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden hebben daarvan dit misdadige doel voor ogen had. Aldus is bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
In het bijzonder ten aanzien van feit 4 primair:
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover dat ziet op, kort gezegd, opzetheling van politie-uniformen, maar hij heeft bestreden dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte reeds op 19 april 2018 tegen de infiltranten heeft gezegd dat hij in het bezit is van politie-uniformen, hetgeen hij daarna nog diverse malen tegenover de infiltranten heeft herhaald. Dat hij hierover beschikt en/of over kan beschikken, wordt bevestigd door de levering van vier – originele – politie-polo’s en een -broek aan de infiltranten op 4 juni 2018. Voorts volgt uit diverse tapgesprekken dat verdachte contact heeft over het in bezit geraken van politiekleding, is verdachte zelf in politiekleding te zien op een foto en is er ten tijde van zijn aanhouding op 19 oktober 2019 bij verdachte politiekleding aangetroffen. Uit de bewijsmiddelen kan bovendien worden opgemaakt dat verdachte wist dat de politiekleding van enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonteheling, gelet op de regelmaat van het verwerven, het voorhanden hebben en het overdragen van deze goederen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman en acht het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en Amsterdam en Diemen en Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- voertuigen, waaronder een autobus en twee personenauto's en
- mobiele (prepaid) telefoons en
- onderdelen van politie-uniformen van de Nationale Politie en kleding die

zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten van de Nationale Politie wordt gedragen en

- imitatievuurwapens, zeer gelijkend op het merk en type vuurwapen (merk/model: Walther/P99) dat in gebruik is bij de Nationale Politie en
- andere voorwerpen, gelijk aan en/of gelijkend op voorwerpen die door politieagenten in gebruik zijn bij de uitvoering van hun taken, te weten o.a. schoenen, portofoons en politiekoppels met hoezen en houders en handboeien en handschoenen en zaklampen en identifierspray en
- foto’s en filmpjes van personen in politiekleding en kleding die zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten wordt gedragen,
welke goederen - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd waren tot het begaan van die misdrijven,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad;
2.
op 20 april 2018 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie III en munitie van categorie III Wet wapens en munitie, te weten
-een vuurwapen (merk/model/kaliber: Zastava/70/7.65mm) en zesenzestig (66) bijbehorende patronen (kaliber: 7.65 mmBr)
voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan een ander persoon;
3.
op 26 april 2018 te Almere een wapen van categorie III en munitie van categorie III Wet wapens en munitie, te weten
- een vuurwapen (merk/model/kaliber: Zoraki/914/9mm P.A.K.) en twintig (20) bijbehorende patronen (kaliber: .380auto)

voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan anderen.

4. primair

op tijdstippen in de periode van 19 april 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en Diemen en Amsterdam en Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte meermalen één of meer onderdelen van politie-uniformen en/of politiekleding, waaronder nieuwe politiekleding en politiekleding van [C] verworven, voorhanden gehad en overgedragen, terwijl hij en zijn mededaders telkens ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen, wisten dat voornoemde goederen door misdrijf verkregen goederen betroffen;

5.

op 19 oktober 2018 te Almere, twee wapens van categorie III en munitie van categorie III Wet wapens en munitie, te weten

- een vuurwapen (gaspistool), fabrieksnaam Umarex, merk Browning, model GPDA 9, kaliber 9mm P.A.K. en negen (9) patronen, kaliber 9mm P.A. Knall
en
- een vuurwapen (gaspistool), merk Röh, model RG600, kaliber .22 lang knall
voorhanden heeft gehad;

7.

op 19 oktober 2018 te Almere 2 wapens van categorie I onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten 2 boksbeugels, voorhanden heeft gehad.

Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 7 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
medeplegen van handelen in strijd met artikel 31, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 4 primair:
medeplegen van het plegen van opzetheling een gewoonte maken
feit 5:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, en het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
feit 7:
overtreding van artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 4 jaren en 6 maanden, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis zal opheffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Verdachte acteert naar alle waarschijnlijkheid op het niveau van een minderjarige, gelet op het gemeten (lage) IQ en het gegeven dat daardoor bij hem een licht verstandelijke beperking is vastgesteld. De verdediging heeft verzocht verdachte te straffen als ware hij een minderjarige, dan wel adolescent. Voorts moet in aanmerking worden genomen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Verdachte heeft weliswaar een omvangrijk strafblad, maar dit betreffen geen veroordelingen ter zake van overvallen of diefstallen met geweld. Voor vuurwapenbezit of verkoop is hij evenmin veroordeeld.
De verdediging heeft uitgebreid stilgestaan bij de persoon van verdachte en zijn omstandigheden en concludeert dat de gevorderde straf gelet daarop en op de ernst van het verwijt disproportioneel is. De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een strafoplegging komt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf en de maximale taakstraf.
De verdediging heeft voorts verzocht de vordering van de officier van justitie tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis af te wijzen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een diefstal met (bedreiging met) geweld en/of afpersing. Hij heeft zich metterdaad beschikbaar getoond anderen een zeer groot geldbedrag afhandig te maken en is er niet voor teruggeschrokken zich daarvoor als politieagent voor te doen. Hij heeft daartoe samen met een ander onder andere politiekleding en (airsoft)wapens voorhanden gehad. Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat verdachte en zijn mededader het gebruik van geweld en/of dreiging met geweld niet zouden schuwen indien het hen voor ogen staande plan, dat aan voor hen kenbare variabelen onderhevig was, anders zou lopen. Dat in feite alles fictie was – de piloot betrof een infiltrant die zogenaamd met verdachte onder één hoedje speelde, en de (drugs)baas van wie het geld zou zijn bestond niet daadwerkelijk – doet aan het strafwaardige handelen van verdachte niet af.
Dergelijke overvallen zijn zeer ernstige misdrijven die een forse inbreuk maken op de rechtsorde en veel gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Voor de slachtoffers hiervan zijn dit bijzonder traumatische ervaringen. Vanwege de ernst van dergelijke feiten heeft de wetgever reeds de voorbereidingshandelingen daartoe strafbaar gesteld. De rechtbank acht het kennelijke gemak waarmee de verdachte en zijn medeverdachte spreken over de voorbereiding van de overval en het vervolgens regelen van een complete politie-uitrusting, zeer verontrustend. Daar staat tegenover dat er geen slachtoffers zijn en ook nimmer zouden zijn geweest, omdat het een mede door justitie opgezet ‘toneelstuk’ is geweest. Wel heeft verdachte zijn strafbare intenties prijsgegeven en metterdaad laten zien waartoe hij in staat is om ‘makkelijk geld te verdienen’.
Ook in aanloop naar de zogenaamde overval heeft verdachte zich ernstig gevaarzettend gedragen.
Hij heeft tot twee keer toe vuurwapens en munitie verkocht aan – naar hem later is gebleken – politieagenten in het kader van pseudokoop. Het ongecontroleerde bezit van (vuur)wapens en munitie brengt in zijn algemeenheid een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en versterkt bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid. Dat die risico’s zich realiseren blijkt uit de veelheid van geweldsincidenten waarbij vuurwapens zijn gebruikt en (dodelijke) slachtoffers moeten worden betreurd. In deze context moet tegen de handel in en het ongecontroleerde bezit van vuurwapens streng worden opgetreden.
De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij totaal geen besef heeft getoond voor de grote gevaren die wapens met zich brengen en het doel waarmee deze wapens door de klanten konden worden gebruikt. Verdachte heeft slechts oog gehad voor zijn eigen (financiële) belangen. Bovendien heeft hij in zijn woning gaspistolen en boksbeugels voorhanden gehad.
Ook heeft verdachte zich gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan opzetheling van politiekleding. Hij heeft samen met anderen politiekleding verworven en voorhanden gehad, maar ook verkocht aan – naar hen later bleek – opsporingsambtenaren in het kader van pseudokoop.
Door toedoen van de verdachte is een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de aard van de goederen. Het door onbevoegden in bezit hebben en gebruiken van politiekleding veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving, omdat blindelings erop vertrouwd moet kunnen worden dat personen in politiekleding ook daadwerkelijk bevoegde politieagenten zijn. Mede en in het bijzonder gezien de gevaarsaspecten die kleven aan het onbevoegde bezit en gebruik van politiekleding dient tegen de heling daarvan streng te worden opgetreden.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 mei 2019. Hieruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor verboden wapenbezit (niet zijnde vuurwapens), (gekwalificeerde) vermogensdelicten en geweldsdelicten;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 26 februari 2019. Hierin staan onder meer de volgende bevindingen en conclusies opgenomen. Verdachte komt vanaf zijn dertiende levensjaar met regelmaat in aanraking met politie en justitie. Dit betreffen overwegend delicten met een geweldscomponent. Vanwege zijn proceshouding en sociaal wenselijke antwoorden, kan geen adequate inschatting worden gegeven van de kans op recidive. Verdachte ervaart, kennelijk naar eigen zeggen, geen hinder van zijn minderbegaafdheid en ziet geen noodzaak om zijn gedrag te veranderen. De reclassering adviseert een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden;
- een Pro Justitia rapport, bestaande uit een Psychologisch onderzoek door G.M. Jansen, GZ-psycholoog, d.d. 19 augustus 2019 en een Forensisch Milieuonderzoek d.d.
22 augustus 2019 door S. te Lindert, forensisch milieuonderzoeker. De psycholoog komt onder meer tot de volgende bevindingen en conclusies. Er is bij verdachte sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een lichte verstandelijke beperking en een antisociale persoonlijkheidsstoornis, ook ten tijde van het ten laste gelegde.
De vraag of de pathologie en welke aspecten daarvan, hoe en in welke mate hebben doorgewerkt in de feiten, kan niet onderbouwd worden beantwoord. Verdachte ontkent grotendeels, waardoor onvoldoende zicht is verkregen op eventuele drijfveren. De psycholoog onthoudt zich van een advies over het toerekenen voor alle feiten. De overige vragen naar risicoprognose en advies kunnen hieruit voortvloeiend evenmin worden beantwoord. Wel wordt op basis van statistische factoren het risico op geweldsdelicten als hoog ingeschat.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De in de organisatie van de Rechtspraak vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan bij een (voltooide) overval op een geldtransport of geldkoerier (met licht geweld/bedreiging) uit van een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank neemt dit tot vertrekpunt bij het bepalen van de voor de voorbereiding van de diefstal met geweld en/of afpersing op te leggen straf (feit 1). De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op het tweede lid van artikel 46 Sr, waaruit volgt dat het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld met de helft wordt verminderd. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte en zijn medeverdachte deze overval hebben willen plegen als ware zij echte politieagenten, terwijl zij ook alle attributen voorhanden handen om zich als zodanig voor te kunnen doen bij de door hen beoogde overval.
Verdachte heeft op twee onderscheiden momenten vuurwapens met bijbehorende munitie voorhanden gehad en deze vervolgens tegen betaling overgedragen. Voorts zijn er twee vuurwapens aangetroffen in zijn woning. De rechtbank houdt rekening met het gemak en de snelheid waarmee verdachte de vuurwapens in zijn bezit kon krijgen en vervolgens heeft verkocht. Hij had daarbij slechts financieel gewin voor ogen. Gelet op het voorgaande, en gelet ook op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, is – geïsoleerd beschouwd – een forse onvoorwaardelijke gevangenisstaf van 18 maanden op zijn plaats voor de feiten die zien op het voorhanden hebben en overdragen van vuurwapens.
De oriëntatiepunten van het LOVS gaan bij het voorhanden hebben en overdragen van een vuurwapen uit van een gevangenisstraf van 3 maanden. De rechtbank stelt voorop dat dit slechts een oriëntatiepunt is waarvan vanzelfsprekend kan worden afgeweken. De rechtbank heeft in dit verband ook acht geslagen op de Oriëntatiepunten straftoemeting “vuurwapens en explosieven” van de Rechtbank Amsterdam van 20 mei 2019, die bij het enkele bezit door een
first offendervan een ongeladen vuurwapen in een woning uitgaan van een gevangenisstraf van 6 maanden en het bezit ervan in een publieke ruimte uitgaan van een gevangenisstraf van 10 maanden. In het licht van de in de onderhavige zaak met bestraffing mede nagestreefde doel van generale preventie onderschrijft de rechtbank dit – verzwaarde – uitgangspunt.
Ook op de bewezenverklaarde opzetheling kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, te meer nu het gaat om opzetheling van politiekleding gedurende een langere periode. Verdachte heeft diverse personen ingeschakeld om zich het bezit van politiekleding te verschaffen en deze vervolgens tegen betaling overgedragen aan anderen. Bovendien heeft verdachte deze ten behoeve van een mede door hem te plegen overval voorhanden gehad.
De raadsman heeft onder verwijzing naar wat over de persoon is gerapporteerd verzocht verdachte te straffen ‘als ware hij een minderjarige’. Dit verzoek vindt onvoldoende steun in die rapporten en ook anderszins ziet de rechtbank geen aanleiding daartoe over te gaan. Weliswaar is bij verdachte vastgesteld dat hij licht verstandelijk beperkt is, maar uit het dossier – met name het contact tussen verdachte en de infiltranten, maar ook met zijn mededaders – volgt dat verdachte zich op een zeer volwassen wijze en
streetwiseweet te manoeuvreren binnen het criminele milieu. Hierbij weet verdachte binnen korte tijd veel gedaan te krijgen, waaronder het voorhanden krijgen en leveren van vuurwapens en politiekleding, en het (mee)bedenken, voorbereiden en organiseren van een plan voor een gewiekste overval. Hierbij past geen strafoplegging ‘als ware hij een minderjarige’, wat daarvan overigens zij.
Alles overwegende acht de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten de oplegging van een gevangenisstraf van 42 maanden in beginsel passend en geboden. De aard en ernst van de feiten wordt hiermee tot uitdrukking gebracht en deze gevangenisstraf dient tevens als signaal naar anderen, opdat ook voor hen ondubbelzinnig duidelijk is dat op het plegen van dergelijke ernstige strafbare feiten met het opleggen van een gevangenisstraf als de onderhavige wordt gereageerd.
Strafvermindering
De rechtbank heeft onder 3.1.3 geoordeeld dat het vernietigen van de daar bedoelde beelden een onherstelbaar vormverzuim met zich brengt, waarop met strafvermindering dient te worden gereageerd. De rechtbank sanctioneert dit vormverzuim met vermindering van de op te leggen gevangenisstraf met drie maanden, opdat hiervan een krachtig signaal uitgaat naar het Openbaar Ministerie.
Het voorgaande voert tot de slotsom dat aan verdachte een gevangenisstraf van 39 maanden, met aftrek van de door hem in voorarrest doorgebrachte tijd, zal worden opgelegd.
8.4
Voorlopige hechtenis
De vordering en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van het requisitoir gevorderd dat de rechtbank aan verdachte gevangenisstraf zal opleggen en die vordering vergezeld doen gaan van een andere vordering, te weten de opheffing van de schorsing van het bevel tot verdachtes voorlopige hechtenis. Deze laatste vordering is door de officier van justitie niet van een onderbouwing voorzien. Kennelijk moet het ervoor worden gehouden dat het enkele gegeven van vonniswijzing en verdachtes veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf van een duur die de ondergane preventieve hechtenis ontstijgt, voor het openbaar ministerie meebrengt dat opheffing van de schorsing van die hechtenis in de rede ligt.
De raadsman heeft zich onder verwijzing naar het gewicht van de persoonlijke belangen van de verdachte tegen toewijzing van de vordering verzet.
De beoordeling van de vordering
De rechtbank stelt voorop dat de strafvorderlijke regeling meebrengt dat de opheffing van een schorsing van voorlopige hechtenis te allen tijde door de rechtbank kan worden bevolen, ambtshalve door de rechtbank of op vordering van de officier van justitie. Kortom, een aan de rechter toegekende bevoegdheid.
De rechtbank releveert het verloop van de preventieve hechtenis.
Nadat verdachte op 19 oktober 2018 in verzekering is gesteld is hij op 22 oktober 2018 in bewaring gesteld. De rechtbank heeft op 1 november 2018 verdachtes gevangenhouding bevolen. Ter terechtzitting van 5 april 2019 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis geschorst, en heeft aan die schorsing een aantal voorwaarden verbonden. Naar het oordeel van de rechtbank kon door het stellen van die voorwaarden het met voorlopige hechtenis nagestreefde doel – kort gezegd: het voorkomen van herhaling – toereikend worden gewaarborgd. Gesteld noch is gebleken dat verdachte zich vervolgens niet aan enige aan die schorsing verbonden voorwaarde heeft gehouden.
Bij die stand van zaken acht de rechtbank geen termen aanwezig die opheffing ambtshalve te bevelen, zodat vervolgens de vraag voorligt of de vordering van de officier van justitie voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Gelijk de rechtbank hiervoor heeft overwogen is een overtreding van enige voorwaarde niet gesteld noch is daarvan gebleken. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het enkele gegeven dat heden vonnis wordt gewezen - met een strafoplegging als na te melden - maakt, dat opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen. Daarom zal de rechtbank deze vordering afwijzen.

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht te beslissen overeenkomstig de ‘Beslaglijst 25Parka’, zoals de officier van justitie deze voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting aan het procesdossier heeft doen toevoegen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht tot teruggave van de onder verdachte inbeslaggenomen goederen over te gaan, van welke goederen de officier van justitie reeds heeft geconcludeerd dat deze aan verdachte kunnen worden teruggegeven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal beslissen conform de door de officier van justitie aan de rechtbank verstrekte ‘Beslaglijst 25Parka’, met uitzondering van de inbeslaggenomen HP laptop, hetgeen de volgende overwegingen en beslissingen met zicht brengt.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal de na te noemen in beslag genomen voorwerpen onttrekken aan het verkeer:
  • Zastava vuurwapen (goednummer 455422);
  • Munitie/kogelpatroon (goednummer 455430);
  • Patroonmagazijn Zastava (goednummer 455423);
  • 6 stuks scherpe patronen kaliber 7.65 mm (goednummer 455427);
  • Vuurwapen pilstool Zoraki (goednummer 456077);
  • 20 scherpe patronen, merk PPU (goednummer 456087);
  • Boksbeugels (goednummer 483844);
  • Boksbeugel in zakje (goednummer 483845);
  • Gaspistool Umarex/Browning + 9 patronen, kaliber 9mm;
  • Gaspistool Rohm/RG600.
Deze voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang en met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 2, 3, 5 en 7 bewezen verklaarde feiten begaan.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de na te noemen in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaren, te weten:
- Sealbags, met inhoud, diverse verpakking politiemateriaal (goednummer 483839);
- 2 x handboeientas, 2 tasjes, magazijntas in sb (goednummer 483840);
- mobiel inclusief oplader (p. 1958) (goednummer 486452);
- Zwarte GSM (merk: Alcatel) met simkaart van Lyca mobile (goednummer 483923);
- Plastic tas DEEN supermarkten (goednummer 462110);
- Papieren tas Primark gescheurd (goednummer 462112);
- Doosje Hackler & Koch (goednummer 483833),
Met betrekking tot deze voorwerpen zijn de onder 1 en 4 bewezen verklaard feiten begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de het beslag genomen voorwerp, te weten:
- Mini laptop (goednummer 483832).
Teruggave beslagene
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de beslagene van de na te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- Compact flash 8 GB (goednummer 483820);
- USB stick (goednummer 483821);
- Cruzer Blade 16GB (goednummer 483822);
- Vacron videorecorder (goednummer 483823);
- Corsair computer (goednummer 483824);
- HP pressario laptop (goednummer 483825);
- Acer laptop met gebuiksproken (goednummer 483826);
- E-reader Coby Kyros tablet + tas (goednummer 483827);
- Lenovo laptop in zwarte tas incl. lader en identifier 2 (goednummer 483828);
- Dell desktop (goednummer 483829);
- USB stick merk Integral (goednummer 483831);
- TOMTOM inclusief houder (goednummer 483834).
Teruggave aan de rechthebbenden
De rechtbank zal teruggave gelasten van na te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten:
- HP laptop (p. 1669) (goednummer 483830) aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] ;
- Politie-uniform broek dames maat 44 (goednummer 462097);
- Politie polo maat d-44, korte mouw (goednummer 462099);
- Politie polo maat d-44 lange mouw, 3 stuks,
aan degene/degenen die redelijkerwijs als rechthebbende/rechthebbenden van deze voorwerpen kan/kunnen worden aangemerkt.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 33, 33a, 36b, 36c, 46, 47, 57, 63, 312, 317, 417 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 13, 26, 31 en 55 van de Wet wapens en munitie,
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 7 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 7 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2, 3, 4 primair, 5 en 7 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 39 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
-
wijst afde vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart de volgende voorwerpen onttrokken aan het verkeer:
  • Zastava vuurwapen (goednummer 455422);
  • Munitie/kogelpatroon (goednummer 455430);
  • Patroonmagazijn Zastava (goednummer 455423);
  • 6 stuks scherpe patronen kaliber 7.65 mm (goednummer 455427);
  • Vuurwapen pilstool Zoraki (goednummer 456077);
  • 20 scherpe patronen, merk PPU (goednummer 456087);
  • Boksbeugels (goednummer 483844);
  • Boksbeugel in zakje (goednummer 483845);
  • Gaspistool Umarex/Browning + 9 patronen, kaliber 9mm;
  • Gaspistool Rohm/RG600;
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • Sealbags, met inhoud, diverse verpakking politiemateriaal (goednummer 483839);
  • 2x handboeientas, 2 tasjes, magazijntas in sb (goednummer 483840);
  • mobiel inclusief oplader (p. 1958) (goednummer 486452);
  • Zwarte GSM (merk: Alcatel) met simkaart van Lyca mobile (goednummer 483923);
  • Plastic tas DEEN supermarkten (goednummer 462110);
  • Papieren tas Primark gescheurd (goednummer 462112);
  • Doosje Hackler & Koch (goednummer 483833);
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
 Mini laptop (goednummer 483832);
- gelast de teruggave aan de beslagene van de volgende voorwerpen:
  • Compact flash 8 GB (goednummer 483820);
  • USB stick (goednummer 483821);
  • Cruzer Blade 16GB (goednummer 483822);
  • Vacron videorecorder (goednummer 483823);
  • Corsair computer (goednummer 483824);
  • HP pressario laptop (goednummer 483825);
  • Acer laptop met gebuiksproken (goednummer 483826);
  • E-reader Coby Kyros tablet + tas (goednummer 483827);
  • Lenovo laptop in zwarte tas incl. lader en identifier 2 (goednummer 483828);
  • Dell desktop (goednummer 483829);
  • USB stick merk Integral (goednummer 483831);
  • TOMTOM inclusief houder (goednummer 483834);
- gelast de teruggave aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] van het volgende voorwerp:
 HP laptop (p. 1669) (goednummer 483830);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de volgende voorwerpen:
  • Politie-uniform broek dames maat 44 (goednummer 462097);
  • Politie polo maat d-44, korte mouw (goednummer 462099);
  • Politie polo maat d-44 lange mouw, 3 stuks.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Hoogeveen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met
geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of
afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- één of meer voertuigen, waaronder een autobus en/of twee, in elk geval één of meer, personenauto's en/of
- één of meer mobiele (prepaid) telefoon(s) en/of
- één of meer onderdelen van politie-uniformen van de Nationale Politie en/of kleding die
zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten van de Nationale Politie wordt gedragen en/of
- één of meer imitatievuurwapen(s), zeer gelijkend op het merk en type vuurwapen(s)
(merk/model: Walther/P99) die in gebruik zijn bij de Nationale Politie en/of
- één of meer andere voorwerp(en), gelijk aan en/of gelijkend op voorwerpen die door
politieagenten in gebruik zijn bij de uitvoering van hun taken, te weten o.a. één of meer
paar schoenen en/of één of meer wapenstok(ken) en/of één of meer portofoon(s) en/of
één of meer zogenoemde (politie)koppel(s) met één of meer hoe(s)(zen) en/of houder(s)
en/of één of meer paar handboei(en) en/of één of meer paar handschoen(en) en/of één of
meer zaklamp(en) en/of één of meer gas- en/of verf- en/of identifier– en/of traangas
spray(s) en/of
- één of meer foto(’s) en/of filmpje(s) van een of meer pers(o)on(en) in politiekleding en/of
kleding die zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten wordt gedragen,
althans één of meer goed(eren), welke goed(eren) - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd was/waren tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 20 april 2018 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III en/of munitie van categorie III Wet wapens en munitie, te weten
-een (vuur)wapen (merk/model/kaliber: Zastava/70/7.65mm) (categorie III) en/of zesenzestig (66) bijbehorende patro(o)nen (kaliber: 7.65 mmbr)
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan één of meerdere andere pers(o)n(en);
3.
hij op of omstreeks 26 april 2018 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een wapen van categorie III en/of munitie van categorie III Wet wapens en munitie, te weten
- een (vuur)wapen (merk/model/kaliber: Zoraki/914/9mm P.A.K.) (categorie III) en/of twintig (20) bijbehorende patro(o)n(en) (kaliber: .380auto)
voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen aan een of meerdere andere perso(o)n(en),
4. primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Diemen en/of Amsterdam en/of Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte meermalen één of meer onderde(e)l(en) van politie-uniformen en/of politiekleding, waaronder nieuwe politiekleding en/of politiekleding van [C] verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van voornoemde goederen, wist(en) dat voornoemde goederen
door misdrijf verkregen goederen betroffen;
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Diemen en/of Amsterdam en/of Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten één of meer onderde(e)l(en) van politie-uniformen en/of politiekleding, waaronder nieuwe politiekleding en/of politiekleding van [C] heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
5.
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee (2) wapen(s) van categorie III en/of munitie van categorie III Wet wapens en munitie, te weten
- een (vuur)wapen (gaspistool) (fabrieksnaam/merk/model/kaliber:
Umarex/Browning/GPDA 9/9mm P.A.K.) (categorie III) en/of negen (9) patro(o)n(en)
(kaliber: 9mm P.A. Knall)
en/of
- een (vuur)wapen (gaspistool) (merk/model/kaliber: Röhm/RG600/.22 lang knall)
(categorie III)
voorhanden heeft gehad;
6. primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 5 december 2017 tot en met 19 oktober 2018 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, een of meer goederen, te weten een Laptop (merk: HP) (inbeslaggenomen goednummer 483830) heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
Subsidiair:
hij op of omstreeks 5 december 2017 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (uit één perceel [adres] te [woonplaats] ) onder meer één of meer siera(a)d(en) en/of een laptop (merk: HP) (inbeslaggenomen goednummer 483830), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen siera(a)d(en) en/of een laptop (merk: HP) (inbeslaggenomen goednummer 483830), in elk geval enig goed, onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of door middel van inklimming in voornoemde woning(en) en/of door middel van een valse sleutel, althans een sleutel waartoe hij, verdachte en/of zijn mededader(s) niet toe gerechtigd was/waren;
7.
hij op of omstreeks 19 oktober 2018 te Almere, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, 2 (twee), in elk geval één of meer, wapen(s) van categorie I, onder 3° van de Wet wapens en munitie, te weten 2 (twee) in elk geval één of meer boksbeugel(s) voorhanden heeft gehad.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd MDRAA17011 (Onderzoek 25Parka), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3396. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 19-25.
3.Pagina’s 2472-2473.
4.Pagina’s 2498-2499.
5.Pagina’s 2502-2505.
6.Pagina 2510 e.v.
7.Pagina 2157.
8.Pagina’s 2157-2158.
9.Pagina 2161.
10.Pagina 2149.
11.Pagina’s 2149-2150.
12.Pagina 2154.
13.Pagina 266.
14.Pagina’s 149-150.
15.Pagina’s 155-156
16.Pagina’s 214-215.
17.Pagina 717.
18.Pagina 314.
19.Pagina’s 725, 745-746.
20.Pagina‘s 2141-2143.
21.Pagina 2146.
22.Pagina 1645.
23.Pagina 1647.
24.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2019.
25.Pagina’s 149-150.
26.Pagina154-156.
27.Pagina 158.
28.Pagina’s 3034-3035.
29.Pagina’s 214-215.
30.Pagina’s 3040-3041.
31.Pagina 717.
32.Pagina 314.
33.Pagina 315.
34.Pagina 318.
35.Pagina’s 726-728.
36.Pagina 725.
37.Pagina’s 745-746.
38.Pagina 323.
39.Pagina 329.
40.Pagina 333.
41.Pagina 337.
42.Pagina 338.
43.Pagina 345.
44.Pagina 346.
45.Pagina 368.
46.Pagina 369.
47.Pagina’s 361 en 362.
48.Pagina 363
49.Pagina 398.
50.Pagina 399.
51.Pagina’s 406-407.
52.Pagina 678.
53.Pagina 679.
54.Pagina 684.
55.Pagina 685.
56.Pagina’s 681-682.
57.Pagina’s 435-436.
58.Pagina 435.
59.Pagina 421.
60.Pagina 422.
61.Pagina 423.
62.Pagina 432.
63.Pagina 586.
64.Pagina 587.
65.Pagina 489.
66.Pagina 491.
67.Pagina’s 509-510.
68.Pagina 523.
69.Pagina 534.
70.Pagina’s 542-543.
71.Pagina 3187.
72.Pagina 3188.
73.Pagina’s 547-550.
74.Pagina’s 543-544.
75.Pagina 1601.
76.Pagina’s 3053-3054.
77.Pagina’s 1581-1582.
78.Pagina 3066.