4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 6 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 6 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken. Weliswaar staat vast dat verdachte de laptop voorhanden heeft gehad die aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] is ontstolen, maar bewijs dat hij ten tijde van het voorhanden krijgen daarvan wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze laptop van misdrijf afkomstig was, ontbreekt. Evenmin kan worden bewezen dat het verdachte zelf is geweest die de laptop heeft gestolen.
Verdachte heeft onder meer verklaard, zakelijk weergegeven:
Ten aanzien van de feiten 1 en 4 primair:
‘Ik weet nog dat ik op 8 maart 2018 de twee Nederlandse infiltranten voor het eerst heb ontmoet in het poolcentrum. Ik heb op 17 mei 2018 een foto aan de infiltranten laten zien waar ik op sta met een politie-uniform aan. Ik vroeg mijn vriendin die foto naar mij te verzenden. Ik heb tegen de infiltranten gezegd dat ik de beschikking had over politie-uniformen. Ik heb rond 24 mei 2018 gezegd dat ik bereid was een klus, een ripdeal, te doen in politiekleding.
Ik heb op 4 juni 2018 via via vier politiepolo’s en een politiebroek geregeld en verkocht aan de infiltranten voor een bedrag van € 2.000,-.
Ik ben op een gegeven moment met de twee Nederlands infiltranten naar de [club] in [woonplaats] gegaan en daar heb ik gesproken met de Engelse baas. Hij vertelde mij dat hij professionele criminelen zocht voor een klus. Ik heb gezegd dat ik allerlei soorten klussen deed. Ik was na dat gesprek heel blij en ik had gezegd tegen de Nederlandse infiltranten dat het nog mooier was dan zij hadden gezegd.
Ik heb op 25 september 2018 met iemand gebeld en gevraagd naar ‘kleding scotoe’. Scotoe betekent politie.
Ik ben op 2 oktober 2018 met de twee Nederlandse infiltranten naar de [winkel] in [woonplaats] geweest. Er werden spullen uitgezocht voor de klus.
Ik heb medeverdachte [medeverdachte 1] gebeld toen hij nog in de gevangenis zat. Ik belde hem over deze klus. Ik heb gezegd dat ik polo’s nodig had, zwart met geel. Dat was voor de klus en ging over politie-polo’s.
Er is ook een gesprek geweest in de [club] met de piloot erbij. Zij wilden het plan wijzigen, maar ik heb gezegd dat het anders moest. Het plan was eerder al besproken.
Op de dag van de klus hebben wij foto’s laten zien van de politie-uniformen. De baas heeft een foto van het geld laten zien met de krant van die dag.
Op 5 oktober 2018 waren medeverdachte [medeverdachte 1] en ‘ [B] ’ mee naar de [club] . We hadden een afspraak met de twee Engelse infiltranten.
Op 8 oktober 2018 ben ik met medeverdachte [medeverdachte 1] op voorverkenning naar het vliegveld te Hoogeveen geweest, om er vertrouwd mee te raken. Daar zou de klus plaatsvinden.
Ik heb voor de Engelse baas twee schone telefoons geregeld.
Het plan dat wij zouden uitvoeren was dat wij de piloot zouden aanhouden en in de boeien zouden slaan en het geld dat hij bij zich had, in beslag zouden nemen.
Ik heb gezegd dat ik voor de zekerheid een echt wapen zou meenemen, zodat ze geen geintjes met ons zouden uithalen.
Op 19 oktober 2018 hadden wij nog een afspraak met de Engelse baas, hier was medeverdachte [medeverdachte 1] ook bij. Ik heb hem foto’s en video’s van politiekleding laten zien.
Op diezelfde dag, 19 oktober 2018, reed ik met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] richting Hoogeveen. We waren op weg naar het vliegveld. De koppels en wapens heb ik meegenomen van huis en deze zaten in de tas die ik had meegenomen. Bij een tankstation in Hoogeveen liet ik de Volkswagen Polo achter. Het was de bedoeling dat medeverdachte [medeverdachte 1] en ik ons op een parkeerplaats verderop in de bus zouden omkleden en dus de politiekleding zouden aantrekken. We zouden de Volkswagen Polo gebruiken voor de aanhouding. Wij waren bijna zover en wij wachtten tot de piloot zou zeggen dat hij zou gaan landen.’
Ten aanzien van feit 2:
‘Ik heb op 20 april 2018 een wapen, de Zastava, via medeverdachte [medeverdachte 2] geleverd aan de infiltranten. Ik heb dit met medeverdachte [medeverdachte 2] afgesproken. Ik heb rondom de levering telefonisch contact gehad met de infiltranten. Ik word ook wel [bijnaam] genoemd.’
Ten aanzien van feit 3:
‘Ik heb met diverse personen gebeld en geappt om een vuurwapen te regelen. Ik heb een vuurwapen op een foto in een koffertje laten zien aan de infiltranten. Ik heb het wapen geregeld, het was een Zoraki. Ik heb op 26 april 2018 het wapen in het magazijn van het poolcentrum te [woonplaats] laten zien en verkocht aan de infiltranten.’
Ten aanzien van de feiten 5 en 7:
‘De twee gaspistolen en twee boksbeugels die in mijn woning zijn aangetroffen zijn van mij.’
De politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 relateren in een ‘Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokopers’ onder meer het volgende:
‘Wij kwamen op 19 april 2018 in het poolcentrum op een gegeven moment met verdachte in gesprek over onder andere de handel in vuurwapens. Ik, A4114, bekeek een foto van een vuurwapen op mijn telefoon en verdachte zag dat en hierop reageerde hij. Wij hoorden dat verdachte vroeg of wij die hadden, omdat hij daar wel in geïnteresseerd zou zijn. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij momenteel nog een aantal vuurwapens had liggen, hij noemde een aantal merken zoals een beschadigde Browning 7.65, een nieuwe Browning, een Mac-10 en een P99. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij over 1 a 2 weken een nieuwe lading binnenkrijgt met een aantal GL’s, GL-17 en GL-25. Wij hoorden dat verdachte ons vertelde dat de beschadigde Browning 7.65 voor € 1.100,- weg kan. Het is geheel met patroonhouder en patronen. Verdachte vertelde ons dat hij laatst een Mac-10 had verkocht. Wij hoorden dat verdachte ons vertelde dat hij laatst AK’s had verkocht voor € 1.250,- per stuk. Ik, A4114, vroeg aan verdachte of hij ook vestjes had. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij complete politie- en AT-uniformen heeft. Deze zijn compleet met onder andere portofoons, handboeien, oortjes, helmen en badge met eigen stamnummer. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij iemand uit Almere heeft die één politiebroek met vijf shirtjes verkoopt voor € 1.000,-. Zelf heeft verdachte een aantal complete politie-uniformen die hij niet wegdoet. Hij maakt hier gebruik van samen met vier a zes anderen. Wij hoorden dat ze dan net als de ‘echte’ politie ’s ochtends vroeg een deur eruit rammen en dan een woning naar binnen gaan en vervolgens ‘politie, politie’ roepen.
Wij hoorden dat verdachte aan ons vroeg of wij interesse hadden in de wapens. Als we wilden kon hij binnen tien minuten de beschadigde Browning hier hebben. Wij vertelden dat wij mogelijk wel interesse hadden hierin en wat hij nog meer voor vanavond kon regelen. Verdachte vertelde dat hij even die vriend van hem moest bellen. Wij hoorden van verdachte dat het op 20 april 2019 om 19.30 uur aan de Kruidenhof in Diemen plaats zou kunnen gaan vinden, waarop wij akkoord gingen.’
De politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 relateren in een ‘Proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokopers’ onder meer het volgende:
‘Op 20 april 2018, omstreeks 19.25 uur, werd ik, A-4115, gebeld door verdachte. Hij vertelde dat we hem moesten bellen als we er waren. Omstreeks 19.30 uur stonden wij op de parkeerplaats De Kruidenhof aan de Boven Rijkersloot in Diemen. Ik, A-4115, nam telefonisch contact op met verdachte. Omstreeks 19.35 uur werd ik, A-4115, door verdachte teruggebeld waarin hij aangaf dat er over 2 a 3 minuten iemand bij mij zou zijn. Ik, A-4115, zag dat NN2 een plastic tas uit de kofferbak van de auto pakte en naar ons toe kwam gelopen. Ik zei tegen NN2 “ [bijnaam] ” waarna ik zag en hoorde dat NN2 bevestigend antwoordde en mij een hand gaf en plaatsnam op de bijrijdersstoel. Ik, A-4114, zag dat NN2 de plastic tas opende en haalde hierbij, zoals gisteren met verdachte afgesproken, de Browning tevoorschijn. Ik hoorde NN2 vertellen dat er nog een stuk of 40 kogels in de tas zaten en hij liet dit ook aan mij zien. In één plastic tas lagen patronen en in de andere zat het vuurwapen, de oudere Browning met inderdaad zoals verdachte al vertelde tegen ons, wat krassen en schade op het wapen. NN2 vertelde dat de houder en het wapen vol zat. Ik overhandigde NN2 een rolletje met € 1.000,- en haalde uit mijn broekzak nog twee briefjes van € 50,-. Hierop stuurde ik, A-4115, een WhatsApp berichtje naar verdachte: “Is geregeld bro”, waarna verdachte reageerde met: “Is goed maatje”.’
In een proces-verbaal van bevindingen ‘tapgesprekken tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] 19 en 20 april 2018’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Uit de gesprekken kan worden opgemaakt dat medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) het wapen in zijn bezit heeft, wat de verdachte ook bij de collega’s van de infiltranten heeft aangegeven. Verdachte maakt met [medeverdachte 2] de afspraak dat het wapen de volgende dag kan worden overgedragen en hij spreekt met [medeverdachte 2] af dat € 300,- voor hem is.’
In een proces-verbaal betreffende de categorisering van het wapen is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Het wapen dat is gekocht, betreft een vuurwapen, pistool (merk/model/kaliber: Zastava/70/7.65mm) van categorie III. De bijbehorende patronen van kaliber 7.65 mmBr, 66 in totaal, betreffen scherpe patronen van Categorie III en kunnen met behulp van voornoemd vuurwapen worden afgeschoten.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 27 april 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 26 april 2018 heeft een gesprek via WhatsApp tussen verdachte en A-4114 plaatsgevonden waarin verdachte om 13.35 uur zegt: “Krijg vandaag een hele mooie binne”. Omstreeks 17.50 uur kwamen wij, A-4114 en A-4115, aan bij het poolcentrum. Wij hoorden dat verdachte vrijwel direct bij binnenkomst vertelde dat hij iets moois had en liet ons een foto zien op zijn iPhone. Wij zagen op deze foto een geopend zwartkleurig koffertje met daarin een zwart handvuurwapen, een patroonhouder en een schoonmaakstok. Ook zagen we een blauwkleurig doosje met onder andere de tekst 3.80. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij € 3.000,- voor het vuurwapen wilde hebben. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat het wapen helemaal nieuw en schoon was. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat dit een 9mm “Ghost” betrof. Wij liepen achter verdachte aan richting het magazijn van het poolcentrum. Wij zagen dat verdachte een zwartkleurig koffertje pakte. Wij herkenden dit koffertje als het koffertje op de eerder getoonde foto. Wij zagen dat verdachte het koffertje opende en hierin zagen wij de inhoud die ons ook op de foto werd getoond. Ik, A-4114, deed een bod van € 2800,- op het vuurwapen. Dit was akkoord. Ik, A-4114, verliet het poolcentrum met het vuurwapen.’
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende de categorisering van het wapen en de munitie – zoals door de infiltranten aangekocht – is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Het betreft een vuurwapen, pistool, van categorie III sub I (merk Zoraki, model 914, kaliber 9mm P.A.K.) en het betreffen 20 scherpe patronen van categorie III.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokoper A-4114 van 30 april 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 29 april 2018 hoorde ik verdachte zeggen dat hij die uniformen nog had. Verdachte vertelde verder hierover dat ze deze uniformen bij een wasserette vandaan hadden. Ze kregen een tip dat deze uniformen hier lagen en ze hebben ze toen weggehaald. Verdachte vertelde verder dat ze soms bij agenten thuis inbreken om daar een uniform weg te halen.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 18 mei 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Wij hoorden dat verdachte op 17 mei 2018 vertelde dat hij 7 complete politie-uniformen heeft en deze niet ging verkopen of verhuren. Hij heeft onder andere handboeien, riem, zonnebrillen, petje, sokken, portofoon en oortjes. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat als zij ergens in politie-uniform naar binnen gaan, een aantal jongens echte politie vuurwapens bij zich dragen en een aantal nepwapens. Ik, A-4114, vroeg aan verdachte of hij kon laten zien dat hij ze had. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij zijn vriendin wel even ging appen voor een foto, hetgeen hij ook direct deed. Kort hierna zag ik, A-4114, dat verdachte mij een tweetal foto’s liet zien. Ik zag op deze foto’s dat verdachte geposeerd stond in een volledig politie-uniform van de huidige Nationale Politie Nederland. Ik zag dat verdachte in zijn hand een groot geweer, type sniper, vasthield. Wij, A-4114 en A-4115 gaven aan bij verdachte dat er misschien wat aan zit te komen waar wij die jongens in uniform wel voor kunnen gebruiken. Wij hoorden verdachte hierop zeggen dat zij klaar stonden.Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij ook politie uniformen kan laten bestellen als wij een stamnummer hebben. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat als we een adres wisten waar iets lag met veel waarde, hij dan de jongens bij elkaar kon krijgen zodat zij, al dan niet in politie uniform, datgene op kunnen halen.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 25 mei 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 24 mei 2018 vroeg verdachte ons of wij nog nieuws hadden, want verdachte vertelde dat ze klaar stonden om een
ripdealte plegen.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel pseudokopers A-4114 en A-4115 van 5 juni 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 4 juni 2018 stuurde verdachte mij, A-4114, een bericht dat hij de kleding had en als ik wil kon ik vier polo’s en 2 broeken kopen. Ik stuurde verdachte een WhatsApp bericht terug met: Zekers, kom ze morgen bij je oppikken. Verdachte belde mij dat hij die broeken en polo’s had en of ik die vanavond kon oppikken bij hem in Almere. Hij vroeg aan mij hoe laat ik daar kon zijn en we spraken af rond elf uur bij benzinestation Texaco in Almere Buiten. De prijs was € 2500,- voor twee broeken en vier polo’s.’
Wij reden omstreeks 23.00 uur het terrein van het benzinestation op. We zagen achter bij de wasboxen twee auto’s staan en dat verdachte tussen de twee auto’s stond. We reden naar verdachte toe. Verdachte kwam op ons afgelopen met een plastic tas in zijn handen. Verdachte nam plaats op de bijrijdersstoel in de auto en ik, A-4114, zat nog achter het stuur. Verdachte overhandigde aan mij meteen de plastic tas. Ik zag dat er donkerkleurige kledingstukken in zaten. Ik, A-4114 haalde de kledingstukken eruit en ik zag dat dit kledingstukken waren van de politie. Ik telde drie polo’s en één broek.
Op een gegeven moment kwam er een NN1 persoon aan en die zei: “ [naam] , die andere ligt hier nog.” Door A-4115 werd toen gezegd dat hij die andere op moet halen en vervolgens kwam de NN1 aangelopen met een papieren zak van Primark en hierin zat nog één polo met dezelfde stripings als de andere polo’s. Deze tas gaf de NN1 persoon vervolgens aan A-4115 en werd vervolgens aan verdachte gegeven door A-4115. Verdachte gaf vervolgens de zak aan mij, A-4114, en ik haalde hier de vierde polo uit.
Verdachte gaf aan dat deze kledingstukken gejat waren hier in Almere en dat hij de volgende week of over 6 dagen nog eens vier setjes zou krijgen. Nadat we hadden onderhandeld kwamen we overeen dat wij € 2000,- moesten betalen aan verdachte voor de vier polo’s en één broek.’
In een proces-verbaal van bevindingen begeleiding A-4114 en A-4115, opgemaakt door B-2826 en B-2852, van 5 juni 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Kort na de inzet vertelden A-4114 en A-4115 aan ons dat zij verdachte hadden ontmoet bij de Texaco aan de Koningsbeltweg1 te Almere en dat ze vijf delen van het politie-uniform hadden gekocht, namelijk vier polo’s en broek. Wij toonden aan A-4114 en A-4115, afzonderlijk van elkaar, de foto van [medeverdachte 3] . Wij hoorden dat zij deze persoon herkende als zijnde de persoon die bij de ontmoeting aanwezig was.’
In een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 12 juni 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Bij aanvang van het verhoor deelde ik aan de getuige het volgende mee: tijdens een recherche onderzoek heeft de politie vier politie polo’s en één politie broek aangetroffen. Deze kledingstukken werden aan de getuige [getuige 1] getoond.
De getuige verklaarde:
‘Ik ben werkzaam bij een bedrijf dat politiekleding levert. Ik concludeer dat deze vier politie polo’s origineel en nieuw zijn. Van de broek kan ik zeggen dat deze voor 99,9 % origineel is.’’
In een proces-verbaal van bevindingen politieel pseudokoper A-4114 van 3 juli 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 2 juli 2018 vroeg ik aan verdachte of hij er klaar voor is, inclusief de uniformen. Ik hoorde verdachte vertellen dat ze er klaar voor zijn. Verdachte vertelde dat als het vanavond moet, dat ze er klaar voor zijn. Verdachte vertelde dat ze als arrestatieteam naar binnen gaan en dat wij dan live mee kunnen kijken. Verdachte zei dat hij niet voor € 5.000,- zes jaar de bak in gaat.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-4114 van 17 augustus 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 16 augustus 2018 kwam verdachte op een gegeven moment dicht bij mijn hoofd en fluisterde in mijn oor hoe het zat met het geld en of ik al meer wist. Ik vroeg aan verdachte of alles nog hetzelfde was en ik hoorde verdachte zeggen dat ze er klaar voor waren.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltranten A-4114 en A-4115 van 31 augustus 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 30 augustus 2018 waren wij in het poolcentrum. Wij vroegen aan verdachte of hij er klaar voor was, want die man die wij kenden die zou volgende week komen. Verdachte vertelde dat er wel iemand van ons achter moet blijven, hij legde uit dat als dat geld of die blokken niet worden gevonden en er is wel iemand omgelegd, dan heb je namelijk moord. Verdachte vertelde dat hij er klaar voor was en dat zijn vrienden vaak hadden geappt over hoe het ervoor stond.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltranten A-4114 en A-4115 van 6 september 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 5 september 2018 heb ik, A-4114, verdachte opgehaald in Almere en we gingen naar de [club] in [woonplaats] . We liepen naar de tafel waar A-2358 en A-4115 zaten. Wij lieten verdachte en A-2358 alleen.Enige tijd later kwam verdachte naar ons toe en zei dat hij het ging doen. Toen we in de auto zaten, zag ik dat verdachte heel blij was aan zijn grijns op zijn gezicht.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 5 september 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 5 september 2018 ben ik in de [club] in [woonplaats] gaan zitten met verdachte. Ik heb uitgelegd dat ik professionele criminelen nodig had om een speciale klus voor mij uit te voeren en dat verdachte mij was aangeraden als iemand die in staat was om een dergelijke klus uit te voeren. Verdachte zei meteen dat hij die klus kon doen. Ik heb hem vervolgens uitgelegd dat ik hem eerst moet vertellen om wat voor klus het gaat. Ik zei dat ik wilde dat hij en zijn mensen een overval zouden plegen en het geld uit het vliegtuig zouden stelen als het in Nederland geland was. Verdachte zei dat hij het kon doen.Na enig onderhandelen zei verdachte dat hij de overval voor € 200.000,- kon plegen. Ik heb hem vervolgens uitgelegd dat één van de piloten voor mij werkte en dat hij wist dat het geld door iemand in beslag zou worden genomen en dat deze piloot mee zou werken. Ik heb vervolgens gezegd dat de overval op een bepaalde manier gedaan moest worden en dat mij was verteld dat verdachte toegang tot politie-uniformen had. Verdachte gaf grif toe dat hij inderdaad toegang had tot politie-uniformen en vroeg waarom ik ze nodig had. Ik heb uitgelegd dat de overval er niet als een overval moest uitzien, maar dat het eruit moest zien als een inbeslagneming door de politie. Verdachte zei dat hij het begreep en verzekerde mij dat zij alles zouden regelen, waaronder ook politieradio’s en dat zij zich precies zoals politiemensen zouden gedragen.’
In een proces-verbaal van bevindingen ‘gesprekken [medeverdachte 1] – [verdachte] vanuit P.I. Alphen’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 8 september 2018 werd een gesprek gevoerd met het bij verdachte in gebruik zijnde telefoonnummer en medeverdachte [medeverdachte 1] , met onder meer de volgende inhoud:
“Verdachte: Broer als je straks buiten, precies wanneer je buiten bent, dan ga jij een ‘t-tje’ verdienen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] : Oh komt goed, inshallah.”
In de gesprekken op 23 september 2018 zegt verdachte dat hij “die polo’tjes, die zwart met geel,” nodig heeft en dan wordt het volgende gezegd:
“Verdachte: ik zweer het je Bro…als je buiten ben….je gaat blij worden Bro…geloof mij… het is een ‘T-tje’ de man (…) daar is het 75 75 voor jou, 75 voor die andere….en bankoe voor mij (….)
Verdachte: als je die polo’s regelt, ga ik met je mee…”
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 september 2019 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018
(de rechtbank begrijpt: 19 september 2018)was ik samen met A-2361 bij de [club] in [woonplaats] . Ik stelde A-2361 als zijnde de piloot voor aan verdachte en wij gingen met z’n drieën de [club] te [woonplaats] binnen. Ik vertelde dat A-2361 en ik niet gerust waren op bepaalde onderdelen van het plan voor de overval, zoals verdachte die de vorige keer uiteen had gezet. Zowel A-2361 als ik zeiden dat het er niet ‘goed’ uit zou zien om de overval alleen door verdachte en nog één andere persoon te laten uitvoeren. Verdachte zei dat dit een grote wijziging was in de plannen en dat hij dat met wat meer mensen moest bespreken en hij klaagde dat wij € 200.000,- voor de klus waren overeengekomen en dat hij daar nu meer mensen van moest betalen. Verdachte zei dat hij de klus nog steeds graag wilde doen. Verdachte stelde voor dat de beste manier om de operatie uit te voeren zou zijn als de ‘andere’ piloot naar de verkeerstoren zou gaan om de papieren te regelen en dat A-2361 met de tas met geld van het vliegtuig naar een auto zou lopen die op het openbare parkeerterrein buiten de luchthaven lag. Verdachte en zijn team, die met twee auto’s waren, zouden vervolgens de auto blokkeren; de ene helft van het team zou A-2361 ‘arresteren’, terwijl de andere helft het geld in beslag zou nemen. A-2361 en het geld zouden dan van het vliegveld worden weggereden en naar een van te voren geregelde locatie worden gebracht. We stemden allemaal in met deze wijziging van het plan.
Ik vroeg of hij toegang had tot de politie uniformen, hetgeen hij bevestigde. Ik heb vervolgens gezegd dat ik hem op de ochtend van de overval zou ontmoeten en dat ik een actuele foto van zijn team in de uniformen wilde zien en dat ik hem in ruil daarvoor een foto van het geld zou laten zien.’
In een proces-verbaal van bevindingen ‘Telefonisch contact [getuige 2] ’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘In een telefoongesprek tussen [getuige 2] en verdachte op 25 september 2018 informeert verdachte naar “polootjes van die gasten”. Verdachte geeft aan dat hij ze nodig heeft, want hij had er een paar, maar die zijn weg. [getuige 2] geeft aan dat hij achter de polo’s aan zal gaan. Verdachte vertelt dat hij volgende week een foto nodig heeft.
Gesprek:
“NN: Die polo’s van die gasten…????
[verdachte] : van ehh… scotoe (= straattaal voor politie).”
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltranten A-4114 en A-4115 van 3 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 2 oktober 2018 zijn wij met verdachte naar de [winkel] te [woonplaats] gereden. Wij hoorden dat [getuige 3] (
de rechtbank begrijpt: getuige [getuige 3]) tegen verdachte vertelde dat hij die twee complete koppels donderdag binnen krijgt. Ik, A-4114, vroeg aan [getuige 3] of dat een bestelling was voor iemand of dat het voor zichzelf is. Wij zagen dat [getuige 3] de verdachte aankeek en zei dat het voor verdachte was. Verdachte had twee complete koppels eerder besteld bij [getuige 3] . Wij hoorden dat verdachte tegen [getuige 3] vertelde dat hij twee koppels van de politie nodig had, twee politie petten, twee portofoons en twee paar politieschoenen. Wij hoorden dat verdachte vertelde dat hij vier politie-uniformen heeft, alleen daarbij nog wat nodig heeft om het tenue compleet te maken.’
Getuige [getuige 3] heeft onder meer verklaard:
‘Ik ken verdachte van uiterlijk. Deze jongen die komt bij mij in de winkel.Ze moesten spullen hebben. Dan moet je denken aan koppels, schoenen en kleding. Wat de politie gebruikt, alleen dan speelgoedversie. Er werd gesproken over dat de koppels net zo moesten zijn zoals de politie. De jongens namen drie koppels af. Ik heb ze ook twee paar schoenen verkocht. Ze moesten ook blauwe broeken hebben. Ik denk dat ik er twee aan ze heb verkocht.
De twee portofoons, twee koppels met daarop onder andere bevestigd handboeien, een paar handschoenen, een peppersprayhouder en een vuurwapenhouder en een blauwe broek, gelijkend op een politiebroek, komen bij mij vandaan.Ook de airsoftwapens hebben ze bij mij gekocht. Met de uitbreidingsset, die verdikking om het handvat te vergroten. Cyma holsters heb ik er ook bijgeleverd.
Verdachte heeft de spullen de volgende dag, met een andere man, opgehaald. Die andere persoon rekende af.’
In een ‘Proces-verbaal van Observatie vrijdag 5 oktober 2018’ is onder meer het volgende gerelateerd:
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] liepen de [winkel] te [woonplaats] binnen. (…) Wij zagen dat verdachte, [medeverdachte 1] en een derde persoon de [winkel] uitliepen met dozen en tassen. Wij zagen dat op één van de dozen een paar zwarte schoenen stonden.
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 5 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 5 oktober 2018 was ik samen met A-4115 bij de [club] in [woonplaats] . Verdachte was daar met twee andere personen. De eerste man stelde zich voor als [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] , die bij de observatie van die dag is herkend). De tweede man stelde zich voor als [B] . Verdachte vertelde mij dat zij de overval samen met hem (de rechtbank begrijpt:
hen) zouden gaan plegen en vertelde dat het vierde lid van hun team vandaag niet kon komen. Toen we eenmaal allemaal zaten vroeg [medeverdachte 1] mij om hem tot in detail te vertellen om wat voor klus het ging. [medeverdachte 1] en [B] zeiden toen dat hun plan was veranderd en dat zij extra kosten hadden gehad en dat ze met zijn vieren zouden zijn en daarom meer geld nodig hadden.Na veel discussie waren we bereid € 220.000,- te betalen. [medeverdachte 1] zei dat hij het bedrag met plezier accepteerde en [B] stemde er ook mee in. Het overgrote deel van de onderhandelingen en beslissingen kwam voor rekening van [medeverdachte 1] en [B] .
[B] zei dat het inderdaad standaard politie-uniformen waren die gebruikt zouden worden.
Verdachte zei dat hij maandag
(de rechtbank begrijpt: 8 oktober 2018) naar het vliegveld toe zou gaan om zichzelf er vertrouwd mee te maken.
Verdachte zei dat hij op de ochtend van de ontmoeting twee nieuwe, schone telefoons zou brengen en mij er eentje van zou geven.
[medeverdachte 1] vroeg vervolgens of de criminelen die ook op de luchthaven zouden zijn om het geld op te halen gewapend waren en A-2361 en ik zeiden dat we dat echt niet wisten. [B] zei daarop iets in het Nederlands; hij gebruikte echter ook de Engelse woorden ‘FULLY LOADED’ in het midden van zijn zin. Verdachte bedoelde dat ze bij hun uniform nepvuurwapens zouden dragen, maar dat ze als back-up ook echte vuurwapens en ‘grote wapens’ in de auto bij zich zouden hebben. Verdachte zei verder dat ze bereid waren om die wapens indien nodig te gebruiken en dat dit was waar [B] met “FULLY LOADED” op doelde.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2361 van 5 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018
(de rechtbank begrijpt: 5 oktober 2018)was ik samen met A-2358 bij de [club] in [woonplaats] . Ik zag dat verdachte aan een bartafel zat met twee andere mannen. De eerste man had een Aziatische huidskleur, de tweede had een zwarte huidskleur. De zwarte man sprak met verdachte in een buitenlands dialect maar de woorden ‘FULLY LOADED’ vielen in het midden van zijn zin. A-2358 stelde hier vragen over en verdachte ging door met te zeggen dat zij bereid waren om de wapens te gebruiken en zij zich, indien nodig, al schietende uit de voeten zouden maken.’
In een proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek Samsung SM-G925F’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘In een chat tussen het telefoonnummer in gebruik bij medeverdachte [medeverdachte 1] en het telefoonnummer in gebruik bij verdachte staat onder meer het volgende:
Op 2 oktober 2018 vroeg verdachte aan [medeverdachte 1] naar zijn schoenmaat. [medeverdachte 1] antwoordde 42. Even later chat verdachte: “Met die polo’s”.
[medeverdachte 1] : “Ja, ik hoor morgen hoe of wat”, “compleet” en “Pak”.
Verdachte: “Ja man alleen 1 en broek” en “Maar als je 2 kan dan 2”.
[medeverdachte 1] : “Ja gewoon compleet met polo en broek”.
Verdachte: “Ja man heb vandaag die andere dingen allemaal gehaald. 2300. Patas alles”.
[medeverdachte 1] : “2300 baki (
de rechtbank begrijpt: barki)”.
Verdachte: “Ja bro riem alles wat erbij hoort. Origineel. Winkel”.
[medeverdachte 1] : “ik zie je morgen”.
Op 5 oktober 2018 chat verdachte: “het moet echt netjes”. Direct na deze chat stuurt verdachte een filmpje van een politieagent in uniform. Goed zichtbaar op dat filmpje zijn met name handboeien en pepperspray.
Op 5 oktober 2018 stuurt verdachte één videofilmpje en drie afbeeldingen naar [medeverdachte 1] . Zichtbaar is dat [medeverdachte 1] een broek, zwarte schoenen (zogenoemde ‘kistjes’) en een koppel (riem gelijkend op een zogenoemde politieriem met enkele accessoires) draagt. [medeverdachte 1] lijkt op dat moment in een winkel, mogelijk een dumpshop te staan. [medeverdachte 1] is daar gekleed in een broek en schoenen, gelijkend op de broek van de hiervoor beschreven politieagent. In het filmpje is te zien dat [medeverdachte 1] naar voren, in de richting van het filmende toestel, stapt. Terwijl hij naar voren stapt, heeft hij in zijn rechter hand zwarte handboeien. Terwijl hij naar voren stapt, zegt hij: “Meneer u bent aangehouden” en “Kunt u alstublieft even meewerken, alstublieft?” Tijdens deze activiteit is ook de stem van verdachte te horen.
Op 13 oktober 2018 stuurt [medeverdachte 1] een filmpje naar verdachte waarin hij, [medeverdachte 1] , een zogenoemde politie polo showt.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘A-2358 stuurt een bericht aan verdachte op 12 oktober 2018 waarin hij meedeelt dat het op 19 oktober 2018 gaat gebeuren. A-2358 en verdachte spreken 19 oktober 2018 om 11.00 uur af.’
In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2019 voert medeverdachte [medeverdachte 4] meerdere telefoongesprekken met verdachte. [medeverdachte 4] zegt dat de bus geregeld is.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Ik kwam op 18 oktober 2018 (
de rechtbank begrijpt: 19 oktober 2018) aan bij de [club] . Ik zag verdachte en [medeverdachte 1] (
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1] )in het restaurant zitten. Ze zaten daar samen met een man die ik nog niet eerder had gezien. Ik liep naar hen toe en gaf de derde man die zich voorstelde als [medeverdachte 5] een hand. Verdachte pakte direct zijn iPhone en liet mij een aantal foto’s zien en twee video’s. Op de foto’s waren een aantal uniformen van de Nederlandse politie te zien die er nieuw uitzagen en op de twee foto’s was [medeverdachte 1] (
medeverdachte [medeverdachte 1]) te zien die een van de uniformen aan had. Ook op de video’s waren dezelfde uniformen te zien en de daarbij behorende gordels waarop de riemen te zien waren met wapens, handboeien, en pepper-/traangasspray. Ik zag dat de datum van de foto’s en de video’s 8 oktober 2018 was.
Verdachte gaf mij vervolgens een prepaid-telefoon van Alcatel. Zijn nummer was in deze telefoon opgeslagen onder de naam “Policemen”. Verdachte wees mij erop dat ik deze prepaid-telefoon moest gebruiken om contact met hem op te nemen als het vliegtuig was geland, waar ik mee instemde.
Vervolgens liet hij mij foto’s zien van het vliegveld van Hoogeveen en vertelde dat hij op 8 oktober 2018 een bezoek had gebracht aan het vliegveld om verkenningswerkzaamheden uit te voeren.
Verdachte zei vervolgens tegen mij dat zij twee auto’s zouden gaan gebruiken, een auto en een busje.
Om 11.50 uur ontving ik een WhatsApp video oproep van verdachte waarbij dezelfde uniformen te zien waren als ik op de eerdere foto had gezien. Ik heb vervolgens om 12.15 uur een bericht naar de prepaid-telefoon gestuurd met de tekst: “All good we are go”. Om 12.32 uur belde ik verdachte met mijn prepaid-telefoon en zei dat alles in orde was en dat we ervoor gingen. Verdachte zei dat dat mooi was en dat zij onderweg waren naar het vliegveld.’
In een ‘Proces-verbaal van observatie vrijdag 19 oktober 2018’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018 om 13.50 uur: Ik zag dat de Polo, de bus en de Audi het terrein van Amigo tankstation gelegen te Hoogeveen op reden. Ik zag dat de Polo achter de wasstraat werd geparkeerd, dat verdachte en [medeverdachte 1] uitstapten. Ik zag dat verdachte in de bus stapte en [medeverdachte 1] in de Audi en dat beide voertuigen vertrokken.’
In een proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Naar aanleiding van de camerabeelden opgenomen vanuit de helikopter ten tijde van de aanhoudingen van de verdachten kan worden vastgesteld dat verdachte op de bijrijdersstoel van de Audi zat en [medeverdachte 1] zat op de achterbank achter verdachte. [medeverdachte 5] was de bestuurder van de Audi en [medeverdachte 4] was de bestuurder van de gehuurde bestelbus.’
In een proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking voertuig Volkswagen Polo, Audi A5 en Opel Movano’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018 werden in de buurt van Hoogeveen vier personen aangehouden en daarbij werden drie voertuigen in beslag genomen. In de Opel Movano lagen in de laadbak twee tassen met inhoud. In de tassen zaten voorwerpen die konden worden gebruikt als politie uitrusting.De inhoud van de twee tassen zijn nader onderzocht. De zwarte sporttas werd door ons onderzocht. In de sporttas troffen wij de volgende goederen aan:
- een koppel met een binnenriem. Aan deze koppel zaten hoezen en houders voor
toebehoren. Inhoud houders koppel:
zwarte led zaklamp
zwarte handschoenen
4 witte latex handschoenen
identifier spray
zwarte handboeien
- een buitenkoppel. Aan deze koppel zaten hoezen en houders voor toebehoren. Inhoud houders koppel:
zwarte led zaklamp
zwarte handschoenen
4 witte latex handschoenen
identifier spray
zwarte handboeien
- twee dozen met in beide dozen een airsoft wapen van het type Walther P99
- een blauwe werkbroek maat L met om de broek een riem van een binnenkoppel
- twee paar zwarte werkschoenen
- een zaklamp met oranje houder.
In de Action tas troffen wij de volgende goederen aan:
- een politieshirt maat 48 heren lange mouw
- twee politieshirts maat 52 heren korte mouw
- een geel politievest
- een politie jas waar op de identificatielabel
- een politiebroek maat 47 heren broek zomer L
- een politiebatch met opdruk Noord Holland Noord.’
[aangeefster] heeft aangifte gedaan van diefstal van politie-uniformen uit haar woning, van welke uniformen haar man, [C] stamnummer [nummer] , de houder is.
Op 19 oktober 2018 zijn in de woning aan de [adres] te [woonplaats] (op de slaapkamer van verdachte) verpakkingen aangetroffen waarin diverse politiematerialen verpakt hadden gezeten. Op de [adres] te [woonplaats] (het bedrijf [winkel] [woonplaats] ) werd in een plastic doos een verpakking aangetroffen van een airsoft wapen van het type Walther P99. Een soortgelijke verpakking is aangetroffen in de tassen die in de laadbak werden aangetroffen van de Opel Movano.
In een ‘Proces-verbaal van bevindingen aantreffen goederen [adres] , [woonplaats] ’ is onder meer het volgende gerelateerd:
Op 19 oktober 2019 zijn in de woning aan de [adres] te [woonplaats] , in een slaapkamer, in een tas op een kledingkast, twee knalpistolen aangetroffen.’’
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende een onderzoek in het kader van de Wet wapens en munitie is onder meer het volgende gerelateerd over de inbeslaggenomen (vuur)wapens en munitie:
- ‘een vuurwapen, gaspistool, van categorie III. Fabrieksnaam Umarex, merk Browning, model GPDA 9, kaliber 9mm P.A.K.;
- 9 scherpe patronen van categorie III. Deze scherpe knalpatronen zijn van het kaliber 9mm P.A. Knall, merk UMA(rex). Het betreft munitie (losse flodders) bestemd of geschikt om door middel van het hierboven beschreven vuurwapen en elk ander (vuur)wapen van kaliber 9mm P.A. af te schieten en waarmee het geluid van een schot wordt afgegeven;
- een vuurwapen, gaspistool, van categorie III, van het merk Röhm, model RG600, kaliber .22 lang knall.’
Op een ‘Lijst van inbeslaggenomen goederen’ behorende bij de [adres], met als datum van inbeslagneming 19 oktober 2018, staan onder meer de volgende goederen vermeld:
- Boksbeugel
- Boksbeugel in zakje.
In een proces-verbaal van bevindingen betreffende een onderzoek in het kader van de Wet wapens en munitie is onder meer het volgende gerelateerd over de inbeslaggenomen boksbeugels:
‘Beide voorwerpen betreffen boksbeugels. Dit is een wapen in de zin van artikel 2, lid 1, categorie I onder 3 van de Wet wapens en munitie.’
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Ten aanzien van alle feiten
De raadsman heeft bepleit dat het opzet van verdachte nimmer gericht is geweest op het plegen van de ten laste gelegde strafbare feiten, omdat verdachte licht verstandelijk beperkt is en daardoor de reikwijdte van zijn handelen niet kon overzien.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Een ernstige geestelijke stoornis bij verdachte zou aan de bewezenverklaring van opzet in de weg kunnen staan indien bij de verdachte ten tijde van zijn handelen ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen zou hebben ontbroken. Daarvan zal in het algemeen slechts bij hoge uitzondering sprake zijn, terwijl ten aanzien van verdachte voor het aannemen van dat geval geen redelijk aanknopingspunt aannemelijk is geworden. Dat bij verdachte een laag IQ en als gevolg daarvan een licht verstandelijke beperking zijn vastgesteld is daartoe volstrekt onvoldoende. Ook de resultaten van het verrichte persoonlijkheidsonderzoek geven in het geheel geen aanleiding tot het trekken van die bepleite conclusie.
In het bijzonder ten aanzien van feit 1
Strafbare voorbereiding?
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen en vervoermiddelen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 en HR 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503). Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat overeenkomstig een tevoren gemaakt plan verdachte zich met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] in het bezit heeft gesteld van politie-uniformen en voorwerpen, die behoren tot de reguliere uitrusting waarvan politieagenten zich bij de uitoefening van hun taken plegen te voorzien (waaronder handboeien, koppels en gasflesjes). Daarnaast beschikten zij over imitatievuurwapens, gelijkend op wapens van de Nationale Politie.
Vervolgens en aldus bepakt en bezakt hebben verdachte en zijn medeverdachte zich begeven naar een tankstation, nabij de locatie waar zij volgens hun plan - vermomd als politieagenten - een ander zouden gaan “aanhouden”. Dat “aanhouden” van die ander was nodig om vervolgens te kunnen overgaan tot de “inbeslagneming” van een zeer aanzienlijk geldbedrag dat die ander in zijn bezit zou hebben. Verdachte heeft verklaard dat zij daarbij de ander zouden boeien. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en zijn mededader het daadwerkelijk gebruik van (ander) geweld niet zouden schuwen, in het onverhoopte geval waarin zij door een of meer derden in het bestek van hun voorgenomen in scène gezette aanhouding en inbeslagneming zouden worden gehinderd. Dat verdachte en zijn mededader op hun beurt zonder hun medeweten zelf een rol speelden in een groter toneelstuk, doordat hun beoogde slachtoffer een onder dekmantel werkende politieman was, die bovendien in de rol van crimineel met verdachte en zijn medeverdachte onder één hoedje speelde, ontneemt aan de feitelijke gang van zaken en wat van verdachtes intentie is gebleken niet het karakter van strafbare voorbereiding.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voorwerpen en vervoermiddelen die de verdachte samen met een ander heeft verworven en voorhanden gehad gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn – mede gelet op het daar te maken gebruik door de verdachte en zijn medeverdachte – voor diefstal met (bedreiging van) geweld en/of afpersing. Bovendien kan daaruit worden afgeleid dat de verdachte en zijn medeverdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden hebben daarvan dit misdadige doel voor ogen had. Aldus is bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
In het bijzonder ten aanzien van feit 4 primair:
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover dat ziet op, kort gezegd, opzetheling van politie-uniformen, maar hij heeft bestreden dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte reeds op 19 april 2018 tegen de infiltranten heeft gezegd dat hij in het bezit is van politie-uniformen, hetgeen hij daarna nog diverse malen tegenover de infiltranten heeft herhaald. Dat hij hierover beschikt en/of over kan beschikken, wordt bevestigd door de levering van vier – originele – politie-polo’s en een -broek aan de infiltranten op 4 juni 2018. Voorts volgt uit diverse tapgesprekken dat verdachte contact heeft over het in bezit geraken van politiekleding, is verdachte zelf in politiekleding te zien op een foto en is er ten tijde van zijn aanhouding op 19 oktober 2019 bij verdachte politiekleding aangetroffen. Uit de bewijsmiddelen kan bovendien worden opgemaakt dat verdachte wist dat de politiekleding van enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank is van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoonteheling, gelet op de regelmaat van het verwerven, het voorhanden hebben en het overdragen van deze goederen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman en acht het onder 4 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.