ECLI:NL:RBMNE:2019:5949

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2019
Publicatiedatum
13 december 2019
Zaaknummer
16/706609-18 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorbereiding van diefstal met geweld en opzetheling van politie-uniformen

Op 13 december 2019 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het voorbereiden van een gewapende overval en opzetheling van politie-uniformen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 zich heeft voorbereid op een diefstal met geweld en/of afpersing. Dit gebeurde door het verwerven en voorhanden hebben van politie-uniformen en andere voorwerpen die bestemd waren voor het plegen van deze misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is afgewezen. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van uitlokking door de politie, en dat de verdachte zich bewust was van de criminele activiteiten waarin hij betrokken was. De rechtbank heeft de bewijsvoering en de rol van de verdachte in het geheel grondig gewogen, en kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/706609-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2019
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1990] te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres: [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 januari 2019, 5 april 2019 en 28 juni 2019 en – de inhoudelijke behandeling – op 28 november 2019 en 29 november 2019.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officieren van justitie mrs. B.S. Schnier en H.J. Starrenburg (hierna gezamenlijk te noemen: de officier van justitie) en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 28 juni 2019 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.in de periode 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 op diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, ter voorbereiding van diefstal met geweldpleging in vereniging en/of afpersing in vereniging , opzettelijk diverse voorwerpen, waaronder voertuigen, (onderdelen van) politie-uniformen en bijbehorende attributen (imitatievuurwapens, wapenstokken, portofoons, politiekoppels, handboeien, traangas) en foto’s/filmpjes van personen in politiekleding,
welke voorwerpen bestemd waren tot het begaan van die misdrijven,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad;
2 primair.in de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 op diverse plaatsen in Nederland, samen met anderen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling van politiekleding;
subsidiairten laste gelegde als opzet- dan wel schuldheling.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig en de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde.
3.1
ONTVANKELIJKHEID OPENBAAR MINISTERIE
3.1.1
Het verweer
De verdediging heeft aan de hand van schriftelijke aantekeningen de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging bepleit. Het verweer komt er, samengevat, op neer dat de verdachte niet de intentie had om een delict te plegen, laat staan dat hij voorafgaand aan het door de met infiltratie belaste opsporingsambtenaren (hierna ook te noemen: infiltranten) bedachte plan reeds de opzet had om een inbeslagname in scène te zetten en al helemaal niet om een overval te plegen. Hij is gebracht tot (andere) strafbare feiten dan waarop zijn opzet tevoren reeds was gericht. Dit maakt dat sprake is van een schending van het verbod tot uitlokking zoals bedoeld in artikel 126h lid 2 Sv, zijnde een vormverzuim dat dient te leiden tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie. Zijn recht op een eerlijk proces is in ernstige mate geschonden door toedoen van politie en/of justitie.
3.1.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot verwerping van het verweer.
3.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Alvorens de rechtbank overgaat tot de bespreking van het gevoerde verweer stelt de rechtbank het navolgende vast.
Vaststelling feiten [1]
De start van het onderzoek
- Vanaf mei 2016 is er bij het Team Criminele Inlichtingen van de Koninklijke Marechaussee informatie over medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) binnengekomen: [2]
 Tweede kwartaal 2016: “ [medeverdachte 1] , de zoon van [A] van het poolcentrum aan de [adres] in [woonplaats] (hiermee wordt bedoeld: [medeverdachte 1] ), biedt automatische vuurwapens te koop aan” (de informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
 December 2016: “De Turkse zoon van de eigenaar van het poolcentrum in [woonplaats] (hiermee wordt bedoeld: [medeverdachte 1] ) is in het bezit van een of meerdere vuurwapens” (een oordeel over de betrouwbaarheid van de informatie kan niet worden gegeven).
 December 2016: “De zoon van de eigenaar van het poolcentrum, genaamd [medeverdachte 1] (hiermee wordt bedoeld: [medeverdachte 1] ), handelt in vuurwapens en politie uniformen” (de verstrekte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
 Januari 2017: “ [medeverdachte 1] (hiermee wordt [medeverdachte 1] bedoeld) handelt nog steeds in vuurwapens. [medeverdachte 1] biedt op dit moment tientallen handvuurwapens te koop aan met een grote hoeveelheid bijbehorende munitie. Tevens verkoopt [medeverdachte 1] nieuwe politie-uniformen” (de verstrekte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
 Januari 2017: “de lange dunne portier van het poolcentrum in [woonplaats] , welke bevriend is met [medeverdachte 1] (hiermee wordt bedoeld: [medeverdachte 1] ) (…) pleegt samen met [medeverdachte 1] roofovervallen. Bij deze roofovervallen dragen zij het nieuwe politie-uniform” (de versterkte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
 September 2017: “mensen die van [medeverdachte 1] (hiermee wordt bedoeld: [medeverdachte 1] ) een pistool willen kopen maken eerst een afspraak met [medeverdachte 1] in het poolcentrum. Als de mensen een afspraak met [medeverdachte 1] hebben, dan kunnen ze het pistool in het poolcentrum komen bekijken” (de versterkte informatie kan als betrouwbaar worden aangemerkt).
- Gelet op voornoemde informatie is een rechercheonderzoek gestart naar [medeverdachte 1] .
De inzet van (bijzondere) opsporingsmiddelen:
- Op 25 september 2017 heeft de officier van justitie een bevel observatie ex artikel 126g [3] Sv afgegeven. In de aanvraag van het bevel staat onder meer als doel van de observatie omschreven zicht te krijgen op de (criminele) contacten en activiteiten van [medeverdachte 1] , onder meer de handel in/het bezit van vuurwapens en de handel in politie-uniformen en het plegen van roofovervallen. Dit bevel was van kracht tot en met 22 december 2017. Op 15 februari 2018 is een nieuw bevel observatie ex artikel 126g Sv afgegeven. [4] Dit bevel is vervolgens twee keer verlengd en was van kracht tot en met 8 november 2018.
- Op 3 oktober 2017 zijn door de officier van justitie bevelen opnemen van (tele)communicatie ex artikel 126m Sv [5] afgegeven en vervolgens diverse malen, en ten aanzien van diverse telefoonnummers, afgegeven en verlengd. De bekende telefoonnummers van [medeverdachte 1] zijn opgenomen en afgeluisterd. In het proces-verbaal van verdenking betreffende [medeverdachte 1] is gerelateerd dat er meerdere telefoongesprekken naar voren zijn gekomen die de verdenking tegen [medeverdachte 1] mogelijk kunnen bevestigen.
- Op 7 maart 2018 heeft de officier van justitie een bevel stelselmatige inwinning van informatie ex artikel 126j Sv [6] afgegeven. In dit bevel staat omschreven op welke wijze hieraan uitvoering zal worden gegeven, namelijk: “getracht zal worden in contact te komen met [medeverdachte 1] , zijn directe leefomgeving en/of zijn ‘zakelijk’ netwerk. Hierbij zal getracht worden een vertrouwensband met hem op te bouwen. Nadat dit gerealiseerd is zal op nog nader te bepalen wijze vuurwapenhandel, handel in politie-uniformen dan wel het plegen van overvallen in de politie-uniformen onder de aandacht worden gebracht van [medeverdachte 1] .” [7] . Dit bevel was van kracht tot en met 17 mei 2018 en is vervolgens verlengd tot en met 14 augustus 2018. [8]
- Op 7 maart 2018 is voorts een bevel pseudokoop en/of -dienstverlening ex artikel 126i Sv [9] afgegeven door de officier van justitie, betreffende ‘de aankoop van één of meerdere vuurwapens en/of één of meerdere politie-uniform(en). [10] Dit bevel was van kracht tot en met 17 mei 2018 en is vervolgens verlengd tot en met 14 augustus 2018. [11]
- Op 25 maart 2018 is er in het poolcentrum een ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en de infiltranten geweest. [medeverdachte 1] heeft gesproken over vuurwapens die hij voorhanden had. [12]
- Op 19 april 2018 heeft [medeverdachte 1] aan de infiltranten verteld dat hij op dat moment nog een aantal vuurwapens had liggen en dat hij over 1 à 2 weken een nieuwe lading binnenkrijgt met een aantal GL’s, GL-17 en GL-25. [medeverdachte 1] vertelde dat hij laatst AK’s had verkocht voor € 1250,- per stuk. [medeverdachte 1] vertelde dat hij complete politie- en AT-uniformen heeft. Deze zijn compleet met onder andere portofoons, handboeien, oortjes, helmen en badge met eigen stamnummer. Hij heeft verteld dat hij hier gebruik van maakt samen met vier à zes anderen. ‘Als je weet dat er ergens een paar blokken liggen, dan gaan wij dat voor je halen en dan verdelen we het’, vertelde [medeverdachte 1] aan de infiltranten. De infiltranten hoorden dat ze dan net als de ‘echte’ politie ’s ochtends vroeg een deur eruit rammen en dan een woning naar binnen gaan en vervolgens ‘politie, politie’ roepen. De infiltranten hoorden dat [medeverdachte 1] hen vroeg of zij interesse hadden in de wapens. Als ze wilden kon hij binnen tien minuten de beschadigde Browning hebben, omdat die in de omgeving van Almere zou moeten zijn. [medeverdachte 1] belde vervolgens een vriend en zei tegen de infiltranten dat de levering een dag later, op 20 april 2018, zou plaatsvinden. [13]
- Op 20 april 2018 heeft [medeverdachte 1] samen met een ander een vuurwapen met bijbehorende munitie geleverd aan de infiltrant(en); [14]
- Op 26 april 2018 heeft [medeverdachte 1] wederom een vuurwapen met bijbehorende munitie aan de infiltrant(en) geleverd. [15]
- Op 29 april 2018 heeft [medeverdachte 1] aan de infiltranten verteld dat hij beschikt over politie-uniformen. [16]
- Op 17 mei 2018 vertelde [medeverdachte 1] dat hij zeven complete politie-uniformen heeft en deze niet ging verkopen of verhuren. [medeverdachte 1] vertelde de infiltranten dat als zij ergens in politie-uniform naar binnen gaan, een aantal jongens echte politie vuurwapens bij zich draagt en een aantal nepwapens. [medeverdachte 1] zei dat hij zijn vriendin wel even ging appen voor een foto en kort erna toonde [medeverdachte 1] foto’s waarop hij geposeerd stond in een volledig politie-uniform van de huidige Nationale Politie Nederland. [17]
- Op 4 juni 2018 heeft [medeverdachte 1] samen met een ander originele politiekledingstukken aan de infiltranten verkocht. [18]
- Op 13 juli 2018 is een bevel infiltratie ex artikel 126h Sv afgegeven door de officier van justitie, in welk bevel onder meer is opgenomen dat er (een) groep(en) van personen is waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd en/of gepleegd. Het betreft (een) groep(en) die (deels) bekend is/zijn bij [medeverdachte 1] en die kan worden beschreven als de groep die met de vuurwapens en politie-uniformen overvallen pleegt en/of de groep die in staat is om vuurwapens en politie-uniformen aan te schaffen, deze te verhandelen of daarvan zelf gebruik te maken voor het plegen van gewapende overvallen. [19] Dit bevel was van kracht tot en met 11 oktober 2018 en is vervolgens verlengd tot en met 11 december 2018. [20]
- Op 8 en 23 september 2018 heeft [medeverdachte 1] met de verdachte gebeld, die op dat moment gedetineerd zat in de PI Alphen aan den Rijn. Op 8 september 2018 heeft [medeverdachte 1] tegen hem gezegd: “Broer als je straks buiten, precies wanneer je buiten bent, dan ga jij een ‘t-tje’ verdienen”, waarop verdachte heeft geantwoord: “Oh komt goed, inshallah.” Op 23 september 2018 heeft [medeverdachte 1] tegen de verdachte gezegd dat hij “die polo’tjes, die zwart met geel, nodig heeft.” Vervolgens heeft [medeverdachte 1] het volgende tegen de verdachte gezegd: “Maar ehhh ik zweer het je Bro…als je buiten ben…je gaat blij worden Bro…geloof mij…het is ehh...het is een “T-tje” de man.” [21]
- Op 2 oktober 2018 hebben de verdachte en [medeverdachte 1] chatcontact over de schoenmaat van de verdachte en over een polo en een broek. [22]
- Op 5 oktober 2018 is de verdachte aanwezig bij een ontmoeting tussen [medeverdachte 1] en de infiltranten. [medeverdachte 1] heeft de infiltranten verteld dat zij de overval samen met hem zouden gaan plegen. De verdachte heeft aan de infiltranten gevraagd om hem tot in details te vertellen om wat voor een klus het ging. [23]
Bespreking van het gevoerde verweer
Inzet bijzondere opsporingsbevoegdheden
In het licht van hetgeen ter staving van dit verweer is aangevoerd en het hierboven weergegeven chronologisch overzicht van de gehouden opsporing en de daarmee behaalde resultaten is genoegzaam gebleken dat zowel de inzet van de bijzondere opsporingsbevoegdheden tot het stelselmatig inwinnen van informatie en pseudokoop en/of -dienstverlening (respectievelijk artikel 126j Sv en artikel 126i Sv) als de toegepaste bevoegdheid tot infiltratie (artikel 126h Sv) de toets aan wet en beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit doorstaan.
In het bevel ex artikel 126h Sv is onder meer opgenomen dat er (een) groep(en) van personen is waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd en/of gepleegd. Het betreft (een) groep(en) die (deels) bekend is/zijn bij [medeverdachte 1] en die kan worden beschreven als de groep die met de vuurwapens en politie-uniformen overvallen pleegt en/of de groep die in staat is om vuurwapens en politie-uniformen aan te schaffen, deze te verhandelen of daarvan zelf gebruik te maken voor het plegen van gewapende overvallen. Gelet op de omschrijving van voornoemde groep van personen, strekt dit bevel – en de bevoegdheid – tot infiltratie zich mede uit tot verdachte, die op enig moment in beeld is gekomen in die hoedanigheid en op de wijze zoals hiervoor weergegeven.
Schending van het wettelijk verbod tot uitlokking
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit onderdeel van het verweer als uitgangspunt voorop, dat de rechtbank uitgaat van de juistheid van wat in processen-verbaal is gerelateerd. Het is in het algemeen denkbaar dat dit uitgangspunt zal hebben te wijken, omdat sterke aanwijzingen bestaan dat die processen-verbaal feitelijke onjuistheden bevatten of daarin onvolledig verslag is gedaan. Gesteld noch gebleken is van onjuistheden in de betreffende verslagen.
De verdediging heeft bepleit dat verdachte door de infiltranten is uitgelokt tot het begaan van strafbare feiten waarop zijn opzet niet reeds tevoren was gericht. De rechtbank zal concluderen tot verwerping van dit verweer, gelet op het navolgende.
Het eerder in dit vonnis opgenomen overzicht geeft blijk van verdachtes criminele predispositie. Over de met [medeverdachte 1] gevoerde telefoongesprekken in september 2018 heeft verdachte verklaard dat met een ‘t-tje’ € 100.000,- wordt bedoeld, dat hij op dat moment bezig was met makkelijk geld verdienen en dat hij er rekening mee hield dat het iets illegaals kon zijn. Bovendien heeft verdachte verklaard dat hij gedurende het gesprek van 23 september 2018 in de gaten kreeg dat het om het regelen van politiepolo’s ging en dat hij daar op 2 oktober 2018 mee bezig was. Deze telefoongesprekken en het chatcontact vonden plaats vóór het eerste contact van verdachte met de infiltranten op 5 oktober 2018. Verdachte heeft verder verklaard dat hij reeds vóór het gesprek met de infiltranten geweten moet hebben van het plan hoe zij geld konden verdienen, omdat hij, naar eigen zeggen, vóór dit gesprek al bezig was met het regelen van politiekleding. Het is verdachte bovendien gelukt politiekleding te regelen, zo heeft hij verklaard. [24] De infiltranten hebben vervolgens verklaard dat de verdachte in het gesprek op 5 oktober 2018 een leidende en initiërende rol had en dat hij heeft onderhandeld over de opbrengst.
Uit het voorgaande blijkt niet dat verdachte door de infiltranten is uitgelokt tot het begaan van strafbare feiten waarop zijn opzet niet reeds tevoren was gericht. Ook overigens bevat het procesdossier geen aanwijzingen daarvoor. Het is [medeverdachte 1] geweest die verdachte betrokken heeft bij het plan, bij welk plan verdachte zich heeft aangesloten en met de uitvoering van welk plan hij is doorgegaan tot het moment van onderschepping en aanhouding door de autoriteiten op 19 oktober 2018.
Slotsom
De rechtbank verwerpt het gevoerde verweer. Het Openbaar Ministerie is dan ook ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn voorts geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft in het op schrift gestelde requisitoir gemotiveerd uiteen gezet dat de officier van justitie het onder 1 en 2 subsidiair (in de zin van opzetheling) ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen acht. De officier van justitie acht de onder 2 primair ten laste gelegde gewoonteheling niet wettig en overtuigend te bewijzen, zodat daarvan vrijspraak dient te volgen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, indien de rechtbank het openbaar ministerie ontvankelijk acht in de vervolging, vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde. De raadsvrouw heeft daartoe, zakelijk weergegeven, het navolgende aangevoerd.
Ten aanzien van feit 1:
Het bestanddeel geweld kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Verdachte heeft nooit de intentie gehad om geweld te gebruiken of daarmee te dreigen. Er is expliciet afgesproken dat geen geweld zou worden gebruikt, er zijn geen echte vuurwapens bij verdachte aangetroffen en de in de tenlastelegging omschreven goederen hadden niet tot doel geweld te plegen of daarmee te dreigen, maar dienden ertoe om er als echte agenten uit te zien. Derhalve is geen sprake van een strafbare voorbereiding, nu geen sprake was van de voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, meer in het bijzonder niet van voorbereiding van diefstal met geweld.
Subsidiair stelt de verdediging dat geen sprake zou zijn geweest van diefstal. De piloot (de geldloper) heeft de tas met geld (rechtmatig) onder zich en eigent zich deze toe. Hij steelt de gelden van zijn baas, om deze dan vrijwillig af te geven aan een ander. Het fictieve in beslag nemen van die tas met geld kan daarom onmogelijk als diefstal worden gekwalificeerd.
Ten aanzien van feit 2 (primair en subsidiair)
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, te weten opzetheling, met dien verstande dat vrijspraak dient te volgen voor de periode van 28 augustus 2015 tot 8 oktober 2018, nu niet vastgesteld kan worden dat verdachte in die periode over politiekleding kon beschikken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Verdachte heeft onder meer verklaard [25] , zakelijk weergegeven:
‘Ik sprak op 8 september 2018 telefonisch met [medeverdachte 1] . Ik zat toen nog in de gevangenis. Hij had het over een ‘t-tje’ verdienen. Hiermee bedoelde hij € 100.000,-. Op 23 september 2018 spraken wij elkaar weer telefonisch. Hij had het toen weer over een ‘t-tje’ verdienen. Ik wilde op dat moment makkelijk geld verdienen. Ik hield er rekening mee dat het op een illegale manier was. [medeverdachte 1] had het over het regelen van zwart met gele polo’s. Gedurende het telefoongesprek kreeg ik in de gaten dat het om het regelen van politiepolo’s ging.
Ik ben met [medeverdachte 1] naar de [winkel] in [woonplaats] geweest voor een bestelling.
Op 2 oktober 2018 had ik contact met [medeverdachte 1] , ik was toen bezig met het regelen van een politiepak. Het is gelukt dit te regelen.
Op 5 oktober ben ik met [medeverdachte 1] en ‘ [B] ’ naar de [club] in [woonplaats] gegaan en daar hebben we – naar later bleek – gesproken met twee Engelse infiltranten. Ik moet vóór dit gesprek al van [medeverdachte 1] hebben geweten hoe wij geld konden verdienen, omdat ik vóór dit gesprek al bezig was met het regelen van politiekleding. Ik heb mij voorgesteld als ‘ [verdachte] ’. Ik heb tijdens het gesprek gevraagd om meer geld voor de klus. Dat is gelukt.
Op 8 oktober 2018 ben ik met [medeverdachte 1] op voorverkenning geweest naar het vliegveld te Hoogeveen, waar de klus uitgevoerd zou worden.
[medeverdachte 1] had foto’s en video’s op zijn telefoon van mij in politiekleding. Die heeft hij in de [club] laten zien aan de infiltranten. Ik heb ze ook gezien.
Op 19 oktober 2019 nam ik de door mij geregelde politiekleding mee van huis in een tas. Ik nam deze mee in de Volkswagen Polo, op weg naar Hoogeveen. Ik zou mij gaan voordoen als politieagent en als politieagent de piloot aanhouden en het geld dat hij bij zich zou hebben, in beslag nemen. Het was de bedoeling om ons in het busje om te kleden en de politiekleding aan te doen op een parkeerplaats in Hoogeveen.’
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 5 september 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 5 september 2018 ben ik in de [club] in [woonplaats] gaan zitten met [medeverdachte 1] . Ik heb uitgelegd dat ik professionele criminelen nodig had om een speciale klus voor mij uit te voeren en dat [medeverdachte 1] mij was aangeraden als iemand die in staat was om een dergelijke klus uit te voeren. [medeverdachte 1] zei meteen dat hij die klus kon doen. Ik heb hem vervolgens uitgelegd dat ik hem eerst moet vertellen om wat voor klus het gaat. Ik zei dat ik wilde dat hij en zijn mensen een overval zouden plegen en het geld uit het vliegtuig zouden stelen als het in Nederland geland was. [medeverdachte 1] zei dat hij het kon doen. [26] Na enig onderhandelen zei [medeverdachte 1] dat hij de overval voor € 200.000,- kon plegen. Ik heb hem vervolgens uitgelegd dat één van de piloten voor mij werkte en dat hij wist dat het geld door iemand in beslag zou worden genomen en dat deze piloot mee zou werken. Ik heb vervolgens gezegd dat de overval op een bepaalde manier gedaan moest worden en dat mij was verteld dat [medeverdachte 1] toegang tot politie-uniformen had. [medeverdachte 1] gaf grif toe dat hij inderdaad toegang had tot politie-uniformen en vroeg waarom ik ze nodig had. Ik heb uitgelegd dat de overval er niet als een overval moest uitzien, maar dat het eruit moest zien als een inbeslagneming door de politie. [medeverdachte 1] zei dat hij het begreep en verzekerde mij dat zij alles zouden regelen, waaronder ook politieradio’s en dat zij zich precies zoals politiemensen zouden gedragen.’ [27]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘gesprekken [verdachte] – [medeverdachte 1] vanuit P.I. Alphen’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 8 september 2018 werd een gesprek gevoerd met het bij [medeverdachte 1] in gebruik zijnde telefoonnummer en verdachte, met onder meer de volgende inhoud:
“ [medeverdachte 1] : Broer als je straks buiten, precies wanneer je buiten bent, dan ga jij een ‘t-tje’ verdienen.
Verdachte: Oh komt goed, inshallah.” [28]
In de gesprekken op 23 september 2018 zegt [medeverdachte 1] dat hij “die polo’tjes, die zwart met geel”, nodig heeft en dan wordt het volgende gezegd:
“ [medeverdachte 1] : ik zweer het je Bro…als je buiten ben….je gaat blij worden Bro…geloof mij… het is een ‘T-tje’ de man (…) daar is het 75 75 voor jou, 75 voor die andere….en bankoe voor mij (….)
[medeverdachte 1] : als je die polo’s regelt, ga ik met je mee…” [29]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 september 2019 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018
(de rechtbank begrijpt: 19 september 2018)was ik samen met A-2361 bij de [club] in [woonplaats] . Ik stelde A-2361 als zijnde de piloot voor aan [medeverdachte 1] en wij gingen met z’n drieën de [club] te [woonplaats] binnen. Ik vertelde dat A-2361 en ik er niet gerust waren op bepaalde onderdelen van het plan voor de overval, zoals verdachte die de vorige keer uiteen had gezet. Zowel A-2361 als ik zeiden dat het er niet ‘goed’ uit zou zien om de overval alleen door [medeverdachte 1] en nog één andere persoon te laten uitvoeren. [medeverdachte 1] zei dat dit een grote wijziging was in de plannen en dat hij dat met wat meer mensen moest bespreken en hij klaagde dat wij € 200.000,- voor de klus waren overeengekomen en dat hij daar nu meer mensen van moest betalen. [medeverdachte 1] zei dat hij de klus nog steeds graag wilde doen. [medeverdachte 1] stelde voor dat de beste manier om de operatie uit te voeren zou zijn als de ‘andere’ piloot naar de verkeerstoren zou gaan om de papieren te regelen en dat A-2361 met de tas met geld van het vliegtuig naar een auto zou lopen die op het openbare parkeerterrein buiten de luchthaven lag. [medeverdachte 1] en zijn team, die met twee auto’s waren, zouden vervolgens de auto blokkeren; de ene helft van het team zou A-2361 ‘arresteren’, terwijl de andere helft het geld in beslag zou nemen. A-2361 en het geld zouden dan van het vliegveld worden weggereden en naar een van te voren geregelde locatie worden gebracht. We stemden allemaal in met deze wijziging van het plan. [30]
Ik vroeg of hij toegang had tot de politie uniformen, hetgeen [medeverdachte 1] bevestigde. Ik heb vervolgens gezegd dat ik hem op de ochtend van de overval zou ontmoeten en dat ik een actuele foto van zijn team in de uniformen wilde zien en dat ik hem in ruil daarvoor een foto van het geld zou laten zien.’ [31]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltranten A-4114 en A-4115 van 3 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 2 oktober 2018 zijn wij met [medeverdachte 1] naar de [winkel] te [woonplaats] gereden. Wij hoorden dat [getuige] (
de rechtbank begrijpt: getuige [getuige]) tegen [medeverdachte 1] vertelde dat hij die twee complete koppels donderdag binnen krijgt. Ik, A-4114, vroeg aan [getuige] of dat een bestelling was voor iemand of dat het voor zichzelf is. Wij zagen dat [getuige] [medeverdachte 1] aankeek en zei dat het voor [medeverdachte 1] was. [medeverdachte 1] had twee complete koppels eerder besteld bij [getuige] . Wij hoorden dat [medeverdachte 1] tegen [getuige] vertelde dat hij twee koppels van de politie nodig had, twee politie petten, twee portofoons en twee paar politieschoenen. Wij hoorden dat [medeverdachte 1] vertelde dat hij vier politie-uniformen heeft, alleen daarbij nog wat nodig heeft om het tenue compleet te maken.’ [32]
Getuige [getuige] heeft onder meer verklaard:
‘Ik ken [medeverdachte 1] van uiterlijk. Deze jongen die komt bij mij in de winkel. [33] Ze moesten spullen hebben. Dan moet je denken aan koppels, schoenen en kleding. Wat de politie gebruikt, alleen dan speelgoedversie. Er werd gesproken over dat de koppels net zo moesten zijn zoals de politie. De jongens namen drie koppels af. Ik heb ze ook twee paar schoenen verkocht. Ze moesten ook blauwe broeken hebben. Ik denk dat ik er twee aan ze heb verkocht. [34]
De twee portofoons, twee koppels met daarop onder andere bevestigd handboeien, een paar handschoenen, een peppersprayhouder en een vuurwapenhouder en een blauwe broek, gelijkend op een politiebroek, komen bij mij vandaan. [35] Ook de airsoftwapens hebben ze bij mij gekocht. Met de uitbreidingsset, die verdikking om het handvat te vergroten. Cyma holsters heb ik er ook bijgeleverd. [36]
[medeverdachte 1] heeft de spullen de volgende dag, met een andere man, opgehaald. Die andere persoon rekende af.’ [37]
In een ‘Proces-verbaal van Observatie vrijdag 5 oktober 2018’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Verdachte en [medeverdachte 1] liepen de [winkel] te [woonplaats] binnen. (…) Wij zagen dat verdachte, [medeverdachte 1] en een derde persoon de [winkel] uitliepen met dozen en tassen. Wij zagen dat op één van de dozen een paar zwarte schoenen stonden.’ [38]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 5 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 5 oktober 2018 was ik samen met A-4115 bij de [club] in [woonplaats] . [medeverdachte 1] was daar met twee andere personen. De eerste man stelde zich voor als [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: verdachte, die bij de observatie van die dag is herkend en zoals ook door verdachte is verklaard [39] ). De tweede man stelde zich voor als [B] . [medeverdachte 1] vertelde mij dat zij de overval samen met hem (de rechtbank begrijpt:
hen) zouden gaan plegen en vertelde dat het vierde lid van hun team vandaag niet kon komen. Toen we eenmaal allemaal zaten vroeg [verdachte] mij om hem tot in detail te vertellen om wat voor klus het ging. [verdachte] en [B] zeiden toen dat hun plan was veranderd en dat zij extra kosten hadden gehad en dat ze met zijn vieren zouden zijn en daarom meer geld nodig hadden. [40] Na veel discussie waren we bereid € 220.000,- te betalen. [verdachte] zei dat hij het bedrag met plezier accepteerde en [B] stemde er ook mee in. Het overgrote deel van de onderhandelingen en beslissingen kwam voor rekening van [verdachte] en [B] .
[B] zei dat het inderdaad standaard politie-uniformen waren die gebruikt zouden worden.
[medeverdachte 1] zei dat hij maandag
(de rechtbank begrijpt: 8 oktober 2018) naar het vliegveld toe zou gaan om zichzelf er vertrouwd mee te maken. [41]
[medeverdachte 1] zei dat hij op de ochtend van de ontmoeting twee nieuwe, schone telefoons zou brengen en mij er eentje van zou geven.
[verdachte] vroeg vervolgens of de criminelen die ook op de luchthaven zouden zijn om het geld op te halen gewapend waren en A-2361 en ik zeiden dat we dat echt niet wisten. [B] zei daarop iets in het Nederlands; hij gebruikte echter ook de Engelse woorden ‘FULLY LOADED’ in het midden van zijn zin. [medeverdachte 1] bedoelde dat ze bij hun uniform nepvuurwapens zouden dragen, maar dat ze als back-up ook echte vuurwapens en ‘grote wapens’ in de auto bij zich zouden hebben. [medeverdachte 1] zei verder dat ze bereid waren om die wapens indien nodig te gebruiken en dat dit was waar [B] met “FULLY LOADED” op doelde.’ [42]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2361 van 5 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018
(de rechtbank begrijpt: 5 oktober 2018)was ik samen met A-2358 bij de [club] in [woonplaats] . Ik zag dat [medeverdachte 1] aan een bartafel zat met twee andere mannen. De eerste man had een Aziatische huidskleur, de tweede had een zwarte huidskleur. De zwarte man sprak met [medeverdachte 1] in een buitenlands dialect maar de woorden ‘FULLY LOADED’ vielen in het midden van zijn zin. A-2358 stelde hier vragen over en [medeverdachte 1] ging door met te zeggen dat zij bereid waren om de wapens te gebruiken en zij zich, indien nodig, al schietende uit de voeten zouden maken.’ [43]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘onderzoek Samsung SM-G925F’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘In een chat tussen het telefoonnummer in gebruik bij verdachte en het telefoonnummer in gebruik bij [medeverdachte 1] staat onder meer het volgende:
Op 2 oktober 2018 vroeg [medeverdachte 1] aan verdachte naar zijn schoenmaat. Verdachte antwoordde 42. Even later chat [medeverdachte 1] : “Met die polo’s”.
Verdachte: “Ja, ik hoor morgen hoe of wat”, “compleet” en “Pak”.
[medeverdachte 1] : “Ja man alleen 1 en broek” en “Maar als je 2 kan dan 2”.
Verdachte: “Ja gewoon compleet met polo en broek”.
[medeverdachte 1] : “Ja man heb vandaag die andere dingen allemaal gehaald. 2300. Patas alles”.
Verdachte: “2300 baki (
de rechtbank begrijpt: barki)”.
[medeverdachte 1] : “Ja bro riem alles wat erbij hoort. Origineel. Winkel”.
Verdachte: “ik zie je morgen”. [44]
Op 5 oktober 2018 chat [medeverdachte 1] : “het moet echt netjes”. Direct na deze chat stuurt [medeverdachte 1] een filmpje van een politieagent in uniform. Goed zichtbaar op dat filmpje zijn met name handboeien en pepperspray.
Op 5 oktober 2018 stuurt [medeverdachte 1] één videofilmpje en drie afbeeldingen naar verdachte. Zichtbaar is dat verdachte een broek, zwarte schoenen (zogenoemde ‘kistjes’) en een koppel (riem gelijkend op een zogenoemde politieriem met enkele accessoires) draagt. Verdachte lijkt op dat moment in een winkel, mogelijk een dumpshop te staan. Verdachte is daar gekleed in een broek en schoenen, gelijkend op de broek van de hiervoor beschreven politieagent. In het filmpje is te zien dat verdachte naar voren, in de richting van het filmende toestel, stapt. Terwijl hij naar voren stapt, heeft hij in zijn rechter hand zwarte handboeien. Terwijl hij naar voren stapt, zegt hij: “Meneer u bent aangehouden” en “Kunt u alstublieft even meewerken, alstublieft?” Tijdens deze activiteit is ook de stem van [medeverdachte 1] te horen.
Op 13 oktober 2018 stuurt verdachte een filmpje naar [medeverdachte 1] waarin verdachte een zogenoemde politie polo showt.’ [45]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘A-2358 stuurt een bericht aan [medeverdachte 1] op 12 oktober 2018 waarin hij meedeelt dat het op
19 oktober 2018 gaat gebeuren. A-2358 en [medeverdachte 1] spreken 19 oktober 2018 om 11.00 uur af.’ [46]
In een proces-verbaal van bevindingen is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2019 voert medeverdachte [medeverdachte 2] meerdere telefoongesprekken met verdachte. [medeverdachte 2] zegt dat de bus geregeld is.’ [47]
In een proces-verbaal van bevindingen van politieel infiltrant A-2358 van 19 oktober 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Ik kwam op 18 oktober 2018 (
de rechtbank begrijpt: 19 oktober 2018) aan bij de [club] . Ik zag [medeverdachte 1] en [verdachte] (
de rechtbank begrijpt:
verdachte) in het restaurant zitten. Ze zaten daar samen met een man die ik nog niet eerder had gezien. Ik liep naar hen toe en gaf de derde man die zich voorstelde als [medeverdachte 3] een hand. [medeverdachte 1] pakte direct zijn iPhone en liet mij een aantal foto’s zien en twee video’s. Op de foto’s waren een aantal uniformen van de Nederlandse politie te zien die er nieuw uitzagen en op de twee foto’s was [verdachte] (
verdachte) te zien die een van de uniformen aan had. Ook op de video’s waren dezelfde uniformen te zien en de daarbij behorende gordels waarop de riemen te zien waren met wapens, handboeien, en pepper-/traangasspray. Ik zag dat de datum van de foto’s en de video’s 8 oktober 2018 was.
[medeverdachte 1] gaf mij vervolgens een prepaid-telefoon van Alcatel. Zijn nummer was in deze telefoon opgeslagen onder de naam “Policemen”. [medeverdachte 1] wees mij erop dat ik deze prepaid-telefoon moest gebruiken om contact met hem op te nemen als het vliegtuig was geland, waar ik mee instemde.
Vervolgens liet [medeverdachte 1] mij foto’s zien van het vliegveld van Hoogeveen en vertelde dat hij op 8 oktober 2018 een bezoek had gebracht aan het vliegveld om verkenningswerkzaamheden uit te voeren.
[medeverdachte 1] zei vervolgens tegen mij dat zij twee auto’s zouden gaan gebruiken, een auto en een busje.
Om 11.50 uur ontving ik een WhatsApp video oproep van [medeverdachte 1] waarbij dezelfde uniformen te zien waren als ik op de eerdere foto had gezien. Ik heb vervolgens om 12.15 uur een bericht naar de prepaid-telefoon gestuurd met de tekst: “All good we are go”. Om 12.32 uur belde ik [medeverdachte 1] met mijn prepaid-telefoon en zei dat alles in orde was en dat we ervoor gingen. [medeverdachte 1] zei dat dat mooi was en dat zij onderweg waren naar het vliegveld.’ [48]
In een ‘Proces-verbaal van observatie vrijdag 19 oktober 2018’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018 om 13.50 uur: Ik zag dat de Polo, de bus en de Audi het terrein van Amigo tankstation gelegen te Hoogeveen op reden. Ik zag dat de Polo achter de wasstraat werd geparkeerd, dat verdachte en [medeverdachte 1] uitstapten. Ik zag dat [medeverdachte 1] in de bus stapte en verdachte in de Audi en dat beide voertuigen vertrokken.’ [49]
In een proces-verbaal van bevindingen van 5 december 2018 is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Naar aanleiding van de camerabeelden opgenomen vanuit de helikopter ten tijde van de aanhoudingen van de verdachten kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] op de bijrijdersstoel van de Audi zat en verdachte zat op de achterbank achter [medeverdachte 1] . [medeverdachte 3] was de bestuurder van de Audi en [medeverdachte 2] was de bestuurder van de gehuurde bestelbus.’ [50]
In een proces-verbaal van bevindingen ‘doorzoeking voertuig Volkswagen Polo, Audi A5 en Opel Movano’ is onder meer het volgende gerelateerd:
‘Op 19 oktober 2018 werden in de buurt van Hoogeveen vier personen aangehouden en daarbij werden drie voertuigen in beslag genomen. In de Opel Movano lagen in de laadbak twee tassen met inhoud. In de tassen zaten voorwerpen die konden worden gebruikt als politie uitrusting. [51] De inhoud van de twee tassen zijn nader onderzocht. De zwarte sporttas werd door ons onderzocht. In de sporttas troffen wij de volgende goederen aan:
- een koppel met een binnenriem. Aan deze koppel zaten hoezen en houders voor
toebehoren. Inhoud houders koppel:
 zwarte led zaklamp
 zwarte handschoenen
 4 witte latex handschoenen
 identifier spray
 zwarte handboeien
- een buitenkoppel. Aan deze koppel zaten hoezen en houders voor toebehoren. Inhoud houders koppel:
 zwarte led zaklamp
 zwarte handschoenen
 4 witte latex handschoenen
 identifier spray
 zwarte handboeien
  • twee dozen met in beide dozen een airsoft wapen van het merk Walther 999
  • een blauwe werkbroek maat L met om de broek een riem van een binnenkoppel
  • twee paar zwarte werkschoenen
  • een zaklamp met oranje houder.
In de Action tas troffen wij de volgende goederen aan:
  • een politieshirt maat 48 heren lange mouw
  • twee politieshirts maat 52 heren korte mouw
  • een geel politievest
  • een politie jas waar op de identificatielabel
  • een politiebroek maat 47 heren broek zomer L
  • een politiebatch met opdruk Noord Holland Noord.’
[aangeefster] heeft aangifte gedaan van diefstal van politie-uniformen uit haar woning, van welke uniformen haar man, [C] , stamnummer [nummer] , de houder is. [54]
Op 19 oktober 2018 zijn in onder andere de woning aan de [adres] te [woonplaats] (op de slaapkamer van [medeverdachte 1] ) verpakkingen aangetroffen waarin diverse politiematerialen in verpakt hadden gezeten. Op de [adres] te [woonplaats] (het bedrijf [winkel] [woonplaats] ) werd in een plastic doos een verpakking aangetroffen van een airsoft wapen van het merk Walther P99. Een soortgelijke verpakking is aangetroffen in de tassen die in de laadbak werden aangetroffen van de Opel Movano. [55]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen feit 1
Strafbare voorbereiding?
De rechtbank stelt voorop dat bij de beantwoording van de vraag of het onder 1 tenlastegelegde feit is bewezen, moet komen vast te staan dat de in de tenlastelegging omschreven voorwerpen en vervoermiddelen (hierna: de middelen) bestemd waren tot het begaan van het misdrijf, zoals in de tenlastelegging omschreven. Daartoe dient te worden beoordeeld of de middelen afzonderlijk dan wel gezamenlijk, naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig konden zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik daarvan voor ogen had (HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 en HR 9 juni 2015, ECLI:NL:HR:2015:1503).
Uit het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting volgt dat overeenkomstig een tevoren gemaakt plan verdachte zich met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] in het bezit heeft gesteld van politie-uniformen en voorwerpen, die behoren tot de reguliere uitrusting waarvan politieagenten zich bij de uitoefening van hun taken plegen te voorzien (waaronder handboeien, koppels, identifier sprays). Daarnaast beschikten zij over imitatievuurwapens gelijkend op wapens van de Nationale Politie.
Vervolgens en aldus bepakt en bezakt hebben verdachte en zijn medeverdachte zich begeven naar een tankstation, nabij de locatie waar zij volgens hun plan - vermomd als politieagenten - een ander zouden gaan “aanhouden”. Dat “aanhouden” van die ander was nodig om vervolgens te kunnen overgaan tot de “inbeslagneming” van een zeer aanzienlijk geldbedrag dat die ander in zijn bezit zou hebben. Bovendien blijkt uit de bewijsmiddelen dat verdachte en zijn mededader het daadwerkelijk gebruik van (ander) geweld niet zouden schuwen, in het onverhoopte geval waarin zij door een of meer derden in het bestek van hun voorgenomen in scène gezette aanhouding en -inbeslagneming zouden worden gehinderd. Dat verdachte en zijn mededader op hun beurt zonder hun medeweten zelf een rol speelden in een groter toneelstuk, doordat hun beoogde slachtoffer een onder dekmantel werkende politieman was, die bovendien in de rol van crimineel met verdachte en zijn medeverdachte onder één hoedje speelde, ontneemt aan de feitelijke gang van zaken en wat van verdachtes intentie is gebleken niet het karakter van strafbare voorbereiding.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de voorwerpen en vervoersmiddelen die de verdachte samen met een ander heeft verworven en voorhanden gehad gezamenlijk naar hun uiterlijke verschijningsvorm dienstig konden zijn – mede gelet op het daar te maken gebruik door de verdachte en zijn medeverdachte – voor diefstal met (bedreiging van) geweld en/of afpersing. Bovendien kan daaruit worden afgeleid dat de verdachte en zijn medeverdachte ten tijde van het verwerven en voorhanden hebben daarvan dit misdadige doel voor ogen had. Aldus is bewezen dat de middelen bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.
De binnen het plan besloten liggende omstandigheid dat de piloot het geld in zijn beschikkingsmacht had, daarmee reeds had onttrokken aan de beschikkingsmacht van zijn “baas” en dat geld vervolgens vrijwillig zou afgeven aan een ander, doet aan het voorgaande niet af. Immers, binnen dat plan geldt dat de onder één hoedje spelende piloot tezamen en in verenging met verdachte en [medeverdachte 1] het geld van die “baas” van de piloot volgens het vooraf opgestelde plan zouden wegnemen.
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 5 omschreven.
Vrijspraak feit 2 primair / bewezenverklaring feit 2 subsidiair:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en zal verdachte hiervan vrijspreken.
De rechtbank acht wel wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich hieraan in elk geval schuldig heeft gemaakt in de periode 8 september 2018 tot en met 19 oktober 2018.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
in de periode van 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en Amsterdam en Diemen en Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- voertuigen, waaronder een autobus en twee personenauto's en
- mobiele (prepaid) telefoons en
- onderdelen van politie-uniformen van de Nationale Politie en kleding die

zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten van de Nationale Politie wordt gedragen en

- imitatievuurwapens, zeer gelijkend op het merk en type vuurwapen (merk/model: Walther/P99) dat in gebruik is bij de Nationale Politie en
- andere voorwerpen, gelijk aan en/of gelijkend op voorwerpen die door politieagenten in gebruik zijn bij de uitvoering van hun taken, te weten o.a. schoenen, portofoons en politiekoppels met hoezen en houders en handboeien en handschoenen en zaklampen en identifierspray en
- foto’s en filmpjes van personen in politiekleding en kleding die zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten wordt gedragen,
welke goederen - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd waren tot het begaan van die misdrijven,
heeft verworven en voorhanden heeft gehad;

2. subsidiair

in de periode 8 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander, goederen, te weten onderdelen van politie-uniformen en politiekleding, waaronder nieuwe politiekleding en politiekleding van [C] , heeft verworven en voorhanden gehad,
terwijl hij en zijn mededader ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wisten dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
medeplegen van voorbereiding van afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en/of van diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van (bedreiging met) geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2 subsidiair:
medeplegen van opzetheling.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van de in voorarrest doorgebrachte tijd.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis bij vonnis zal opheffen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in geval van strafoplegging, verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen conform het reeds ondergane voorarrest en eventueel daarnaast nog een taakstraf en/of een voorwaardelijke gevangenisstraf. Bij de strafoplegging dient in strafverminderende zin te worden meegewogen dat sprake was van een fictieve overval en dat niet vaststaat welke rol de verdachte zou hebben gespeeld bij de “aanhouding” van de piloot. Voorts dienen de door de verdediging uiteengezette persoonlijke omstandigheden te worden meegewogen, meer dan de officier van justitie heeft gedaan bij het formuleren van zijn vordering. De verdediging heeft voorts gewezen op diverse rechterlijke uitspraken in andere vergelijkbare strafzaken die de oplegging van een aanmerkelijk lagere straf rechtvaardigen dan door de officier van justitie is gevorderd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor een diefstal met (bedreiging met) geweld en/of afpersing. Hij heeft zich beschikbaar getoond anderen een zeer groot geldbedrag afhandig te maken en is er niet voor teruggeschrokken zich daarvoor als politieagent voor te doen. Hij heeft daartoe samen met een ander onder andere politiekleding en airsoftwapens voorhanden gehad. Uit de bewijsmiddelen kan worden opgemaakt dat verdachte en zijn mededader het gebruik van geweld en/of dreiging met geweld niet zouden schuwen indien het hen voor ogen staande plan, dat aan voor hen kenbare variabelen onderhevig was, anders zou lopen. Dat in feite alles fictie was – de piloot betrof een infiltrant die zogenaamd met verdachte onder één hoedje speelde, en de (drugs)baas van wie het geld zou zijn bestond niet daadwerkelijk – doet aan het strafwaardige handelen van verdachte niet af.
Dergelijke overvallen zijn zeer ernstige misdrijven die een forse inbreuk maken op de rechtsorde en veel gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken. Voor de slachtoffers hiervan zijn dit bijzonder traumatische ervaringen. Vanwege de ernst van dergelijke feiten heeft de wetgever ook de voorbereidingshandelingen daartoe strafbaar gesteld. De rechtbank acht het schijnbare gemak waarmee de verdachte en zijn medeverdachte spreken over de voorbereiding van de overval en het vervolgens regelen van een complete politie-uitrusting, zeer verontrustend. Daar staat tegenover dat er geen slachtoffers zijn en ook nimmer zouden zijn geweest, omdat het een mede door justitie opgezet ‘toneelstuk’ is geweest. Wel heeft verdachte zijn strafbare intenties prijsgegeven en laten zien waartoe hij in staat is om ‘makkelijk geld te verdienen’.
Verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan opzetheling van politiekleding. Hij heeft samen met een ander politiekleding verworven en voorhanden gehad, Door toedoen van de verdachte is een afzetmarkt voor gestolen goederen in stand gehouden. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met de aard van de goederen. Het door onbevoegden in bezit hebben en gebruiken van politiekleding veroorzaakt gevoelens van onveiligheid in de samenleving, omdat erop vertrouwd moet kunnen worden dat personen in politiekleding ook daadwerkelijk bevoegde politieagenten zijn. Mede gezien de gevaarsaspecten van het onbevoegd bezitten en gebruiken van politiekleding dient tegen de heling daarvan streng te worden opgetreden.
De persoon van verdachte en zijn omstandigheden
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
- een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 17 mei 2019. Hieruit volgt dat verdachte meermalen is veroordeeld voor (gekwalificeerde) vermogensdelicten en ook voor geweldsdelicten;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 21 februari 2019. Hierin staan onder meer de volgende bevindingen en conclusies opgenomen. Meer zicht op zijn persoon, zijn (on)mogelijkheden, door middel van persoonlijkheidsonderzoek zou wenselijk zijn. Verdachte staat hier echter niet voor open en wenst geen hulp. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat en het risico op onttrekken aan voorwaarden is hoog. De reclassering heeft geadviseerd een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden en geeft voorts aan dat in een later stadium, bij een eventuele gevangenisstraf, een plan van aanpak kan worden opgesteld na eventuele verdiepingsdiagnostiek.
De op te leggen straf
Gelet op de aard en ernst van de feiten, zoals hiervoor uiteengezet, kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
De in de organisatie van de Rechtspraak vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) gaan bij een (voltooide) overval op een geldtransport of geldkoerier (met licht geweld/bedreiging) uit van een gevangenisstraf van 30 maanden. De rechtbank neemt dit tot vertrekpunt bij het bepalen van de voor de voorbereiding van de diefstal met geweld en/of afpersing op te leggen straf (feit 1). De rechtbank heeft daarbij ook acht geslagen op het tweede lid van artikel 46 Sr, waaruit volgt dat het maximum van de hoofdstraffen op het misdrijf gesteld met de helft wordt verminderd. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte en zijn medeverdachte deze overval hebben willen plegen als ware zij echte politieagenten, terwijl zij ook alle attributen voorhanden handen om zich als zodanig voor te kunnen doen bij de door hen beoogde overval.
Ook op de bewezenverklaarde opzetheling kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, te meer nu het gaat om opzetheling van politiekleding gedurende een zekere periode. Verdachte heeft diverse personen ingeschakeld om zich het bezit van politiekleding te verschaffen. Bovendien heeft verdachte deze ten behoeve van een mede door hem te plegen overval voorhanden gehad.
Alles overwegende acht de rechtbank ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten de oplegging van een gevangenisstraf van 24 maanden, mede gelet op straffen die in min of meer soortgelijke zaken worden opgelegd, passend en geboden. De aard en ernst van de feiten wordt hiermee tot uitdrukking gebracht en deze gevangenisstraf dient tevens als signaal naar anderen, opdat ook voor hen ondubbelzinnig duidelijk is dat op het plegen van dergelijke ernstige strafbare feiten met het opleggen van een gevangenisstraf als de onderhavige wordt gereageerd.
8.4
Voorlopige hechtenis
De vordering en het standpunt van de verdediging
De officier van justitie heeft bij gelegenheid van het requisitoir gevorderd dat de rechtbank aan verdachte gevangenisstraf zal opleggen en die vordering vergezeld doen gaan van een andere vordering, te weten de opheffing van de schorsing van het bevel tot verdachtes voorlopige hechtenis. Deze laatste vordering is door de officier van justitie niet van een onderbouwing voorzien. Kennelijk moet het ervoor worden gehouden dat het enkele gegeven van vonniswijzing en verdachtes veroordeling tot een vrijheidsbenemende straf van een duur die de ondergane preventieve hechtenis ontstijgt, voor het openbaar ministerie meebrengt dat opheffing van de schorsing van die hechtenis in de rede ligt.
De raadsvrouw heeft zich onder verwijzing naar het gewicht van de persoonlijke belangen van de verdachte tegen toewijzing van de vordering verzet.
De beoordeling van de vordering
De rechtbank stelt voorop dat de strafvorderlijke regeling meebrengt dat de opheffing van een schorsing van voorlopige hechtenis te allen tijde door de rechtbank kan worden bevolen, ambtshalve door de rechtbank of op vordering van de officier van justitie. Kortom, een aan de rechter toegekende bevoegdheid.
De rechtbank releveert het verloop van de preventieve hechtenis.
Nadat verdachte op 19 oktober 2018 in verzekering is gesteld is hij op 22 oktober 2018 in bewaring gesteld. De rechtbank heeft op 1 november 2018 verdachtes gevangenhouding bevolen en deze op 8 november 2018 verlengd. Ter terechtzitting van 5 april 2019 heeft de rechtbank de voorlopige hechtenis geschorst, en heeft aan die schorsing een aantal voorwaarden verbonden. Naar het oordeel van de rechtbank kon door het stellen van die voorwaarden het met voorlopige hechtenis nagestreefde doel – kort gezegd: het voorkomen van herhaling – toereikend worden gewaarborgd. Gesteld noch is gebleken dat verdachte zich vervolgens niet aan enige aan die schorsing verbonden voorwaarde heeft gehouden.
Bij die stand van zaken acht de rechtbank geen termen aanwezig die opheffing ambtshalve te bevelen, zodat vervolgens de vraag voorligt of de vordering van de officier van justitie voor toewijzing gereed ligt. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Gelijk de rechtbank hiervoor heeft overwogen is een overtreding van enige voorwaarde niet gesteld noch is daarvan gebleken. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het enkele gegeven dat heden vonnis wordt gewezen - met een strafoplegging als na te melden - maakt, dat opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen. Daarom zal de rechtbank de vordering afwijzen

9.BESLAG

9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht te beslissen overeenkomstig de ‘Beslaglijst 25Parka’, die de officier van justitie voorafgaande aan het onderzoek ter terechtzitting aan het procesdossier heeft doen toevoegen.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de onder verdachte inbeslaggenomen, en aan hem toebehorende telefoon, aan hem terug te geven.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal beslissen conform de door de officier van justitie aan de rechtbank verstrekte ‘Beslaglijst 25Parka’, hetgeen de volgende overwegingen en beslissingen met zich brengt.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het na te noemen in beslag genomen voorwerp onttrekken aan het verkeer:
- GPS tracker/baken (goednummer 483784).
Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het na te noemen in beslag genomen voorwerp verbeurd verklaren, te weten:
- SM-G925F scherm gebarsten (Samsung blauw/zwart) (goednummer 383784).
Met betrekking tot dit voorwerp is het onder 1 bewezen verklaarde feit begaan.
Teruggave beslagene
De rechtbank zal teruggave gelasten aan de beslagene van de na te noemen in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • LG telefoon (goednummer 483786);
  • 6 notities (handgeschreven briefjes, namen en telefoonnummers) (goednummer 483787);
  • Pashouder met afrolmechanisme (goednummer 483788).

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 46, 47, 57, 312, 317 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
-
wijst afde vordering tot opheffing van de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
 GPS tracker/baken (goednummer 483784);
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 SM-G925F scherm gebarsten (Samsung blauw/zwart) (goednummer 383784);
- gelast de teruggave aan de beslagene van de volgende voorwerpen:
  • LG telefoon (goednummer 483786);
  • 6 notities (handgeschreven briefjes, namen en telefoonnummers) (goednummer 483787);
  • Pashouder met afrolmechanisme (goednummer 483788).
Dit vonnis is gewezen door mr. V.M.A. Sinnige, voorzitter, mrs. R. Veldhuisen en
P.K. Oosterling-van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Laanstra, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2019.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 5 september 2018 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Amsterdam en/of Diemen en/of Hoogeveen, en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter voorbereiding van een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een
gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met
geweldpleging in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht) en/of
afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht), opzettelijk
- één of meer voertuigen, waaronder een autobus en/of twee, in elk geval één of meer, personenauto's en/of
- één of meer mobiele (prepaid) telefoon(s) en/of
- één of meer onderdelen van politie-uniformen van de Nationale Politie en/of kleding die
zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten van de Nationale Politie wordt gedragen en/of
- één of meer imitatievuurwapen(s), zeer gelijkend op het merk en type vuurwapen(s)
(merk/model: Walther/P99) die in gebruik zijn bij de Nationale Politie en/of
- één of meer andere voorwerp(en), gelijk aan en/of gelijkend op voorwerpen die door
politieagenten in gebruik zijn bij de uitvoering van hun taken, te weten o.a. één of meer
paar schoenen en/of één of meer wapenstok(ken) en/of één of meer portofoon(s) en/of
één of meer zogenoemde (politie)koppel(s) met één of meer hoe(s)(zen) en/of houder(s)
en/of één of meer paar handboei(en) en/of één of meer paar handschoen(en) en/of één of
meer zaklamp(en) en/of één of meer gas- en/of verf- en/of identifier– en/of traangas
spray(s) en/of
- één of meer foto(’s) en/of filmpje(s) van een of meer pers(o)on(en) in politiekleding en/of
kleding die zeer gelijkend is op kleding die door politieagenten wordt gedragen,
althans één of meer goed(eren), welke goed(eren) - al dan niet in combinatie met elkaar - bestemd was/waren tot het begaan van dat misdrijf/die misdrijven,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2. primair
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Diemen en/of Amsterdam en/of Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van opzetheling, immers heeft verdachte meermalen één of meer onderde(e)l(en) van politie-uniformen en/of politiekleding, waaronder nieuwe politiekleding en/of politiekleding van [C] , verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het
voorhanden krijgen van voornoemde goederen, wist(en) dat voornoemde goederen
door misdrijf verkregen goederen betroffen;
Subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 28 augustus 2015 tot en met 19 oktober 2018 te Almere en/of Diemen en/of Amsterdam en/of Hoogeveen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal een of meer goederen, te weten één of meer onderde(e)l(en) van politie-uniformen en/of politiekleding, waaronder nieuwe politiekleding en/of politiekleding van [C] , heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) (telkens) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen).

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal genummerd MDRAA17011 (Onderzoek 25Parka), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 3396. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina’s 19- 25.
3.Pagina’s 2472-2473.
4.Pagina’s 2498-2499.
5.Pagina 2510 e.v.
6.Pagina 2157.
7.Pagina’s 2157-2158.
8.Pagina 2161.
9.Pagina 2149.
10.Pagina’s 2149-2150.
11.Pagina 2154.
12.Pagina 266.
13.Pagina 150.
14.Pagina’s 155-156
15.Pagina’s 214-215.
16.Pagina 717.
17.Pagina 314.
18.Pagina’s 725, 745-746.
19.Pagina’s 2141-2143.
20.Pagina 2146.
21.Pagina’s 368-369.
22.Pagina 586.5
23.Pagina’s 420-423.
24.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2019.
25.De verklaring van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 28 november 2019.
26.Pagina 345.
27.Pagina 346.
28.Pagina 368.
29.Pagina 369.
30.Pagina’s 361 en 362.
31.Pagina 363
32.Pagina’s 406-407.
33.Pagina 678.
34.Pagina 679.
35.Pagina 684.
36.Pagina 685.
37.Pagina’s 681-682.
38.Pagina’s 435-436.
39.Pagina 435.
40.Pagina 421.
41.Pagina 422.
42.Pagina 423.
43.Pagina 432.
44.Pagina 586.
45.Pagina 587.
46.Pagina 489.
47.Pagina 491.
48.Pagina’s 509-510.
49.Pagina 523.
50.Pagina 534.
51.Pagina’s 542-543.
52.Pagina 3187.
53.Pagina 3188.
54.Pagina’s 547-550.
55.Pagina 543 en 544.