In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende aan de [adres 2] in [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eisers hadden een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen overtredingen op het perceel van betrokkene, waar dakpannen en andere materialen aanwezig waren op gronden met een recreatieve bestemming. Het college had het verzoek afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing onterecht was. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van een overtreding en dat handhavend optreden noodzakelijk was, ondanks dat de overtreding gering was en er geen zicht op legalisatie bestond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, maar wees het verzoek om handhaving af omdat de overtreding inmiddels was beëindigd. De rechtbank bepaalde dat het college het door eisers betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde het college in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.575,-. Deze uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en omgevingsrecht.