ECLI:NL:RBMNE:2020:1599

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 maart 2020
Publicatiedatum
22 april 2020
Zaaknummer
UTR 19/2003
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving verzoek afgewezen door college van burgemeester en wethouders; rechtbank vernietigt besluit en herroept primaire besluit

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 maart 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, wonende aan de [adres 2] in [woonplaats], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eisers hadden een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen overtredingen op het perceel van betrokkene, waar dakpannen en andere materialen aanwezig waren op gronden met een recreatieve bestemming. Het college had het verzoek afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing onterecht was. De rechtbank stelde vast dat er sprake was van een overtreding en dat handhavend optreden noodzakelijk was, ondanks dat de overtreding gering was en er geen zicht op legalisatie bestond. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en herstelde het primaire besluit, maar wees het verzoek om handhaving af omdat de overtreding inmiddels was beëindigd. De rechtbank bepaalde dat het college het door eisers betaalde griffierecht moest vergoeden en veroordeelde het college in de proceskosten van eisers, vastgesteld op € 1.575,-. Deze uitspraak is gedaan in het kader van bestuursrecht en omgevingsrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/2003

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 maart 2020 in de zaak tussen

[eiseres 1] en [eiser/eiseres 2] , te [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. G. Visser),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Kavi).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam derde-partij](betrokkene), te [woonplaats] , gemachtigde: mr. T. van der Weijde.

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers om handhavend op te treden ten aanzien van overtredingen op het perceel [adres 1] in [woonplaats] (het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 11 april 2019 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard.
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2019. Eiseres [eiseres 1] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Derde-partij is, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Overwegingen

De feiten.
1.1
Betrokkene is de bewoner van het perceel. Eisers wonen aan de [adres 2] in [woonplaats] . De achtertuin van eisers grenst deels aan het perceel van betrokkene.
1.2
Op 7 augustus 2018 hebben eisers een verzoek tot handhaving ingediend bij verweerder in verband met de aanwezigheid van dakpannen en andere materialen op gronden met een recreatieve bestemming op het perceel. Dit achten eisers in strijd met het bestemmingsplan. Naar aanleiding van dit verzoek heeft de heer [A] , [functie] bij de afdeling Toezicht en Handhaving Bebouwde Omgeving van de gemeente Utrecht, op 9 november 2018 het perceel gecontroleerd. [A] heeft geconstateerd dat er dakpannen en stenen liggen opgestapeld op het perceel. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals weergegeven onder Procesverloop.
1.3
Op het perceel geldt het bestemmingsplan Overvecht Noordelijke-Stadsrand (het
bestemmingsplan) en zijn de ‘Chw Algemene regels over bouwen en gebruik’ van toepassing.
Hebben eisers procesbelang? Ja.
2.1
Namens betrokkene is met de brief van 23 juli 2019 aangevoerd dat de dakpannen zijn verwijderd van het deel van het perceel naast de schutting. De dakpannen liggen al enige tijd voor de stenen berging van betrokkene die zich bevindt op grond met de bestemming
‘wonen-3’. Betrokkene heeft foto’s bijgevoegd van deze situatie. Betrokkene is dus van mening dat eisers geen procesbelang meer hebben.
2.2
De rechtbank zal eerst moeten beoordelen of eisers procesbelang hebben bij een uitspraak op het beroep. Op grond van vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [1] is de bestuursrechter slechts gehouden tot inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft. Indien dat belang is vervallen, is de bestuursrechter niet geroepen uitspraak te doen uitsluitend wegens de principiële betekenis daarvan.
Eisers hebben in hun bezwaarschrift verzocht om vergoeding van de door hen gemaakte proceskosten in verband met de behandeling van het bezwaar. Ingevolge artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor zover hier van belang, worden de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken uitsluitend vergoed voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. Daarom hebben eisers belang bij beoordeling van het bestreden besluit.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek om handhaving
3.1
Eisers hebben verzocht om handhavend op te treden tegen de aanwezigheid van dakpannen en andere materialen op gronden met een recreatieve bestemming op het perceel.
3.2
De rechtbank stelt voorop dat er alleen handhavend kan worden opgetreden als sprake is van overtreding van een (publiekrechtelijk) wettelijk voorschrift. Het is vaste rechtspraak [2] dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, in het geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is met een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik zal moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet zicht op legalisering bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
Is er sprake van een overtreding?
4. Verweerder vindt, net als eisers, dat er sprake is van een overtreding, waarbij hij zich baseert zich op het onderzoek van [A] . Er is geconstateerd dat er dakpannen en stenen liggen op grond die daar niet voor bestemd is. De rechtbank is het daar mee eens zodat verweerder in beginsel gehouden is op te treden tegen deze overtreding.
Bestaat er concreet zicht op legalisatie?
5. Partijen zijn het er over eens dat er geen zicht op legalisatie bestaat. De rechtbank is het hier mee eens. Dat er bij verweerder een zekere mate tot bereidheid is om in de toekomst mee te werken aan legalisatie maakt niet dat er nu al sprake is van een concreet zicht op legalisatie. In zoverre was er voor verweerder dus geen reden om af te wijken van de verplichting om handhavend op te treden.
Is handhavend optreden onevenredig?
5.1
Verweerder vindt dat hij niet hoeft op te treden tegen deze overtreding omdat hij handhavend optreden in dit geval onevenredig vindt in verhouding tot de daarmee te dienen belangen. Verweerder vindt de overtreding zeer gering van omvang, de stapel dakpannen en stenen maken geen inbreuk op een eigendomsrecht van eisers en er is geen sprake van reële hinder door de overtreding.
5.2
De rechtbank is het op dit punt niet eens met verweerder. Weliswaar is sprake van een kleine overtreding die weinig overlast geeft, maar het is ook een gemakkelijk te beëindigen overtreding. De dakpannen en stenen kunnen immers eenvoudig worden verplaatst naar een plek waar ze wel mogen liggen. Ook als er geen overlast is, is handhavend optreden belangrijk in het kader van het algemeen belang.
5.3
Dit betekent dat verweerder in dit geval ten onrechte heeft afgezien van handhavend optreden tegen de aanwezigheid van de dakpannen en stenen. Anders dan eisers menen en wensen, kan verweerder niet optreden tegen de aanwezigheid van andere materialen omdat daar bij de controle geen sprake van was. Eisers verzoek om op te treden tegen ‘de opslag van materialen’ kan niet anders worden gezien dan als een doorlopend verzoek om handhavend op te treden bij elke aanwezigheid van materialen op het betreffende stuk grond. Dit past niet bij de vaste rechtspraak waarbij is geoordeeld dat een last duidelijk en concreet geformuleerd dient te zijn [3] .
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte heeft geoordeeld dat van handhavend optreden afgezien kon worden. De opslag van dakpannen en stenen is volgens de bestemmingsplanvoorschriften [4] van verweerder niet toegestaan, zodat verweerder het handhavingsverzoek van eisers niet had mogen afwijzen. Het beroep is dus gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en het primaire besluit herroepen. De rechtbank ziet aanleiding om zelf in de zaak te voorzien. Omdat de overtreding intussen is beëindigd, is er op het moment dat deze uitspraak wordt gedaan, geen aanleiding meer om te handhaven. Dat betekent dat verweerder, als hij een nieuw besluit moest nemen, het verzoek nu wel zou mogen afwijzen. De rechtbank zal daarom het verzoek om handhavend op te treden afwijzen en bepalen dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit. Verweerder hoeft dus niet zelf opnieuw te beslissen op de aanvraag.
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eisers het door hen betaalde griffierecht vergoedt.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.575,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 525,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- wijst het verzoek om handhaving af;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 174,- aan eisers te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.575,-.
Deze uitspraak is op 30 maart 2020 gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. T. van Ekris, griffier. Als gevolg van maatregelen rondom het Corona virus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier
rechter
de griffier is verhinderd om de uitspraak
te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:518.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 april 2015, ECLI:NL:RVS:2015:1258.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 april 2018, ECLI:NL:RVS:2018:1377.
4.Artikel 22 lid 22.1 van de bestemmingsplanvoorschriften behorende bij het bestemmingsplan Overvecht Noordelijke-Stadsrand