ECLI:NL:RBMNE:2020:2464

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 mei 2020
Publicatiedatum
30 juni 2020
Zaaknummer
UTR 19/3215
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar tegen brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 15 mei 2020, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn bezwaar tegen een brief van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap behandeld. Eiser had op 23 april 2019 bezwaar gemaakt tegen een brief van 15 maart 2019, waarin verweerder stelde dat deze brief geen besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De rechtbank oordeelt dat de brief van verweerder geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is, omdat er geen wijziging in de rechten, verplichtingen of bevoegdheden van eiser is opgetreden. De rechtbank verwijst naar artikel 1:3 van de Awb, dat bepaalt dat er sprake moet zijn van een publiekrechtelijke rechtshandeling die gevolgen heeft voor de betrokken persoon. Eiser stelt dat de brief wel degelijk rechtsgevolgen heeft, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat de brief geen besluit is en dat verweerder het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser krijgt geen gelijk en er wordt geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt, maar niet in een zitting vanwege coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/3215

1.a

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2020 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs,verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het besluit van verweerder van 1 augustus 2019.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is (artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)). Hieronder legt de rechtbank dat verder uit.
2. Eiser heeft op 23 april 2019 bezwaar gemaakt tegen een brief van verweerder van 15 maart 2019. Volgens verweerder was deze brief geen besluit waar bezwaar tegen kon worden gemaakt. Verweerder heeft het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
3. Volgens de wet is er sprake van een ‘besluit’ als er een schriftelijke beslissing is van een bestuursorgaan die een publiekrechtelijke rechtshandeling inhoudt. Dit betekent dat er door het besluit iets moet veranderen in iemands rechten, verplichtingen of bevoegdheden. Dit staat in artikel 1:3 van de Awb. Alleen tegen een besluit kan bezwaar worden gemaakt (artikelen 7:1 en 8:1 van de Awb).
4. Eiser stelt zich op het standpunt dat de brief van verweerder van 15 maart 2019 wel een besluit is waartegen bezwaar gemaakt kan worden. Volgens eiser heeft het opnemen van een paspoortsignalering wel degelijk rechtsgevolgen, omdat het zijn recht op een paspoort teniet doet. Verder verwijst eiser naar een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [1] , waarin is bepaald dat de schriftelijke mededeling om iemand niet in te schrijven in het landelijk kwaliteitsregister tolken en vertalers (KTV) wel degelijk gericht is op enig rechtgevolg en dus een besluit in de zin van de Awb is.
5. De rechtbank overweegt dat door de brief van 15 maart 2019 niets is veranderd in eisers rechten, verplichtingen of bevoegdheden of in die van iemand anders. In de brief staat namelijk dat niet verweerder, maar de Minister van Binnenlandse zaken en Koninkrijksrelaties bevoegd is om een registratie in het Register paspoortsignaleringen te verwijderen en dat een registratie geen besluit is waar bezwaar en beroep tegen open staat. Daarnaast heeft ook de ABRvS eerder geoordeeld dat een registratie in het Register paspoortsignaleringen niet als een besluit in de zin van de Awb aan te merken valt, omdat het geen directe rechtsgevolgen heeft voor de betreffende persoon [2] . Ditzelfde geldt voor het afwijzen van een verzoek tot verwijdering uit het Register paspoortsignaleringen [3] . De rechtsgevolgen treden pas in werking bij bijvoorbeeld een beslissing tot weigering van een reisdocument. Daartegen kan eiser dan bezwaar maken.
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn vergelijking met de eerdergenoemde uitspraak die betrekking heeft op een inschrijving in het KTV. In deze uitspraak speelde de situatie dat bij de inwerkingtreding van het wetsvoorstel beëdigde tolken en vertalers alle tolken die op dat moment in het KTV stonden geregistreerd (onder voorwaarden) van rechtswege zouden worden aangemerkt als beëdigd tolk in de zin van de wet. Voor overige tolken zouden andere criteria gelden. De ABRvS oordeelde dat om die reden de schriftelijk mededeling om iemand niet in te schrijven in het KTV wel degelijk rechtsgevolgen heeft. Een dergelijke situatie doet zich in dit geding niet voor.
7. De rechtbank oordeelt daarom dat de brief van 15 maart 2019 geen besluit is in de zin van de Awb.
8. Het standpunt van verweerder dat er geen sprake is van een besluit waar eiser bezwaar tegen kon maken is dus juist. Verweerder heeft het bezwaar daarom terecht niet-ontvankelijk verklaard. Wat eiser heeft geschreven aan de rechtbank is geen reden om hier anders over te denken. Het besluit van verweerder is juist en het beroep is kennelijk ongegrond.
9. Eiser krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. Verra, rechter, in aanwezigheid van O.G.J. Stroek, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
- de griffier is verhinderd de
uitspraak te ondertekenen -
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.

Voetnoten

1.ABRvS 30-01-2008, ECLI:NL:RVS:2008:BC3065
2.ABRvS 06-06-2007, ECLI:NL:RVS:2007:BA6472
3.ABRvS 30-03-2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP9593