Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiseres was werkzaam als managementassistente voor 32 uur per week. Op 10 november 2015 is zij uitgevallen voor dit werk vanwege lichamelijke klachten als gevolg van een auto-ongeval. Verweerder heeft aan eiseres een WIA-uitkering toegekend per 11 februari 2018, omdat zij voor 80-100% arbeidsongeschikt werd geacht. De loongerelateerde fase van de WIA-uitkering eindigde op 9 april 2019. Verweerder heeft daarop de besluiten zoals vermeld onder ‘Procesverloop’ genomen.
Grondslag van het bestreden besluit
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres met ingang van 10 april 2019 minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. De uitkering is daarom, met inachtneming van de uitlooptermijn van zes weken vanaf 6 november 2019, beëindigd op 19 december 2019.
3. Voordat de rechtbank overgaat tot beoordeling van het bestreden besluit, zal de rechtbank eerst stilstaan bij de op 9 juni 2020 door verweerder ingebrachte arbeidskundige rapportage. Uit artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat nadere stukken tot tien dagen voor de zitting kunnen worden ingediend. De rechtbank stelt vast dat de arbeidskundige rapportage binnen tien dagen voor de zitting en dus te laat is binnengekomen. Als een stuk niet binnen de daarvoor gestelde termijn is ingediend, is het aan de rechtbank om te beslissen of de goede procesorde zich ertegen verzet dat het stuk bij de beoordeling van het bestreden besluit kan worden betrokken.
4. De rechtbank heeft de gemachtigde van eiseres ter zitting gevraagd of zij in staat was om op de arbeidskundige rapportage te reageren. De gemachtigde van eiseres heeft bevestigd dat zij op het stuk kon reageren. Omdat een goede voortgang van de procedure niet wordt belemmerd zal de rechtbank het stuk bij de beoordeling betrekken.
5. De rechtbank overweegt dat verweerder een besluit over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapportages van verzekeringsartsen, wanneer deze op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan de eisende partij om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapportages niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling juist is. Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling juist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk.
6. Eiseres heeft in haar beroepschrift en ter zitting aangevoerd dat zij op 12 december 2019 is geopereerd. Omdat de WIA-uitkering van eiseres met ingang van 19 december 2019 is beëindigd, zal de rechtbank eerst beoordelen van welke datum in geding moet worden uitgegaan.
7. Verweerder gaat uit van 10 april 2019 als datum in geding en heeft ter zitting toegelicht dat eiseres een melding toename klachten kan doen per 12 december 2019.
8. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet. De rechtbank is van oordeel dat de datum in geding in deze zaak 19 december 2019 is en verwijst daarvoor naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 23 december 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:4856. De CRvB heeft in deze uitspraak overwogen dat uit artikel 56, tweede lid, van de Wet WIA voortvloeit dat, als er op enig moment sprake is van een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% en deze mate nadien, maar voorafgaand aan de beëindigingsdatum van de loongerelateerde uitkering ook niet toeneemt, er geen recht meer bestaat op een WGA-uitkering met ingang van de beëindigingsdatum van de loongerelateerde uitkering. De rechtbank leidt hieruit af dat een toename van de arbeidsongeschiktheid na de vaststelling daarvan op minder dan 35%, maar voorafgaand aan de beëindigingsdatum van de loongerelateerde uitkering, van invloed is op de vraag of er al dan niet nog een recht bestaat op de uitkering. Verweerder had de operatie in eerste instantie dus bij de onderhavige beoordeling moeten betrekken. Het lag echter op de weg van eiseres om te onderbouwen dat er sprake was van een toename van klachten. Dit heeft eiseres niet gedaan. Zij heeft geen medische informatie overgelegd die verband houdt met de operatie. Bovendien heeft eiseres op de zitting desgevraagd aangegeven dat het na de operatie van 12 december 2019 beter met haar ging. De rechtbank zal de operatie van 12 december 2019 daarom niet in de onderhavige beoordeling meewegen. Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
9. Eiseres voert aan dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht, omdat de informatie van de huisarts zonder onderbouwing ter zijde wordt geschoven. Volgens de huisarts is eiseres sterk geïnvalideerd. Daarnaast is er geen informatie opgevraagd bij [naam expertisecentrum] . Er is wel telefonisch contact geweest met de neurochirurg dr. [A] , maar er is niet gesproken over het verleden en de behandeling aan de voetheffers. Ook is er enkel telefonisch contact geweest met neurochirurg [A] , zodat de inhoud van het gesprek en de gestelde vragen niet na te gaan zijn. Eiseres voert ook aan dat er geen vragen zijn gesteld aan de neurochirurgen over de duurzaamheid.
10. Naar het oordeel van de rechtbank is het onderzoek door de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende zorgvuldig uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht en heeft eiseres onderzocht. Hij heeft alle beschikbare medische informatie meegewogen bij zijn oordeel, waaronder informatie van de behandelend sector. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep telefonisch overleg gehad met [A] als behandelend specialist.
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende informatie had om zich een goed beeld te vormen van de gezondheidstoestand van eiseres. De rechtbank vindt het daarom niet onzorgvuldig dat hij geen informatie heeft opgevraagd bij [naam expertisecentrum] . Dat het contact met [A] telefonisch is verlopen maakt ook niet dat er sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. Uit het rapport van 21 augustus 2019 blijkt duidelijk wat er besproken is en het verslag van het telefonisch onderhoud is akkoord bevonden door [A] . Als eiseres andere punten van belang achtte had zij deze ook zelf kunnen inbrengen. De rechtbank concludeert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapporten van 21 augustus 2019, 20 oktober 2019 en 16 februari 2020 eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden heeft uitgelegd hoe hij tot zijn oordeel is gekomen. De beroepsgrond slaagt niet.
12. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat haar beperkingen zijn onderschat. Er zijn ten onrechte geen beperkingen aangenomen voor de nekklachten. Daarnaast moet er een beperking worden aangenomen voor het knielen en hurken, omdat er geen grondbereik is. Vanwege de schouderpijn moet er een beperking worden aangenomen ten aanzien van het reiken. Er had ook een beperking aangenomen moeten worden ten aanzien van het afwisselen van houding. Eiseres voert aan dat haar klachten medisch objectiveerbaar zijn, omdat de klachten het gevolg zijn van een whiplash trauma. Eiseres verzoekt de rechtbank om een onafhankelijke deskundige te benoemen.
13. De rechtbank ziet in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding om aan te nemen dat de medische beoordeling onjuist is vastgesteld. Eiseres is beperkt geacht ten aanzien van de aanpassing aan fysieke omgevingseisen, het verrichten van dynamische handelingen en het verrichten van statische houdingen. Anders dan eiseres stelt, valt niet in te zien dat hiermee onvoldoende rekening is gehouden met de klachten van eiseres.
14. Volgens het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 21 augustus 2019 is er geen sprake van een situatie van ‘geen benutbare mogelijkheden’. Eiseres is namelijk niet ADL-afhankelijk of bedlegerig, is niet opgenomen in een erkende instelling en er is geen sprake van een onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarom terecht een Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 21 augustus 2019 opgesteld. Op grond van de pijnmedicatie van eiseres is zij aanvullend beperkt geacht ten aanzien van het werken zonder verhoogd persoonlijk risico, het werken in risicoplaatsen, het werken met gevaarlijke niet goed te beveiligen machines, het werken in veiligheidsfuncties en ten aanzien van beroepsmatige chauffeurswerkzaamheden.
15. Ten aanzien van de nek- en schouderklachten zijn er beperkingen aangenomen voor repetitieve hand- en vingerbewegingen, duwen en trekken, frequent reiken tijdens werk en voor het boven schouderhoogte actief zijn. Omdat bij het lichamelijk onderzoek van de cervicale wervelkolom geen beperkingen zijn vastgesteld ten aanzien van rotatie, anteflexie en retroflexie, zijn er geen beperkingen aangenomen ten aanzien van de functie van de nek.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bij het hand- en vingergebruik als toelichting opgenomen dat dit niet met kracht gedaan kan worden. Vanwege de rugproblemen is eiseres beperkt geacht voor het frequent buigen, duwen of trekken, tillen of dragen, frequent zware lasten hanteren tijdens werk, lopen, lopen tijdens het werk en traplopen. In het rapport van 29 oktober 2019 concludeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat met de verminderde kracht van de linkerarm en voetheffers van het linkerbeen rekening is gehouden door hiervoor beperkingen aan te nemen in de FML. Ten aanzien van de statische houdingen acht de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres minder sterk beperkt, omdat eiseres in staat was om gedurende het onderzoek in bezwaar ongeveer 60 minuten te zitten. Eiseres wordt wel beperkt geacht ten aanzien van het zitten, staan en staan tijdens werk. De verzekeringsarts bezwaar en beroep concludeert in het rapport van 21 augustus 2019 dat het, gelet op de hiervoor genoemde aangenomen beperkingen, niet noodzakelijk is om een aanvullende beperking te geven ten aanzien van het afwisselen van houding. Deze beperking komt daarom te vervallen. Omdat er geen sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid op arbeidsdeskundige gronden, is de vraag over de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen niet meer relevant.
16. De rechtbank kan de bevindingen en conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed volgen en neemt daarbij in overweging dat eiseres in beroep geen objectiveerbare medische informatie heeft overgelegd, die aanleiding geeft tot twijfel aan de juistheid van de FML van 21 augustus 2019. Aan de manier waarop eiseres zelf haar klachten ervaart, hoe begrijpelijk ook, kan in de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geen doorslaggevende betekenis toekomen. Verweerder heeft voldoende rekening gehouden met de gezondheidssituatie van eiseres. De beroepsgrond slaagt niet.
17. Eiser voert ook aan dat de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er spontaan herstel is ontstaan niet klopt. Eiseres heeft de operatie ook niet op eigen initiatief afgezegd, maar in overleg met de arts.
18. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep feiten noemt die tijdens de bezwaarprocedure aan de orde zijn gekomen. De neuroloog heeft aangegeven dat spontane verbetering wordt verwacht, hetgeen niet hetzelfde is als het spontaan optreden van volledig herstel. Daarnaast heeft de neuroloog het verslag van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van het telefonisch akkoord bevonden. De beroepsgrond slaagt niet.
19. Nu geen twijfel bestaat over de juistheid van de medische beoordeling ziet de rechtbank geen reden om een deskundige te benoemen.
Arbeidskundige beoordeling
20. Eiseres stelt in haar beroepschrift dat zij de geduide functies niet kan verrichten, omdat de tijdsindelingen van de functies niet kloppen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres toegelicht dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op 9 juni 2020 gegeven uitleg over de tijdsindeling van de functies duidelijk is en zij daar geen opmerkingen meer over heeft. Deze beroepsgrond hoeft dan ook niet meer te worden besproken.
21. Eiseres heeft ook aangevoerd dat zij niet in staat is om haar eigen werkzaamheden te verrichten. Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is hier echter onterecht geen onderzoek naar gedaan.
22. Dat er geen onderzoek is gedaan naar het eigen werk van eiseres is naar het oordeel van de rechtbank niet relevant. Het gaat in deze zaak immers over de vraag of eiseres in staat is om de geduide functies te verrichten. De beroepsgrond slaagt niet.
23. Tegen de arbeidskundige beoordeling heeft eiseres verder geen specifieke beroepsgronden naar voren gebracht, anders dan dat zij de functies om medische redenen niet kan verrichten. Nu de rechtbank de medische beoordeling niet onjuist acht, bestaat er geen aanleiding om te twijfelen aan de geschiktheid van de geduide functies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 22 augustus 2019 per functie heeft gemotiveerd waarom de belastbaarheid van eiseres niet wordt overschreden.
24. Nu uit het arbeidskundig onderzoek blijkt dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft verweerder de WIA-uitkering terecht beëindigd met ingang van 19 december 2019.
25. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.