Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2020 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
)gaat het over de mate van
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.H.J. aan de Stegge, had beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 17 september 2019, waarin het UWV het bezwaar van eiseres tegen een eerder besluit ongegrond had verklaard. Het primaire besluit, dat op 22 februari 2019 was genomen, stelde vast dat eiseres vanaf 16 augustus 2018 80 tot 100% arbeidsongeschikt was, en dat zij haar loonaanvullingsuitkering zou behouden.
Tijdens de zitting op 2 september 2020 heeft eiseres toegelicht dat zij met het instellen van het beroep geen materieel belang nastreefde, maar een zwaarwegend persoonlijk belang had in de erkenning van haar ziekte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat een persoonlijk belang in de gezondheidstoestand volgens de Centrale Raad van Beroep (CRvB) geen (voldoende) procesbelang kan opleveren. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres met haar beroep niet kon bereiken dat zij per 19 februari 2018 meer arbeidsongeschikt was dan door het UWV was aangenomen, aangezien de datum in geding 16 augustus 2018 was.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er geen procesbelang aanwezig was. De rechtbank heeft geen inhoudelijke beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid per 16 augustus 2018 gedaan en heeft ook geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. N.H.J.M. Veldman-Gielen, rechter, in aanwezigheid van mr. L.M.A. Koeman, griffier.