Uitspraak
OVERWEGINGEN
.De lijdensdruk is zo hoog dat hij zich heeft aangemeld bij een levenseindekliniek. Ter onderbouwing van zijn standpunten heeft betrokkene een rapport van zijn behandelend psychiater/psychotherapeut A. Jongsma van
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de erven van een betrokkene die is overleden. De Centrale Raad van Beroep heeft op 5 juli 2017 uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/2790 ZW. De appellanten, de erven van de betrokkene, beogen erkenning van de ernstige ziekte en gezondheidssituatie van de betrokkene, die volgens hen heeft geleid tot zijn arbeidsongeschiktheid. De Raad heeft echter geoordeeld dat er geen procesbelang is, omdat de erkenning van de gezondheidstoestand van de betrokkene niet leidt tot een concreet resultaat dat voor de appellanten van feitelijke betekenis kan zijn. Dit is in lijn met eerdere rechtspraak waarin is vastgesteld dat alleen geschillen die daadwerkelijk beslecht kunnen worden, procesbelang opleveren.
De betrokkene was sinds 1988 werkzaam als productiemedewerker en heeft zich ziek gemeld in 2013. Na een aantal beslissingen van het Uwv, die de geschiktheid van de betrokkene voor zijn werk bevestigden, heeft de rechtbank het beroep van de betrokkene ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de betrokkene, die inmiddels was overleden, zijn standpunten herhaald, maar de Raad heeft geconcludeerd dat de erven geen belang hebben bij een inhoudelijke beoordeling van de uitspraak van de rechtbank. De Raad heeft het hoger beroep daarom niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de Centrale Raad van Beroep, met J.S. van der Kolk als voorzitter.