ECLI:NL:RBMNE:2020:4803
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen beslissing WIA-dagloon en WW-uitkering van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de verweerder, waarin was bepaald dat hij vanaf 18 september 2019 een WIA-uitkering zou ontvangen van € 1.386,87 bruto per maand, gebaseerd op een WIA-maandloon van € 1.997,09 bruto. Eiser was het niet eens met de berekening van het WIA-dagloon en had bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit van 12 februari 2020, waarin zijn bezwaar ongegrond was verklaard.
Tijdens de zitting op 20 oktober 2020 heeft de rechtbank de zaak behandeld. De rechtbank concludeerde dat de berekening van het WIA-dagloon door de verweerder correct was uitgevoerd. De rechtbank overwoog dat de verweerder bij de bepaling van het WIA-maandloon was uitgegaan van de door eiser genoten WW-uitkering in de periode van 1 september 2016 tot en met 31 augustus 2017. Eiser had als beginnend ondernemer gebruik gemaakt van de startersregeling, wat leidde tot een verlaging van zijn WW-uitkering met 29%. Deze verlaging had ook invloed op het WIA-dagloon.
De rechtbank stelde vast dat de regels in het Dagloonbesluit Werknemersverzekeringen geen ruimte boden voor afwijkingen. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Noord-Holland, waarin was overwogen dat het aan de wetgever was om ongewenste effecten van de dagloonsystematiek te corrigeren. De rechtbank oordeelde dat bij de vaststelling van het WIA-maandloon geen rekening kon worden gehouden met het loon dat eiser verdiende voordat hij in de WW kwam, noch met zijn persoonlijke omstandigheden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser werd gewezen op de mogelijkheid van hoger beroep.