In deze zaak heeft eiser, die sinds 15 november 2007 een Wajonguitkering ontving, bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van zijn uitkering per 19 december 2018. De beëindiging was gebaseerd op een herbeoordeling door het Uwv, die concludeerde dat eiser minder dan 25% arbeidsongeschikt was. Eiser betwistte deze conclusie en voerde aan dat zijn psychische beperkingen onvoldoende waren meegewogen. De rechtbank heeft de zaak op 30 juli 2020 behandeld, waarbij eiser en de verweerder zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Eiser heeft nadere medische informatie ingediend, maar de rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de vereisten voldeed. De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen geen tegenstrijdigheden vertoonden en voldoende begrijpelijk waren. Eiser heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om de conclusie van de verzekeringsarts te weerleggen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de beëindiging van de Wajonguitkering terecht was en het beroep ongegrond verklaard.