In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, waarin haar bezwaar tegen de blokkade van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft op 2 april 2020 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 4 oktober 2019, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres in haar bezwaarschrift geen concrete bezwaargronden heeft aangevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres weliswaar heeft aangegeven het niet eens te zijn met de blokkade, maar niet heeft gemotiveerd waarom dit het geval is. Dit is in strijd met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat bezwaargronden duidelijk moeten worden gemaakt.
De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen verschoonbare reden is voor het niet indienen van aanvullende bezwaargronden binnen de gestelde termijn. Eiseres heeft weliswaar verzocht om uitstel, maar heeft uiteindelijk geen bezwaargronden ingediend. De rechtbank concludeert dat de Sociale Verzekeringsbank het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing van de Sociale Verzekeringsbank in stand blijft. Eiseres krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier S.M. Gena, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.