ECLI:NL:RBMNE:2020:6046

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 april 2020
Publicatiedatum
26 januari 2022
Zaaknummer
UTR 19/4887
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van bezwaar inzake AIO-aanvulling

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, waarin haar bezwaar tegen de blokkade van de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank heeft op 2 april 2020 uitspraak gedaan in deze enkelvoudige kamer. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 4 oktober 2019, maar de rechtbank oordeelt dat eiseres in haar bezwaarschrift geen concrete bezwaargronden heeft aangevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres weliswaar heeft aangegeven het niet eens te zijn met de blokkade, maar niet heeft gemotiveerd waarom dit het geval is. Dit is in strijd met artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat vereist dat bezwaargronden duidelijk moeten worden gemaakt.

De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen verschoonbare reden is voor het niet indienen van aanvullende bezwaargronden binnen de gestelde termijn. Eiseres heeft weliswaar verzocht om uitstel, maar heeft uiteindelijk geen bezwaargronden ingediend. De rechtbank concludeert dat de Sociale Verzekeringsbank het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere beslissing van de Sociale Verzekeringsbank in stand blijft. Eiseres krijgt geen gelijk en er wordt geen vergoeding van proceskosten toegekend. De uitspraak is gedaan door rechter G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier S.M. Gena, en is niet openbaar uitgesproken vanwege coronamaatregelen. De griffier was verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/4887

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 april 2020 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. J. Nijssen)
en

de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep van eiseres tegen het besluit van verweerder van
4 oktober 2019.

Overwegingen

1.De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.
2. Iemand die bezwaar maakt moet duidelijk maken waarom hij het niet eens is met het besluit en dit ook uitleggen. Dit staat in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt is de hoofdregel dat verweerder het bezwaar niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom er geen bezwaargronden zijn ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiseres niets aan kan doen.
3. Verweerder heeft in het bestreden besluit het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres de gronden van haar bezwaar niet heeft ingediend. Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De rechtbank moet beoordelen of verweerder het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
4. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij besluit van 13 mei 2019 (het primaire besluit) de aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) van eiseres heeft geblokkeerd vanwege een verandering in haar vermogen. Haar bezwaarschrift tegen dit besluit is op 24 mei 2019 door verweerder ontvangen. Daarin schrijft eiseres dat zij graag schriftelijk bewijs wil ontvangen over de verandering van haar vermogen en dat zij het resultaat van het onderzoek tegemoet wil zien. Ook schrijft eiseres dat zij graag wil weten welke gegevens/wijziging verweerder van haar wil ontvangen. Op 31 mei 2019 heeft verweerder eiseres kopieën gestuurd van het onderzoek, waaruit volgens verweerder blijkt dat er onroerend op Curaçao op naam staat van eiseres. Daarbij heeft verweerder eiseres in de gelegenheid gesteld binnen drie weken op deze informatie te reageren.
5. Bij brief van 19 juni 2019 heeft de gemachtigde van eiseres verzocht om uitstel voor het aanvullen van het bezwaarschrift tot uiterlijk 19 juli 2019. Bij brief van
4 juli 2019 heeft verweerder de gemachtigde van eiseres in de gelegenheid gesteld de bezwaargronden zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval vóór 6 augustus 2019 in te dienen. Vervolgens heeft de gemachtigde van eiseres bij brief van 5 augustus 2019 om uitstel verzocht voor het aanvullen van de bezwaargronden tot uiterlijk 30 september 2019. Verweerder heeft daarop bij brief van 7 augustus 2019 uitstel verleend tot 30 september 2019. De gemachtigde van eiseres heeft binnen deze termijn geen bezwaargronden ingediend.
6. Eiseres voert in beroep aan dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens haar zijn in het bezwaarschrift wel bezwaargronden aangevoerd. In het bezwaarschrift staat namelijk dat zij het niet eens is met de blokkade, omdat zij betwist dat er een verandering in haar vermogen heeft plaatsgevonden. Eiseres erkent dat zij voor het verstrijken van de gestelde termijn geen aanvullende bezwaargronden heeft ingediend, maar gelet op het voorgaande en het gelet op het feit dat er meermaals schriftelijk en telefonisch contact is geweest tussen verweerder en gemachtigde had verweerder niet zonder meer tot niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar kunnen komen.
7. De rechtbank overweegt dat de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in de uitspraak van 26 juni 2001 [1] verduidelijkt wat onder een grond moet worden verstaan. De CRvB geeft aan dat een grond concreet moet zijn en licht toe dat daaruit moet zijn af te leiden waarom iemand van oordeel is dat het primaire besluit in strijd zou zijn met ter zake geldende bepalingen. Het gaat dan om een standpunt ten aanzien van de overwegingen van het primaire besluit waardoor duidelijk wordt waarmee de indiener het niet eens is.
8. De rechtbank stelt tegen deze achtergrond vast dat eiseres weliswaar in haar bezwaarschrift aanvoert dat dat zij het niet eens is met het primaire besluit, maar verder niet zegt waarom dit het geval is. Zij geeft in haar bezwaarschrift aan schriftelijk bewijs te willen ontvangen waaruit blijkt dat haar vermogen is veranderd, maar betwist deze verandering niet gemotiveerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres in haar bezwaarschrift geen (concrete) bezwaargronden heeft aangevoerd.
9. Nu eiseres in haar bezwaarschrift geen (concrete) bezwaargronden heeft aangevoerd en omdat is nagelaten deze binnen de gestelde termijn in te dienen, heeft verweerder het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk mogen verklaren. Van een verschoonbare reden is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Dat er tussen de gemachtigde en verweerder meermalen schriftelijk en telefonisch contact is geweest leidt niet tot een ander oordeel.
10. Het beroep is daarom kennelijk ongegrond (artikel 8:54 van de Awb).
11. Eiseres krijgt geen gelijk en daarom ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.M. Gena, griffier op 2 april 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak alsnog in het openbaar uitgesproken.
De griffier is verhinderddeze uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
U ziet deze datum op de stempel die hierboven staat. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.