ECLI:NL:RBMNE:2021:1764

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 april 2021
Publicatiedatum
29 april 2021
Zaaknummer
UTR 20/3878
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wob-verzoek inzake geprognosticeerde sterftecijfers corona door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

In deze zaak heeft eiser, wonende te [woonplaats], een beroep ingesteld tegen de afwijzing van zijn verzoek om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het verzoek betrof de geprognosticeerde sterftecijfers in verband met corona, die eiser verzocht had op 22 maart 2020. De Minister heeft het verzoek afgewezen met het argument dat de gevraagde informatie niet aanwezig is, aangezien het RIVM geen prognoses van sterftecijfers maakt. Eiser heeft betoogd dat er wel degelijk prognoses moeten zijn, omdat er beleid wordt gemaakt op basis van dergelijke cijfers. Tijdens de zitting op 1 april 2021 heeft eiser zijn standpunt toegelicht, maar de rechtbank oordeelde dat de Minister voldoende had aangetoond dat de gevraagde informatie niet beschikbaar was. De rechtbank heeft het verzoek van eiser om vrijstelling van griffierecht afgewezen, omdat zijn inkomen niet onder de vereiste grens viel. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser ongegrond is, en dat de Minister terecht heeft geweigerd de gevraagde informatie te verstrekken. De uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga en is openbaar gemaakt op 29 april 2021.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/3878

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 april 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, verweerder

(gemachtigde: mr. M.A. ten Bruggencate).

Procesverloop

In het besluit van 15 april 2020 (primair besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om informatie op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.
In het besluit van 14 september 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 1 april 2021 via Skype. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en door mr. S. Cornelisse en mr. B. Knaff.

Overwegingen

Griffierecht
1. Eiser heeft een beroep gedaan op betalingsonmacht ten aanzien van de verplichting tot het betalen van griffierecht. Dit verzoek is ter zitting behandeld.
2. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat uit de overgelegde stukken en de toelichting ter zitting van eiser is gebleken dat het netto-inkomen van eiser en zijn (fiscale) partner niet lager is dan 90% van een maximale bijstandsuitkering van een alleenstaande. Eiser komt daarom niet in aanmerking voor vrijstelling van de verplichting tot het betalen van griffierecht.
Inleiding
3. Eiser heeft bij zijn Wob-verzoek van 22 maart 2020 verzocht om de door het RIVM aan de regering ter beschikking gestelde geprognosticeerde sterftecijfers in verband met corona, per scenario en per leeftijdscategorie. Tevens verzoekt eiser een antwoord op zijn vraag dat als de prognoses er niet zijn, hoe dat dan komt en of dat dan komt omdat er door de regering niet naar is geïnformeerd bij het RIVM.

Bestreden besluit

4. Verweerder heeft het verzoek van eiser afgewezen, omdat zijn verzoek betrekking heeft op informatie die niet aanwezig is. De gevraagde prognoses zijn door het RIVM niet gemaakt en kunnen daarom ook niet openbaar worden gemaakt.

Aanwezigheid van informatie

5. Eiser heeft aangevoerd dat de gevraagde informatie er wel zou moeten zijn. Er wordt immers beleid gemaakt in het kader van corona, dus moeten er prognoses zijn waar dat beleid op is gebaseerd. Het RIVM spreekt ook van modelleurs in de media, dus het kan niet anders dan dat er prognoses zijn. Het RIVM is niet integer georganiseerd en heeft niet integer gecommuniceerd. Het RIVM heeft voor 2025 verschillende communicatiedoelstellingen. Eiser heeft aangevoerd dat daaruit volgt dat het RIVM als organisatie vóór 2021 niet integer heeft gecommuniceerd.
6. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat de door eiser verzochte informatie niet bestaat, omdat het RIVM prognoses maakt van ziekenhuisopnames, ziekenhuisbedden, ICopnames en IC-bedden en niet van sterftecijfers. Volgens verweerder is de sterfte door corona namelijk lastig te meten en voorspellen.
7. De rechtbank overweegt dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet (meer) onder hem berust en een dergelijke mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat een bepaald document toch onder dat bestuursorgaan berust. [1] Het is wel aan het bestuursorgaan om inzichtelijk te maken op welke wijze naar de verzochte documenten is gezocht. [2]
8. De toelichting van verweerder komt de rechtbank niet ongeloofwaardig over. Verweerder heeft voldoende toegelicht dat en op welke wijze hij navraag heeft gedaan bij het RIVM naar de gevraagde informatie. Eiser heeft ook geen concrete aanknopingspunten gegeven voor het oordeel dat het RIVM in dit kader niet integer heeft gecommuniceerd. Uit de algemene doelstellingen voor 2025 kan niet worden afgeleid dat het RIVM vóór 2025 in het geheel niet integer heeft gecommuniceerd. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat de gevraagde informatie wel aanwezig is. De enkele stelling dat de geprognosticeerde sterftecijfers er moeten zijn omdat het coronabeleid anders ongefundeerd is, is daarvoor onvoldoende. Verweerder heeft immers ook toegelicht waarop het coronabeleid onder andere wordt gebaseerd, namelijk op de prognoses van ziekenhuisopnames, ziekenhuisbedden, IC-opnames en IC-bedden. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de gevraagde informatie wel aanwezig is bij verweerder. Daarnaast merkt de rechtbank nog op dat de Wob niet is bedoeld voor verzoeken om antwoorden, uitleg, verklaringen of standpunten. [3]
Vooringenomenheid
9. Eiser heeft verder aangevoerd dat verweerder het bestreden besluit heeft genomen als een slager die zijn eigen vlees keurt.
10. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling. Verweerder behandelt alle Wobverzoeken die bij onderdelen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, waaronder het RIVM, worden ingediend centraal. Er is niet gebleken van vooringenomenheid bij het nemen van het bestreden besluit.
Onderzoek
11. Eiser heeft de rechtbank verzocht, voor zover de prognoses er niet zijn, om een onderzoek te gelasten naar het ontstaan van dit gebrek. Het coronabeleid is dan ongefundeerd. Eiser heeft hierbij gewezen op de algemene zorgplicht van de overheid en op het feit dat dit een zaak van groot maatschappelijk belang is.
12. De rechtbank is van oordeel dat het buiten de kaders van de Wob zou zijn om een onderzoek te gelasten naar het ontstaan van de afwezigheid van de verzochte prognoses. De rechtbank verwijst daarvoor naar datgene wat onder 8 is overwogen in de laatste zin.

Conclusie

13. Verweerder heeft het Wob-verzoek van eiser terecht afgewezen. Het beroep van eiser is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.A. Banga, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Diele, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 29 april 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 19 augustus 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1991) en 2 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1376).
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 april 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:1231).
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de ABRvS van 6 november 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3754).