ECLI:NL:RBMNE:2021:1861
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herziening van ZW-dagloon en terugvordering van te veel ontvangen uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de herziening van het ZW-dagloon en de terugvordering van te veel ontvangen ZW-uitkering. Eiser, die zich ziek had gemeld op 12 september 2017, ontving aanvankelijk een ZW-uitkering op basis van een dagloon van € 209,26. Echter, verweerder heeft in een besluit van 20 juni 2019 het dagloon herzien naar € 128,93, wat leidde tot een terugvordering van € 21.492,76 aan te veel ontvangen uitkering over de periode van 3 januari 2018 tot en met 16 juni 2019.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser redelijkerwijs had kunnen weten dat het eerder vastgestelde dagloon te hoog was, gezien het grote verschil tussen zijn overeengekomen loon en het vastgestelde dagloon. Eiser voerde aan dat hij erop mocht vertrouwen dat verweerder de juiste beslissing had genomen, maar de rechtbank oordeelde dat de herziening en terugvordering terecht waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op de beleidsregels omtrent schorsing, opschorting, intrekking en herziening van uitkeringen, die stellen dat herziening met terugwerkende kracht mogelijk is als de verzekerde redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat hij te veel uitkering ontving.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.