10. Eisers betoogt subsidiair dat verwijtbaarheid in haar geval volledig ontbreekt en dat er daarom geen grond bestaat voor de boeteoplegging. Zij heeft volgens haar alles gedaan wat redelijkerwijs mogelijk was om de overtreding te voorkomen. Zij wijst erop dat de werknemer een gediplomeerde shovelchauffeur was, die bekend was met de gebruiksvoorschriften voor de shovel, regelmatig geïnstrueerd werd over aanrijdgevaar en bewust werd gemaakt van het blijven kijken bij het gebruik van zwaar materieel. Eiseres heeft er ook alles aan gedaan om bezoekers erop te wijzen zich bij de weegbrug te melden. Eiseres kan niet worden verweten dat het slachtoffer en de werknemer de instructies niet hebben opgevolgd.
11. Zoals uit de overweging 9 van deze uitspraak volgt, oordeelt de rechtbank dat eiseres er juist niet alles aan heeft gedaan om overtreding van artikel 10 van het Arbobesluit te voorkomen. De genoemde maatregelen zijn namelijk niet doeltreffend te noemen. In het verlengde daarvan kan ook niet worden geoordeeld dat eiseres niets te verwijten valt. Van haar had verwacht mogen worden dat zij haar werknemer meer specifieke instructies had gegeven over het rijden met een geheven laadbak en zij had beter toezicht had gehouden op de aanwezigheid van derden op haar bedrijfsterrein. De beroepsgrond slaagt dus niet.
Waarschuwing
12. Eiseres betoogt dat verweerder in haar geval had moeten volstaan met een waarschuwing. Alleen dan wordt volgens haar voldaan aan de zorgvuldigheidseisen en de rechtszekerheid zoals door de wetgever beoogd. De Beleidsregel, waar verweerder in dit verband naar heeft verwezen, is volgens eiseres onredelijk. Zij stelt dat zij doeltreffende maatregelen heeft genomen om aanrijdgevaar te voorkomen en als dat niet zo zou zijn, voor haar niet bekend was welke maatregelen wel doeltreffend waren.
13. Uit wat de rechtbank hiervoor al heeft overwogen, is de norm van artikel 10 van de Arbowet voldoende duidelijk. Eisers heeft niet aan dit artikel voldaan, omdat de maatregelen die zij heeft genomen niet doeltreffend waren, zo heeft de rechtbank in overweging 9 overwogen. Op grond van de Beleidsregel is het niet nemen van voldoende doeltreffende maatregelen, ter voorkoming dat er gevaar kan ontstaan voor de veiligheid of de gezondheid van andere personen dan werknemers, een zware overtreding waarvoor verweerder direct een boete oplegt. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit beleid niet redelijk te vinden. Zij vindt die althans niet in wat eiseres in dat kader naar voren heeft gebracht. De beroepsgrond slaagt dus niet.
MatigingsgrondenErnst van het letsel
14. Eiseres vindt dat verweerder de boete moet matigen, omdat deze niet in verhouding staat met het letsel dat het slachtoffer heeft opgelopen. Het letsel van het slachtoffer is niet blijvend en hij is ook niet in het ziekenhuis opgenomen geweest. Het letsel is, hoe vervelend ook, niet ernstig en bovendien, volgens eiseres, niet te wijten aan eiseres.
15. Volgens de Beleidsregel is voor deze overtreding een boete van de zevende categorie, waarbij het normbedrag € 13.500,- is, passend. Dit bedrag is vermenigvuldigd met 0.8, gelet op het aantal werknemers in het bedrijf van eiseres. Dit bedrag heeft verweerder vermenigvuldigd met twee, omdat sprake is van zware overtreding. De boete heeft daarom een hoogte van € 21.600,-. Artikel 5:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt – kort gezegd – dat een boete evenredig moet zijn.
16. In artikel 1, elfde en twaalfde lid, van de Beleidsregel heeft verweerder matigingsgronden openomen. De ernst van het letsel is daar geen onderdeel van. De rechtbank merkt het beroep van eiseres op de ernst van het letsel dan ook aan als een algemeen beroep op de evenredigheid. De ernst van het letsel vormt echter in dit geval geen reden tot matiging van de boete. Verweerder hanteert namelijk het beleid dat blijvend letsel of een ziekenhuisopname juist leiden tot een vermenigvuldiging van het boetebedrag. Omdat daarvan in dit geval geen sprake is, heeft verweerder het boetebedrag niet verder vermenigvuldigd en in zoverre is dus al rekening gehouden met de ernst van het letsel bij de vaststelling van de hoogte van de boete. De rechtbank vindt dit beleid niet onredelijk. Zij ziet in dit geval ook geen aanleiding om in de ernst van het letsel een reden te zien voor een matiging. Dat eiseres het ongeval niet zou kunnen worden verweten, vindt de rechtbank – zoals eerder is overwogen – niet en dat leidt dus ook niet tot matiging.
Matiging op grond van artikel 1, elfde lid, van de Beleidsregel
17. Eiseres heeft verder een beroep gedaan op de vier matigingsgronden die verweerder heeft opgenomen in artikel 1 elfde lid, van de Beleidsregel. Eiseres stelt dat een matiging van 100% op haar plaats is. Eiseres betoogt dat zij de risico’s van de concrete werkzaamheden voldoende heeft geïnventariseerd in de RIE. Aanrijdgevaar is een specifiek aandachtspunt in de RIE. Uit zowel de RIE als de overige overgelegde stukken, blijkt dat door eiseres een veilige werkwijze is ontwikkeld. Hierin is met name een belangrijk aandachtspunt dat er altijd oogcontact moet worden gehouden bij het hanteren van materieel. Ook heeft eiseres volgens haar voldoende geïnventariseerd en voorgeschreven dat derden worden geïnstrueerd om het terrein te verlaten zodra zij klaar zijn met hun werkzaamheden. Eiseres heeft volgens haar verder de noodzakelijke randvoorwaarden gecreëerd voor het toepassen van een veilige werkwijze. Er is op het terrein sprake van - onder andere - veiligheidsinstructies, verkeersregels, veilig materieel, persoonlijke beschermingsmiddelen, communicatiemiddelen tussen personeel en bezoekers en toezicht. Er stond de werknemer en het slachtoffer dus niets in de weg om hun werkzaamheden op veilige wijze uit te voeren. Er zijn bovendien volgens eiseres adequate instructies gegeven. Bij de entree van het terrein zijn instructies voor bezoekers aanwezig, die voorschrijven dat men zich bij de weegbrug meldt. Bij de weegbrug worden nadere instructies gegeven en krijgt de bezoeker toegang tot het communicatiekanaal, waardoor op het terrein nadere instructies kunnen worden gegeven. De werknemer heeft verder een introductieprogramma met veiligheidsinstructies gevolgd. Hij heeft kennis genomen van de gebruikershandleiding van de shovel. Eiseres wijst op de verschillende toolboxen en presentaties die gaan over veiligheid en aanrijdgevaar. Verder wijst eiseres erop dat de werknemer een gediplomeerd shovelmachinist is en dat aan hem bovendien nog aanvullende instructies zijn verstrekt. Een specifieke instructie dat de werknemer niet met een geheven bak mocht rijden, was niet mogelijk, omdat rijden met een geheven bak soms wel nodig is en dan geldt de algemene regel dat altijd zicht moet worden gehouden. De zichtregel zorgt ervoor dat zowel met een lage bak als met een hoge bak gereden kan worden. Tot slot stelt eiseres dat op het bedrijfsterrein adequaat toezicht is gehouden. Het toezicht wordt allereerst uitgevoerd door de medewerkers van de weegbrug, die beoordelen of een bezoeker die zich meldt het terrein mag betreden. Verder wordt er toezicht gehouden met camera’s en het toezicht wordt aangevuld door het contact dat de medewerkers en bezoekers met elkaar hebben via het communicatiekanaal.
Aan alle matigingsgronden is dan ook volgens eiseres voldaan. Dat het slachtoffer en de werknemer tegen alle instructies in hebben gehandeld, kan eiseres niet worden verweten en maakt ook niet dat de door haar getroffen veiligheidsmaatregelen niet voldoende zouden zijn.
18. De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. De rechtbank heeft hiervoor in overweging 9 overwogen dat eiseres onvoldoende doeltreffende maatregelen heeft genomen om gevaar voor derden te voorkomen als bedoeld in artikel 10 van de Arbowet, omdat zij geen specifieke instructies heeft gegeven voor het rijden met een geheven laadbak en er onvoldoende voor heeft gezorgd dat derden zo snel mogelijk het bedrijfsterrein zouden verlaten na afloop van hun werkzaamheden. Uit dezelfde feiten volgt dat eiseres de risico’s ook niet voldoende heeft geïnventariseerd en geen veilige werkwijze heeft gecreëerd. Juist omdat het af en toe kennelijk nodig was om wél met een geheven laadbak te rijden, had eiseres hiervoor concrete instructies moeten maken, die verder strekten dan alleen een nadruk op veilig kijkgedrag. Eiseres had de inschatting van de situatie niet geheel moeten overlaten aan de werknemer, ondanks dat deze gekwalificeerd was. Eiseres had bovendien duidelijker moeten maken dat personen die werkzaamheden verrichtten op het bedrijfsterrein, gehouden waren dit terrein na hun werkzaamheden zo snel mogelijk te verlaten. Het bord met een meldplicht is dus niet genoeg om te worden gezien als een veilige werkwijze ter voorkoming van langdurige aanwezigheid van derden op het bedrijfsterrein.