ECLI:NL:RBMNE:2021:2596

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
9 juni 2021
Publicatiedatum
17 juni 2021
Zaaknummer
UTR - 19 _ 5378
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 9 juni 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Belastingdienst/Toeslagen over de terugvordering van huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget voor het jaar 2018. Eiseres had in juli 2019 een primair besluit ontvangen waarin de Belastingdienst de definitieve berekening van de toeslagen had vastgesteld en een bedrag van € 697,- aan voorschotten terugvorderde. Eiseres ging in bezwaar tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 12 maart 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres aangevoerd dat zij niet verantwoordelijk gehouden had moeten worden voor de terugvordering, omdat zij geen inzicht had in de inkomsten van haar ex-echtgenoot, met wie zij tot augustus 2018 gehuwd was. De rechtbank overwoog dat de ex-echtgenoot in 2018 toeslagpartner was en dat de Belastingdienst bij de berekening van de toeslagen het gezamenlijk toetsingsinkomen had gehanteerd. De rechtbank concludeerde dat de terugvordering op basis van de wet rechtmatig was, maar dat de Belastingdienst onvoldoende had gemotiveerd waarom er geen bijzondere omstandigheden waren die een belangenafweging rechtvaardigden.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand omdat de Belastingdienst alsnog een belangenafweging had gemaakt in het verweerschrift. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 19/5378

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 juni 2021 in de zaak tussen

[eiseres] te [woonplaats] eiseres

en

Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

(gemachtigde: A. Koullali).

Procesverloop

In het besluit van 19 juli 2019 (primair besluit) heeft verweerder de huurtoeslag, de zorgtoeslag en het kindgebonden budget van eiseres voor het jaar 2018 definitief berekend en een bedrag van € 697,- aan voorschotten teruggevorderd.
In het besluit van 25 november 2019 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primair besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 maart 2021 via Skype. Eiseres is verschenen en werd bijgestaan door haar echtgenoot. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Aan eiseres is zorg- en huurtoeslag over 2018 op basis van voorschotten toegekend. Daarnaast is een voorschot kindgebonden budget verleend. Eiseres was tot 16 augustus 2018 gehuwd met haar ex-echtgenoot. Eiseres en haar ex-echtgenoot stonden in het gehele jaar 2018 op hetzelfde adres ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
2. Eiseres voert aan dat verweerder haar ten onrechte verantwoordelijk heeft gehouden voor de terugvordering. Eiseres is niet in de gelegenheid geweest om wijzigingen door te geven aan verweerder over het gezamenlijk toetsingsinkomen, omdat zij geen zicht had op de inkomsten van haar ex-echtgenoot. Verder voert eiseres aan dat zij een bijstandsuitkering heeft en door de terugvordering in grote financiële problemen terechtkomt.
3. De rechtbank overweegt dat niet is betwist dat de ex-echtgenoot over 2018 toeslagpartner van eiseres is. Verweerder heeft voor de definitieve berekening van het kindgebonden budget en de huur- en zorgtoeslag over 2018 het gezamenlijk toetsingsinkomen gehanteerd en is daarbij uitgegaan van het inkomensgegeven van de ex-partner van eiseres, zoals dat in de Basisregistratie Inkomen is vastgesteld. Verweerder heeft bij de definitieve berekening van dit inkomensgegeven uit mogen gaan.
4. In geschil is de vraag of verweerder een bedrag van € 697,- aan te veel uitbetaalde voorschotten op de huur- en de zorgtoeslag en het kindgebonden budget over 2018 van eiseres heeft mogen terugvorderen.
5. Eiseres heeft niet betwist dat op haar naam kindgebonden budget en huur- en zorgtoeslag zijn aangevraagd en dat zij als aanvrager deze tegemoetkomingen heeft ontvangen. Op grond van artikel 26 van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) is eiseres het bedrag van de terugvordering verschuldigd. De rechtbank begrijpt dat eiseres in een vervelende situatie verkeerde, nu zij stelt geen inzage te hebben gehad in de inkomsten van haar ex-echtgenoot. Deze omstandigheid leidt er niet toe dat eiseres niet aansprakelijk kan worden gesteld voor het terug te betalen bedrag.
6. Volgens vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter moet verweerder een belangenafweging maken bij de terugvordering. [1] De rechtbank stelt vast dat verweerder dat niet heeft gedaan bij het bestreden besluit en daarom is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt in zoverre.
7. Verweerder heeft in het verweerschrift uitgelegd dat een toeslag een financiële tegemoetkoming is van het Rijk [2] waarop alleen aanspraak kan worden gemaakt als wordt voldaan aan de daartoe in wet- en regelgeving gestelde voorwaarden. Hierbij past dat op grond van de systematiek van de Awir voorafgaande aan de definitieve berekening het bedrag van het voorschot zoveel mogelijk wordt afgestemd op het bedrag waarop de definitieve berekening vermoedelijk zal worden vastgesteld. Verweerder probeert te voorkomen dat er ten onrechte te hoge toeslagen worden uitgekeerd, maar om uiteenlopende redenen kan dat niet altijd worden voorkomen. Voor die situaties zijn er evenwel verschillende terugbetalingsregelingen om te voorkomen dat iemand in financiële problemen raakt. Zo kan eiseres op haar verzoek onder voorwaarden in aanmerking komen voor een betalingsregeling op maat op basis van haar betalingscapaciteit. De hoogste bestuursrechter heeft dit bepaald in een uitspraak van 4 december 2019. [3]
8. In het Verzamelbesluit Toeslagen [4] is onder andere het beleid rondom het matigen van de terugvordering van toeslagen opgenomen. Uit dit besluit volgt dat van bijzondere omstandigheden geen sprake is als de terugvordering het gevolg is van een afwijking van het daadwerkelijke over het berekeningsjaar vastgestelde toetsingsinkomen voor de toeslagen en het geschatte inkomen op basis waarvan het voorschot is berekend. Omdat geen andere bijzondere omstandigheden zijn aangedragen, komt de situatie van eiseres niet in aanmerking voor het matigen van de terugvordering. Volgens verweerder zijn, gelet hierop, de nadelige gevolgen van de terugvordering voor eiseres niet onevenredig met de daarmee te stellen doelen. Verder is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die aanleiding geven om helemaal van terugvordering af te zien.
9. Verweerder heeft met deze motivering in het verweerschrift alsnog de belangen van eiseres afgewogen en daarmee achteraf voldoende gemotiveerd dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden om van terugvordering af te zien of deze te verlagen. De rechtbank begrijpt dat het voor eiseres moeilijk is dat zij geconfronteerd wordt met een terugvordering, zeker nu zij stelt dat zij een bijstandsuitkering heeft en door de terugvordering in financiële problemen terecht komt. Maar dat leidt er niet toe dat verweerder zou moeten afzien van de terugvordering.
10. Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, omdat verweerder de terugvordering alsnog heeft voorzien van een goed gemotiveerde belangenafweging.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
12. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Reijnierse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.P. Stehouwer, griffier. De beslissing is uitgesproken op 9 juni 2021 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier is verhinderd te tekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de BRaad van State (ABRvS) van 23 oktober 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3536).
2.Zie artikel 2, eerste lid, aanhef en onder h, van de Awir.
3.Zie de uitspraak van de ABRvS van 4 december 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:4069).
4.Staatscourant 2020, 22720.