In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 23 augustus 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. M. el Ahmadi, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), vertegenwoordigd door mr. C.W.P. van den Berg. Eiseres had een beroep ingesteld tegen het besluit van het Uwv om haar Ziektewet-uitkering per 3 oktober 2019 te beëindigen, omdat zij weer arbeidsgeschikt werd geacht voor haar eigen werk. Eiseres stelde dat zij niet in staat was om te werken vanwege haar gevoeligheid voor elektromagnetische straling, een aandoening die in de medische wetenschap niet erkend wordt.
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de vereisten voldeed en dat er geen objectieve medische grond was om aan te nemen dat eiseres niet in een omgeving met elektromagnetische straling kon functioneren. De rechtbank wees ook het verzoek van eiseres om een onafhankelijke deskundige te benoemen af, omdat er geen reden was om aan de juistheid van de medische beoordeling te twijfelen. De rechtbank concludeerde dat het Uwv op basis van de beschikbare medische rapportages terecht had besloten dat eiseres arbeidsgeschikt was.
De uitspraak benadrukt dat de rechterlijke macht zich baseert op de geldende medische standaarden en dat persoonlijke ervaringen van de eiseres niet voldoende zijn om een hogere mate van arbeidsongeschiktheid aan te tonen. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken van de Centrale Raad van Beroep die de niet-erkenning van elektromagnetische hypersensitiviteit in de medische wetenschap bevestigen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.