4.3Het oordeel van de rechtbank
Valt het handelen van verdachte onder mensenhandel?
Juridisch kader
In Nederland is mensenhandel strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Uit de totstandkoming van dat artikel en de relevante jurisprudentie volgt dat de strafbaarstelling van mensenhandel is gericht op het tegengaan van uitbuiting van mensen. Uitbuiting moet daarbij beperkt worden uitgelegd. In het tweede lid van artikel 273f Sr formuleert de wetgever wat zij in ieder geval onder uitbuiting verstaat. Met betrekking tot onderhavige zaak is van belang dat uitbuiting tenminste uitbuiting van een ander in de prostitutie en andere vormen van seksuele uitbuiting omvat.
Aan verdachte is de voorbereiding van mensenhandel in de zin van artikel 273f lid 1 onder sub 2, 5 en 8 Sr ten laste gelegd. In die sub-onderdelen is – kort gezegd – strafbaar gesteld als mensenhandel het werven, vervoeren en huisvesten van een minderjarige met het oogmerk van uitbuiting, het ondernemen van handelingen die ertoe leiden dat een minderjarige zich beschikbaar stelt voor seks tegen betaling en het voordeel trekken daaruit.
Omdat de bescherming van minderjarigen centraal staat bij de sub-onderdelen 2, 5 en 8 van artikel 273f Sr, is voor een bewezenverklaring hiervan niet vereist dat komt vast te staan dat sprake is geweest van gebruik van dwangmiddelen. Bij minderjarigen wordt ervan uitgegaan dat zij niet beschikken over een zekere rijpheid die hen in staat stelt de gevolgen van hun handelingen te overzien en zelfstandig beslissingen te nemen. Een eventuele instemming van de minderjarige is dan ook irrelevant. Evenmin is van belang dat een verdachte bekend is met de minderjarigheid van het slachtoffer, nu de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel is.
Door het tewerkstellen van minderjarigen in de prostitutie is er in het algemeen sprake van een grote inbreuk op de lichamelijke en geestelijke integriteit van de minderjarige. Reeds indien bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde gedragingen heeft verricht ten opzichte van een minderjarige is sprake van uitbuiting.
Beoordeling
Uit het dossier en de verklaring van verdachte blijkt dat verdachte op 14 januari 2021 het volgende chatgesprek met een politieagent die zich voordeed als 16-jarige heeft gevoerd, waarbij verdachte gebruik maakte van het account ‘
[accountnaam 1]’ en de politieagent van het account ‘
[accountnaam 2] ’,met als profieltekst ‘
Jonge boy, nieuw, zoekt veel pay. Wie helpt mij? Alleen verplaatsen!’:
“ [accountnaam 1] Heyyy gozer zoek jongere escort boy om bij mij thuis klantjes ontvangt gezellig chillen 50 50 opbrengst 08:34
[accountnaam 1] Heb het vroeger ook gedaan en is leuk doen het ook voor fun jij bepaalt gewoon mee hoeveel klanten welke klanten ik zorg voor drank poppers chems fun 08:35
[accountnaam 1] Wat zijn jou stats 08:36
[accountnaam 2] 16/176/68 08:36
[accountnaam 1] Ja oke 16 jaar pff 08:40
[accountnaam 1] Jong
(…)
[accountnaam 1] Oke leuk zullen we erover praten je ontvangt klanten bij mij thuis 08:55
[accountnaam 1] Kan je naar [woonplaats] 08:56
[accountnaam 2] ja ik zit op begeleid wonen. 09:25
[accountnaam 1] Je kan naar mij komen vanavond om te praten erover 09:27
[accountnaam 1] Effe kennismaken je durft het wel 09:31
[accountnaam 1] Met wat oudere klanten ook 09:32
[accountnaam 2] ik heb vanavond geen tijd. Ik ga gamen met wat vrienden. 09:42
[accountnaam 2] Morgen? 09:42
[accountnaam 1] Je komt vanavond maar morgen geen tijd 09:44
[accountnaam 2] vanavond kan niet. Morgen toch? 09:44”
Na het laatste bericht verstuurd door de politieagent om 9:44 uur, eindigt het gesprek.
De rechtbank is van oordeel dat het gedrag van verdachte, het voeren van het bewuste chatgesprek, kan vallen onder het werven van een minderjarige met het oogmerk van seksuele uitbuiting of de poging daartoe, of een poging tot het voordeel trekken uit seksuele handelingen door een minderjarige met een ander tegen betaling, zoals strafbaar gesteld in de sub-onderdelen 2 en 8 van 273f van het Wetboek van Strafrecht, indien hij het gesprek met een minderjarige had gevoerd. Nu er van een minderjarige geen sprake was, maar het bleek te gaan om een virtuele creatie, is mensenhandel dan wel een poging daartoe niet mogelijk. De rechtbank zal zich hierna uitlaten over de vraag of in dit geval wel sprake is van een strafbare voorbereiding van mensenhandel.
Is sprake van strafbare voorbereiding van mensenhandel?
Juridisch kader
Voor strafbare voorbereiding in de zin van artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht moet sprake zijn van een strafbaar feit waarop minimaal een maximale gevangenisstraf van acht jaar is gesteld, van opzet, van voorbereidingsmiddelen en van een voorbereidingshandeling.
In de rechtspraak zijn criteria ontwikkeld om vast te stellen of sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen en -middelen. Volgens de Hoge Raadmoet worden beoordeeld of de voorbereidingsmiddelen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kennelijk zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf als bedoeld in artikel 46, lid 1, Sr. In deze beoordeling moet worden betrokken het gebruik dat van de middelen wordt gemaakt en ook het misdadige doel dat de verdachte met het gebruik van die voorwerpen voor ogen had. Uit de rechtspraak volgt dat een drietal criteria maatgevend zijn om te bepalen of een voorwerp ‘kennelijk is bestemd’ tot het begaan van de beoogde misdrijven:
a) de uiterlijke verschijningsvorm van de voorbereidingsmiddelen;
b
)het gebruik daarvan en
c
)het ‘misdadige doel’ dat de verdachte met het gebruik voor ogen had.
Dat betekent dat de (al dan niet alledaagse) aard en het gebruik van een voorwerp (naar uiterlijke verschijningsvorm) op zichzelf niet doorslaggevend is; de intentie (het misdadige doel dat de verdachte voor ogen had) mag meewegen bij het bewijs van de kennelijke bestemming.
De Hoge Raadoverweegt over voorbereidingshandelingen van zedendelicten dat de omstandigheid dat het in werkelijkheid geen minderjarig potentieel slachtoffer betreft en de voorbereide misdrijven niet konden worden voltooid, aan de bewezenverklaring van de strafbare voorbereiding van die misdrijven niet in de weg staat. Voldoende is dat uit de bewijsvoering kan worden afgeleid dat de bewezenverklaarde gedragingen strekten ter voorbereiding van feiten als in de bewezenverklaring bedoeld en dat het opzet van de verdachte op het begaan daarvan was gericht.
Beoordeling
De rechtbank overweegt allereerst dat op het plegen van mensenhandel een maximale gevangenisstraf van twaalf jaren is gesteld, zodat voldaan is aan de eerste eis van artikel 46 Sr. Of verdachte de digitale gegevensdragers en een kamer in zijn huis (
voorbereidingsmiddelen) voorhanden heeft gehad (
voorbereidingshandeling) ter voorbereiding van de seksuele uitbuiting van een minderjarige zal de rechtbank hieronder bespreken.
De tenlastegelegde voorbereidingsmiddelen, de digitale gegevensdragers van verdachte en een kamer in zijn huis, zijn van alledaagse aard en dus naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet direct al gericht op de voltooiing van mensenhandel. Verdachte heeft één van zijn telefoons gebruikt om het chatgesprek met iemand die zich voordeed als een 16jarige te voeren. De rechtbank overweegt dat het feit dat verdachte zijn telefoon voor allerlei dingen gebruikte niet reeds betekent dat hij de telefoon niet voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van de seksuele uitbuiting van een minderjarige, zoals de advocaat heeft betoogd. Immers, het is mogelijk om dit type delict te voltooien met beperkte middelen, zoals een mobiele telefoon die toegang geeft tot het internet. Veel meer van belang is bij dit type delict dan ook of uit de bewijsmiddelen de intentie van verdachte gericht op de seksuele uitbuiting van een minderjarige kan worden afgeleid. Daarvoor is allereerst de inhoud van het chatgesprek relevant.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij het gesprek voor de ‘fun’ voerde en niet daadwerkelijk iemand wilde werven om voor hem in de prostitutie te gaan werken voor 50% van de opbrengsten. Hij herhaalde dat bij de rechter-commissaris, maar zei toen ook “Een jonge gozer. Stel dat hij rond de 25 is, dan gaan we gewoon leuk doen. 50 procent voor een leuke avond. 50 procent voor hem en 50 voor mij. De klanten dat zijn geen mensen van buitenaf. Dat zijn gewoon vrienden van mij. Het is niet het geval met klanten van buitenaf.” Op de zitting verklaarde verdachte dat hij bij de rechter-commissaris niet bedoeld heeft dat hij eerder met vrienden (jongere) jongens heeft uitgenodigd en betaald heeft voor seks. Het chatgesprek was puur voor de lol. Volgens verdachte reageert hij op allerlei profielen. Hij weet dat veel profielen nep zijn en nam het daarom niet serieus. Hij is tegen degene die zich voordeed als 16-jarige over het ontvangen van klanten begonnen, omdat dit aansloot bij de profielnaam van diegene. Hij reageert altijd op iemand zoals diegene zich aan hem presenteert. Verdachte benadrukte dat hij niet daadwerkelijk met een minderjarige zou afspreken en daar helemaal geen interesse in heeft.
De rechtbank overweegt dat uit het chatgesprek en verdachtes verklaring bij de rechtercommissaris zou kunnen worden afgeleid dat verdachte het doel had om (al dan niet met vrienden) een 16-jarige bij hem thuis uit te nodigen, die 16-jarige seks tegen betaling te laten hebben in zijn huis en een deel van de opbrengst daarvan te houden. De rechtbank overweegt echter dat het gesprek ook op een andere wijze kan worden uitgelegd, namelijk volgens de verklaring van verdachte dat hij nooit daadwerkelijk tot doel heeft gehad een minderjarige seksueel uit te buiten. De rechtbank weegt daarbij het volgende mee.
Hoewel de berichten die verdachte als opening aan de virtuele creatie stuurt geheel aansluiten bij de verdenking die hem ten laste wordt gelegd en hij door blijft chatten terwijl hij aanneemt dat de jongen waarbij hij chat minderjarig is, wordt de afspraak om daadwerkelijk te gaan praten over het sekswerk niet concreet. Er wordt uiteindelijk geen dag, tijdstip en locatie voor deze afspraak besproken. Als door de virtuele creatie wordt aangegeven “vanavond niet” en de vraag wordt gesteld “morgen toch?”, reageert verdachte niet meer en is het chatgesprek ten einde. Ook later die dag probeert verdachte niet alsnog tot een concrete afspraak te komen met deze ‘payboy’ (terwijl hij wel diezelfde dag nog inlogt op de bullchatsite).
Behalve de inhoud van dit chatgesprek komt uit onderzoek naar de digitale gegevensdragers van verdachte nauwelijks informatie naar voren die het misdadige doel dat verdachte wordt verweten, onderschrijven. Er is een enkel chatgesprek gevoerd door verdachte met een persoon waarvan de recherche het vermoeden heeft dat het een minderjarige jongen betreft, maar dit kon niet worden bevestigd. Er zijn geen andere gesprekken met minderjarigen of afbeeldingen van minderjarigen gevonden op de gegevensdragers van verdachte. Ook als bij het doorzoeken van de gegevensdragers van verdachte op termen als ‘escort’, ‘pay’ en ‘pooier’ wordt gezocht, worden nauwelijks relevante chats gevonden, terwijl een zeer grote hoeveelheid berichten door de recherche is doorzocht. Ook bij de doorzoeking van de woning van verdachte, één dag na het bewuste chatgesprek, worden geen zaken aangetroffen die relevant zijn in het kader van deze verdenking.
Dit alles tezamen maakt dat de rechtbank te veel twijfels heeft bij de vraag of verdachte daadwerkelijk van plan was om hetgeen waarover in de chat wordt gesproken door te zetten en uit te voeren. De rechtbank zal verdachte daarom, bij gebrek aan overtuiging dat zijn doel bij het voeren van het chatgesprek was om een minderjarige seksueel uit te buiten, vrijspreken van het ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt ten overvloede nog het volgende. Wanneer de politie een lokprofiel inzet, mag zij een verdachte niet tot verdergaande handelingen brengen dan waarop zijn opzet van tevoren was gericht, aangezien dan sprake is van uitlokking door de politie. Dat daar in dit geval sprake van is, is echter niet gesteld en ook niet gebleken.
De rechtbank wil verder nog benadrukken dat iemand die op deze manier communiceert met en ingaat op een persoon van wie hij denkt dat het om een 16-jarige gaat – die ook nog eens begeleid woont en zich aanbiedt voor betaalde seks – zich op het grensgebied van strafbaar gedrag bevindt. Dat het Openbaar Ministerie en de politie een strafrechtelijk onderzoek naar verdachte zijn gestart, vindt de rechtbank bezien tegen de achtergrond van seksuele uitbuiting van minderjarige jongens en de inhoud van de chatberichten van verdachte dan ook volkomen begrijpelijk.