Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2021 in de zaak tussen
[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 8 februari 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de beëindiging van de Ziektewet (ZW)-uitkering van eiseres. Eiseres had zich per 22 mei 2018 ziekgemeld en ontving vanaf 21 augustus 2018 een ZW-uitkering. Op 5 juni 2019 heeft het UWV aan eiseres meegedeeld dat haar uitkering per 6 juli 2019 zou worden beëindigd. Na bezwaar heeft het UWV het primaire besluit herroepen, maar de uitkering alsnog beëindigd per 25 november 2019. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 11 januari 2021, die via Skype plaatsvond, heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht. Eiseres betoogde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat de verzekeringsartsen geen informatie hadden opgevraagd bij haar behandelaars. De rechtbank overwoog dat de verzekeringsartsen de beschikbare informatie van de behandelend sector in hun beoordeling hadden betrokken en dat er geen dwingende aanleiding was om meer informatie op te vragen. Eiseres had ook geen aanvullende medische informatie overgelegd.
De rechtbank concludeerde dat de verzekeringsartsen op zorgvuldige wijze tot hun oordeel waren gekomen en dat de geduide functies, waar eiseres in staat werd geacht om meer dan 65% van haar eerdere loon te verdienen, geschikt waren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat het UWV de ZW-uitkering terecht had beëindigd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.