ECLI:NL:RBMNE:2021:6303
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van de geldigheid van het rijbewijs van een vrachtwagenchauffeur op basis van geestelijke en lichamelijke geschiktheid
Op 30 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een vrachtwagenchauffeur, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de schorsing van zijn rijbewijs. De schorsing was opgelegd door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) na een staandehouding door de politie op 5 oktober 2021, waarbij de politie twijfels had over de rijgeschiktheid van verzoeker. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het CBR en vroeg de voorzieningenrechter om de schorsing op te heffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat er voldoende aanwijzingen waren dat verzoeker geestelijk niet goed functioneerde. De rechter baseerde zich op de mededeling van de politie, die melding had gemaakt van verontrustend gedrag van verzoeker tijdens de staandehouding. Dit gedrag, in combinatie met eerdere incidenten, leidde de voorzieningenrechter tot de conclusie dat de schorsing van het rijbewijs gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat de mededeling van de politie voldoende grondslag bood voor het besluit van het CBR, ondanks het ontbreken van een proces-verbaal of mutatierapport van het incident op 5 oktober.
De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig was en niet bindend voor een eventueel bodemgeding. De rechter concludeerde dat het belang van de verkeersveiligheid zwaarder woog dan het belang van verzoeker bij het behouden van zijn rijbewijs. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en werd er geen vergoeding van proceskosten of griffierecht toegewezen aan verzoeker.