Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
3 aanvullende producties in het geding gebracht en door [gedaagde] op 12 mei 2021 nog
2 aanvullende producties. Vervolgens heeft op 21 mei 2021 de mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt. Daarna volgt dit vonnis.
2.De feiten
“In dit informatiememorandum is een uitleg gegeven over de mogelijkheid om geld uit te lenen aan [bedrijfsnaam 1] B.V., hierna te noemen “ [bedrijfsnaam 2] ”.(…)De grootste groeipotentie voor [bedrijfsnaam 2] ligt in Amerika. Momenteel verkoopt [bedrijfsnaam 2] daar nog via een distributeur. Met een sales team dat in Amerika direct aan de winkel verkoopt verwacht [bedrijfsnaam 2] haar omzet in drie jaar tijd naar €8.1mln te laten groeien en een EBITDA van €1,4mln te realiseren.Om deze strategie uit te voeren is [bedrijfsnaam 2] op zoek naar een lening van €250.000 die zij in vijf jaar zal aflossen. [bedrijfsnaam 2] biedt investeerders een rente van 8% per jaar.”
€ 250.000,- en de looptijd was 4 jaar en 1 maand.
Overdracht van Leningsovereenkomsten” van 7 februari 2018 staat vermeld dat [stichting] “
voornemens is om alle rechten en verplichtingen” uit hoofde van de tussen partijen gesloten overeenkomsten over te dragen aan [eiseres] “
door middel van contractsoverneming”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Beroep op artikel 1:88 lid 5 BW slaagt niet
door de Leningnemer uitsluitend (zal) worden aangewend in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf en in dat verband uitsluitend voor de (gedeeltelijke) (her-)financiering van werkkapitaal (van gelieerde partijen) en investeringen in (im)materiële activa.”In andere woorden, is er volgens [eiseres] sprake van een gewoon bedrijfskrediet, namelijk financiering van werkkapitaal, en een dergelijke lening valt, volgens de jurisprudentie, onder de normale bedrijfsuitoefening. Deze lening zou echter, volgens het informatiememorandum ten behoeve van de financieringsaanvraag, volledig worden aangewend om met de nieuwe dochteronderneming van [bedrijfsnaam 2] , [bedrijfsnaam 3] , omzetgroei in de Amerikaanse markt te realiseren. In drie jaar tijd zou de jaaromzet van [bedrijfsnaam 2] door het ontplooien van deze nieuwe activiteiten naar
€ 8,1 miljoen moeten groeien. Tijdens de onderhandelingen over de lening tussen [eiseres] en [bedrijfsnaam 2] is dit punt ook ter sprake gekomen en heeft [eiseres] per email van 24 juli 2015 bevestigd dat onder de term “werkkapitaal” in dit geval de investeringen en het verstrekken van een intercompany rekeningcourant krediet tussen [bedrijfsnaam 2] en [bedrijfsnaam 3] vallen. Er is naar het oordeel van de rechtbank daarom op deze grond geen sprake van een regulier bedrijfskrediet in de zin dat het afsluiten van de nieuwe lening slechts bedoeld was voor de (her)financiering van het bestaande werkkapitaal van [bedrijfsnaam 2] . De investeringen in de nieuwe activiteiten van [bedrijfsnaam 3] vielen wel degelijk onder de financiering, sterker nog, daar was de nieuwe lening primair voor bedoeld.
“Geld uitlenen aan [bedrijfsnaam 2] brengt risico’s met zich mee. Het grootste risico is dat de geldlening en rente niet zou kunnen worden terugbetaald. (..)Er bestaat een risico dat de investering in de Amerikaanse verkooporganisatie zich niet terugbetaalt. Indien deze situatie zich voordoet is [bedrijfsnaam 2] in staat om het leeuwendeel van de kosten stop te zetten. Deze zijn, met uitzondering van het 6-maanden contract met het PR-bureau, variabel. In het geval dat de verkoopresultaten tegenvallen valt [bedrijfsnaam 2] terug op een minimale operatie waarbij slechts 35% van de begrootte operationele kosten gemaakt worden. (..)”In het informatiememorandum wordt daarnaast ook nog duidelijk vermeld dat, naast het werken met het nieuwe business model in Amerika, ook het gevaar van concurrentie steeds op de loer lag. Dit alles brengt met zich mee dat het verstrekken van de lening aan [bedrijfsnaam 2] aanzienlijke risico’s met zich mee bracht. .