ECLI:NL:RBMNE:2022:1162
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag overbruggingsuitkering AOW op basis van lijfrente
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank. De eiser had een aanvraag ingediend voor een overbruggingsuitkering AOW, omdat hij door de verhoging van de AOW-leeftijd een periode van 19 maanden zonder inkomen zou komen te zitten. De rechtbank heeft de aanvraag afgewezen, omdat de lijfrente die eiser had aangeschaft niet voldeed aan de voorwaarden van de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering AOW (OBR).
Eiser had in de periode van 1994 tot 1998 meerdere lijfrentepolissen gekocht, met de bedoeling deze te gebruiken als inkomen tot zijn AOW-gerechtigde leeftijd. De rechtbank oordeelde dat de lijfrente van Nationale Nederlanden niet kon worden gezien als een rechtgevende uitkering, omdat de ingangsdatum van de lijfrente niet samenvalt met het moment van stoppen met werken. Daarnaast werd de lijfrente van Achmea afgewezen omdat deze pas na 1 januari 2013 was ingegaan, wat niet voldeed aan de voorwaarden van de OBR.
De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden van eiser, waaronder het feit dat hij al sinds 2007 niet meer werkte, niet voldoende waren om de lijfrente gelijk te stellen aan een regeling die recht zou geven op een overbruggingsuitkering. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.