ECLI:NL:RBMNE:2022:1439

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
15 april 2022
Zaaknummer
UTR 21/3269
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om kwijtschelding van schulden afgewezen wegens gebrek aan dwingende redenen

In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], verzocht om kwijtschelding van zijn openstaande schulden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal. Het totale bedrag dat eiser verschuldigd is, bedraagt € 23.072,28. Het verzoek om kwijtschelding werd in het primaire besluit van 8 maart 2021 afgewezen, en het bezwaar tegen dit besluit werd in het bestreden besluit van 7 juli 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 13 januari 2022 is behandeld. Tijdens de zitting is geprobeerd om een minnelijke oplossing te bereiken, maar dit is niet gelukt. Eiser heeft aangegeven bepaalde stukken niet te willen aanleveren, en het onderzoek is op 28 februari 2022 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser heeft aangevoerd dat zijn verzoek om kwijtschelding had moeten worden toegewezen vanwege dringende redenen, waaronder zijn gezondheidssituatie als hartpatiënt en zijn financiële problemen door het niet verlengen van zijn arbeidscontract. Echter, de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser de afgelopen tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, zijn door de rechtbank niet als dwingende redenen aangemerkt om van terugvordering af te zien. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin is bepaald dat alleen in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn van dringende redenen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder het verzoek om kwijtschelding op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 15 maart 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3269

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, verweerder
(gemachtigde: mr. G. Bozkurt).

Inleiding en procesverloop

Wat is er aan deze uitspraak voorafgegaan?
Eiser heeft verweerder verzocht om kwijtschelding van zijn openstaande schulden. Het bedrag dat nog open staat bij verweerder is € 23.072,28.
In het besluit van 8 maart 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om kwijtschelding afgewezen.
In het besluit van 7 juli 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2022 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft onderzoek geschorst om een minnelijke oplossing te bereiken. Hiertoe is op de zitting afgesproken dat eiser bepaalde stukken zou aanleveren bij verweerder.
Na de zitting heeft eiser de rechtbank medegedeeld dat hij deze stukken niet gaat aanleveren en heeft daarbij een tegenvoorstel gedaan. Verweerder heeft kenbaar gemaakt dat hij hierin niet wil meegaan.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen een nadere zitting achterwege gelaten [1] en op 28 februari 2022 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank stelt vast dat het niet is gelukt om een minnelijke oplossing te bereiken in deze zaak. De rechtbank zal daarom nu uitspraak te doen op het beroepschrift.
Standpunten van partijen
2. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn verzoek om kwijtschelding had moeten toewijzen vanwege de aanwezigheid van dringende redenen. [2] Ten eerste is eiser hartpatiënt. De openstaande schulden leveren eiser alleen maar meer stress op en daardoor verslechtert zijn gezondheidssituatie. Ten tweede is het arbeidscontract van eiser niet verlengd. Hierdoor zijn de financiële problemen van eiser erger geworden. Tot slot had eiser de afgelopen tien jaar niet genoeg inkomsten om (een deel van) zijn schuld af te kunnen lossen.
3. Verweerder heeft het verzoek van eiser om kwijtschelding afgewezen. Eiser heeft de afgelopen tien jaar namelijk niet volledig voldaan aan de maandelijkse betalingsverplichtingen. De omstandigheden die eiser heeft genoemd, leveren voor verweerder geen dwingende redenen op om af te zien van verdere terugvordering.
Beoordeling door de rechtbank
4. Partijen zijn het erover eens dat eiser niet voor de duur van tien jaar aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. Deze omstandigheid heeft verweerder dan ook terecht ten grondslag gelegd aan de afwijzing van het verzoek om kwijtschelding [3] .
5. In de door eiser aangevoerde omstandigheden heeft verweerder geen dringende redenen hoeven zien om verdere terugvordering achterwege te laten. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB [4] in dit soort zaken is alleen sprake van dringende redenen om van terugvordering af te zien als de terugvordering leidt tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties voor betrokkene. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Degene die zich beroept op dringende redenen om af te zien van terugvordering zal het bestaan van die dringende redenen aannemelijk moeten maken. [5]
6. De enkele, niet onderbouwde verwijzing van eiser naar het groter worden van zijn financiële problemen is daartoe onvoldoende. [6] Dat de terugvordering nadelige financiële gevolgen heeft is evident, maar levert op zichzelf geen dringende reden op. Verder is eiser er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat zijn (verslechterde) gezondheidssituatie het gevolg is van de terugvordering. [7] In de door eiser overgelegde medicatielijst van
14 januari 2021 en een afspraakbevestiging uit 2013 voor een dotterbehandeling ziet de rechtbank namelijk geen verband tussen de terugvordering en de gezondheidssituatie van eiser.
Conclusie
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder het verzoek om kwijtschelding op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt geen gelijk. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Vranken, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 15 maart 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl
De rechter is verhinderd
de uitspraak (mede) te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:64, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.als bedoeld in artikel 15, tweede lid, sub e, van de Beleidsregel terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Veenendaal 2017.
3.als bedoeld in artikel 15, tweede lid, sub a, van de Beleidsregel terugvordering, verhaal en invordering Participatiewet, Ioaw en Ioaz gemeente Veenendaal 2017.
4.Centrale Raad van Beroep.
5.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 18 maart 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:90.
6.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1064.
7.zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 13 november 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3712.