ECLI:NL:RBMNE:2022:1439
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om kwijtschelding van schulden afgewezen wegens gebrek aan dwingende redenen
In deze zaak heeft eiser, een inwoner van [woonplaats], verzocht om kwijtschelding van zijn openstaande schulden bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal. Het totale bedrag dat eiser verschuldigd is, bedraagt € 23.072,28. Het verzoek om kwijtschelding werd in het primaire besluit van 8 maart 2021 afgewezen, en het bezwaar tegen dit besluit werd in het bestreden besluit van 7 juli 2021 ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, dat op 13 januari 2022 is behandeld. Tijdens de zitting is geprobeerd om een minnelijke oplossing te bereiken, maar dit is niet gelukt. Eiser heeft aangegeven bepaalde stukken niet te willen aanleveren, en het onderzoek is op 28 februari 2022 gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat eiser heeft aangevoerd dat zijn verzoek om kwijtschelding had moeten worden toegewezen vanwege dringende redenen, waaronder zijn gezondheidssituatie als hartpatiënt en zijn financiële problemen door het niet verlengen van zijn arbeidscontract. Echter, de rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser de afgelopen tien jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan. De omstandigheden die eiser heeft aangevoerd, zijn door de rechtbank niet als dwingende redenen aangemerkt om van terugvordering af te zien. De rechtbank verwijst naar vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin is bepaald dat alleen in uitzonderlijke gevallen sprake kan zijn van dringende redenen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder het verzoek om kwijtschelding op goede gronden heeft afgewezen. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, en is openbaar gemaakt op 15 maart 2022.