ECLI:NL:RBMNE:2022:1635
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.R. van Es – de Vries
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de vastgestelde WOZ-waarde van een woning in Utrecht. De eiser, vertegenwoordigd door A. Bakker, had bezwaar gemaakt tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap, die de waarde van de woning had vastgesteld op € 970.000,- per 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde te hoog was en bepleitte een lagere waarde van € 790.000,-. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting op 7 februari 2022, waarbij ook de gemachtigde van de verweerder, R. Janmaat, en een taxateur aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de WOZ-waarde de waarde in het economisch verkeer vertegenwoordigt en dat de heffingsambtenaar de bewijslast heeft om aan te tonen dat de vastgestelde waarde niet te hoog is. De verweerder had een taxatiematrix overgelegd waarin de woning werd vergeleken met drie referentiewoningen in de buurt. De rechtbank oordeelde dat de taxatiematrix en de toelichting ter zitting voldoende bewijs boden dat de waarde van de woning niet te hoog was vastgesteld. Eiser's argumenten over de taxatiematrix en de referentiewoningen werden door de rechtbank niet gevolgd.
Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de WOZ-waarde correct was vastgesteld en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.