ECLI:NL:RBMNE:2022:2129

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 juni 2022
Publicatiedatum
2 juni 2022
Zaaknummer
21/4460
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor airco op basis van redelijke eisen van welstand en gelijkheidsbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor de plaatsing van een airco op het dak van een pand. Eiseres, eigenaar van het pand, had een omgevingsvergunning aangevraagd na het plaatsen van de airco, maar deze was geweigerd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren. Het college baseerde de weigering op een negatief welstandsadvies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed, waarin werd gesteld dat de plaatsing van de airco in strijd was met de redelijke eisen van welstand. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en stelde beroep in, waarbij zij aanvoerde dat het college niet op haar volledige bezwaarschrift had beslist en dat de airco niet zichtbaar was in het straatbeeld.

De rechtbank oordeelde dat het college zich terecht had gebaseerd op het welstandsadvies en dat er geen redenen waren om de omgevingsvergunning ondanks het negatieve advies te verlenen. De rechtbank concludeerde dat de airco wel degelijk zichtbaar was en dat de plaatsing niet voldeed aan de criteria uit de Welstandsnota. Eiseres voerde ook aan dat de weigering in strijd was met het gelijkheidsbeginsel, omdat in de omgeving andere airco's waren geplaatst zonder vergunning. De rechtbank oordeelde echter dat er geen sprake was van gelijke gevallen, aangezien de omstandigheden van de andere locaties verschilden van die van eiseres.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de weigering van de omgevingsvergunning in stand bleef. De uitspraak benadrukt het belang van welstandsadviezen en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in omgevingsrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/4460

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.R. Brouwer),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren(het college)
(gemachtigde: mr. H. Schuit).

Inleiding

Eiseres is eigenaar van het pand op het perceel aan de [adres] in [plaats] . Op het dak heeft eiseres een airco geplaatst. Eiseres heeft daarna een omgevingsvergunning gevraagd voor het plaatsen van deze airco. Deze omgevingsvergunning is geweigerd in het besluit van 8 maart 2021 (het primaire besluit).
Het college heeft het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard in het besluit van 5 oktober 2022 (het bestreden besluit).
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2022 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door [A] en de gemachtigde van eiseres. Namens het college is H. Schuit verschenen.

Overwegingen

Het bestreden besluit
1. In het bestreden besluit wordt de geweigerde omgevingsvergunning in stand gelaten. De plaatsing van de airco is in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Eiseres heeft uitsluitend een omgevingsvergunning nodig voor de activiteit bouwen. [1] Deze omgevingsvergunning kan alleen verleend worden als er geen sprake is van een weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo. Een van de weigeringsgronden is strijd met de redelijke eisen van welstand. Volgens het college is het bouwplan van eiseres in strijd met de redelijke eisen van welstand. Het college heeft zich daarbij gebaseerd op het negatieve welstandsadvies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en Erfgoed (hierna: CRK&E) van 27 januari 2021. Het college ziet geen reden om de omgevingsvergunning ondanks het negatieve advies toch te verlenen.
Het geschil
2. Eiseres is het niet eens met de inhoud van het welstandsadvies. Volgens haar is er niet juist getoetst aan de criteria uit de Welstandsnota Gooise Meren 2019 (hierna: Welstandsnota). Als het college van mening is dat er sprake is van strijd met de redelijke eisen van welstand dan had het college ook moeten beoordelen of hij niettemin de omgevingsvergunning voor de airco wil verlenen. Eiseres vindt, gelet op haar belang bij de plaatsing van de airco, dat het college de omgevingsvergunning had moeten verlenen ondanks de vermeende strijd met de redelijke eisen van welstand. Ook vindt eiseres dat het college in strijd met het gelijkheidsbeginsel handelt door haar omgevingsvergunning te weigeren terwijl in de directe omgeving van het pand meerdere airco’s zijn gebouwd die van het college niet weg hoeven.
3. Op de zitting heeft eiseres de beroepsgrond ingetrokken waarin eiseres aanvoert dat het college niet op haar volledige bezwaarschrift heeft beslist.
Beoordeling door de rechtbankStrijd met de redelijke eisen van welstand
4. Volgens eiseres heeft het college getoetst aan criteria uit de Welstandsnota die alleen gelden voor airco’s die op of aan een monument worden gebouwd. Daarnaast wordt het straatbeeld niet aangetast door de aanwezigheid van de airco op het dak. Het gebouw van eiseres staat op een binnenplaats dat alleen via een zijstraat bereikbaar is. De airco is daarmee alleen zichtbaar als er toevallig door een voorbijganger de zijstraat in wordt gekeken. Dat betekent volgens eiseres dat de airco niet nadrukkelijk in het straatbeeld aanwezig is.
5. De rechtbank stelt voorop dat hoewel het college niet aan een welstandsadvies is gebonden en de verantwoordelijkheid bij hem berust, het college in beginsel aan zo’n advies doorslaggevende betekenis mag toekenning. Dit kan alleen nadat het is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten.
6. Tenzij het advies naar inhoud of wijze van totstandkoming zodanige gebreken vertoont dat het college dit niet aan zijn oordeel omtrent de welstand ten grondslag heeft mogen leggen, behoeft het overnemen van een welstandsadvies in beginsel geen nadere toelichting. Dit is anders als er in procedure een tegenadvies van een andere deskundige wordt ingebracht of wanneer concrete aanknopingspunten worden aangevoerd waardoor twijfel ontstaat aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht. [2]
7. De CRK&E heeft een negatief welstandsadvies uitgebracht omdat de plaatsing van de airco in strijd is met vier criteria uit de Welstandsnota. Zo is de plaatsing niet onnadrukkelijk aanwezig in het straatbeeld, wordt de oorspronkelijke kapvorm niet gehandhaafd, is de airco niet ministens 0,5 meter van de dakrand geplaatst en is de airco hoger dan 0,5 meter. Om die reden heeft de CRK&E een negatief welstandsadvies uitgebracht. Naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiseres is de CRK&E op locatie geweest om de geplaatste airco te bekijken. De CRK&E is naar aanleiding van dit bezoek niet van mening veranderd en gebleven bij het negatieve welstandsadvies.
8. Voor de plaatsing van de airco op het dak van eiseres gelden de criteria voor ‘Installaties’ uit de Welstandsnota. De rechtbank stelt met eiseres vast dat installaties niet zichtbaar aangebracht mogen worden nabij, op of aan een monument. Dit criterium is inderdaad niet van toepassing op het pand van eiseres omdat dit pand geen monument is. De Welstandsnota kent echter ook als voorwaarde dat een installatie niet nadrukkelijk aanwezig mag zijn in het straatbeeld. Deze voorwaarde geldt niet alleen bij monumenten, maar ook bij een pand zoals die van eiseres. Volgens de CRK&E is de airco van eisers nadrukkelijk aanwezig in het straatbeeld. Het pand van eiser ligt in een zijstraat van de [straat] . Het perceel van eiseres ligt lager dan de [straat] . De airco is geplaatst op een deel van het dak dat zichtbaar is vanuit de [straat] . Doordat het perceel van eiser lager ligt dan de [straat] is de airco extra zichtbaar omdat er vanuit de [straat] bovenop het dak wordt gekeken. De rechtbank kan deze motivering van de CRK&E volgen. De rechtbank begrijpt dat eiseres van mening is dat de airco niet nadrukkelijk in het straatbeeld aanwezig is, maar dat maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De Welstandsnota biedt namelijk de ruimte om een bouwplan op verschillende manieren te waarderen. Het feit dat de CRK&E de airco op een andere manier beoordeelt dan eiseres betekent daarom nog niet dat de CRK&E het bouwplan onjuist heeft beoordeeld. Daar komt bij dat de plaatsing van de airco ook nog in strijd is met andere criteria uit de Welstandsnota.
9. Verder heeft eiseres geen tegenadvies overgelegd of op een andere manier aangevoerd dat de inhoud van het welstandsadvies van de CRK&E gebreken vertoont of onzorgvuldig is. De rechtbank vindt dat er verder ook geen zodanige gebreken aan het advies kleven dat het college niet uit mocht gaan van het negatieve welstandsadvies. Dat betekent dat het college zich op het standpunt mocht stellen dat het bouwplan in strijd is met de redelijke eisen van welstand. De beroepsgrond slaagt niet.
Alsnog verlenen van een omgevingsvergunning
10. Als het college van mening is dat er strijd is met de redelijke eisen van welstand, dan had het college alsnog de omgevingsvergunning moeten verlenen, aldus eiseres. Het college heeft dit volgens eiseres ten onrechte niet gedaan. Het pand van eiseres is in de winter erg koud en in de zomer erg heet Een airco is daardoor noodzakelijk. Daarnaast stelt eiseres zich op het standpunt dat haar situatie zo uniek is dat het verlenen van een omgevingsvergunning, ondanks strijd met de redelijke eisen van welstand, niet zorgt voor precedentwerking.
11. De rechtbank volgt eiseres ook op dit punt niet. In artikel 2.10, eerste lid, onder d, van de Wabo staat dat het bevoegd gezag een omgevingsvergunning moet weigeren als de aanvraag in strijd is met de redelijke eisen van welstand, tenzij het bevoegd gezag van oordeel is dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend. In het bestreden besluit heeft het college gemotiveerd dat er geen omstandigheden zijn die het college tot het oordeel brengen om de omgevingsvergunning ondanks het negatieve advies toch te verlenen. Daaruit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat het college heeft beoordeeld of hij ondanks de strijd met de redelijke eisen van welstand de omgevingsvergunning niettemin wil verlenen. In het bestreden besluit staat verder uitgelegd waarom het college de vergunning niet wil verlenen en welke alternatieven er volgens het college zijn. In beroep heeft het college verder toegelicht waarom hij de omgevingsvergunning niet wil verlenen ondanks strijd met de redelijke eisen van welstand. Het college heeft toegelicht dat een dergelijke omgevingsvergunning alleen in uitzonderlijke gevallen wordt verleend, de situatie van eiseres is geen uitzonderlijk geval. Daarnaast heeft het college gewezen op de precedentwerking die uitgaat van het verlenen van een omgevingsvergunning ondanks strijd met de redelijke eisen van welstand. Wat betreft de precedentwerking gaat het dan niet zozeer om de plaatsing van airco’s, maar om het gebruik van de bevoegdheid om af te wijken van een negatief welstandsadvies. Verweerder wil namelijk in algemene zin als uitgangspunt hanteren dat een welstandsadvies gevolgd wordt. Verder heeft het college opnieuw alternatieven aangedragen die wel acceptabel zouden zijn voor de CRK&E. De rechtbank begrijpt uit deze motivering waarom het college geen gebruik wil maken van de mogelijkheid om ondanks een negatief welstandsadvies toch een omgevingsvergunning wil verlenen. De beroepsgrond slaagt niet.
Gelijkheidsbeginsel
12. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de weigering van de omgevingsvergunning in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar de airco’s die zijn geplaatst aan de [adres] en de [adres] . Op deze twee locaties is een omgevingsvergunning verleend voor de plaatsing van een airco op het dak terwijl de omgevingsvergunning voor het plaatsen van een airco op het dak bij eiseres is geweigerd. Dat levert strijd op met het gelijkheidsbeginsel, aldus eiseres.
13. De rechtbank geeft eiseres geen gelijk. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is in dit geval vereist dat de omgevingsvergunning bij eiseres is geweigerd terwijl in een ander, gelijk geval wel een omgevingsvergunning is verleend voor de plaatsing van een airco op het dak. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van gelijke gevallen. Bij zowel de locatie aan de [adres] als de [adres] is een airco geplaatst midden op een plat dak waardoor de airco minder zichtbaar is. In het geval van eiseres is de airco geplaatst aan de rand van een schuin dak op een zichtbare plek. Op de zitting heeft eiseres nog gewezen op andere gevallen waarbij ook een airco zichtbaar aan of op een gebouw is bevestigd. De rechtbank ziet in de op de zitting aangevoerde gevallen ook geen aanleiding om strijd met het gelijkheidsbeginsel aan te nemen. Het is de rechtbank onvoldoende duidelijk geworden of in die gevallen sprake is van een airco die met of zonder omgevingsvergunning is gebouwd en hoe de airco’s op die gebouwen zijn geplaatst. Daardoor kan de rechtbank niet vaststellen of er sprake is van een gelijk geval. Dat betekent dat de weigering bij eiseres niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de geweigerde omgevingsvergunning in stand blijft. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen reden om het college te veroordelen in de proceskosten van eiseres.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zoals bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:263.