ECLI:NL:RBMNE:2022:2582

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
5 juli 2022
Zaaknummer
UTR 21/3010
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor woning door gemeente Almere, beoordeling van woonwensen en verantwoordelijkheden van de woningzoekende

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een woningzoekende uit Almere, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een urgentieverklaring om in aanmerking te komen voor een woning, maar deze aanvraag werd op 10 februari 2021 afgewezen. Het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing werd op 15 juni 2021 ongegrond verklaard, waarna zij beroep instelde bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 12 oktober 2021, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en dochter, werd het beroep behandeld.

De rechtbank had eerder op 12 april 2022 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd of er in de relevante periode van 2 februari 2021 tot 15 juni 2021 passende woningen aan eiseres waren aangeboden. Verweerder kreeg de kans om dit gebrek te herstellen, wat resulteerde in een aanvullende motivering. Eiseres betwistte echter dat het motiveringsgebrek voldoende was hersteld en stelde dat verweerder niet had aangetoond welke woningen daadwerkelijk aan haar waren aangeboden.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet alles had gedaan om haar woonprobleem op te lossen, zoals vereist door de Huisvestingsverordening Almere. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit, maar liet de rechtsgevolgen in stand, omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak een toereikende motivering had gegeven. Eiseres kreeg het betaalde griffierecht vergoed en verweerder werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De uitspraak benadrukt de eigen verantwoordelijkheid van woningzoekenden bij het zoeken naar passende woningen en de noodzaak om actief te reageren op woningaanbod.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3010

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 juni 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. G.J. de Kaste),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Almere, verweerder

(gemachtigde: mr. J.H.S. Biervliet en K.K. Bahora).

Procesverloop

In het besluit van 10 februari 2021 (primair besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een urgentieverklaring te verlenen afgewezen.
In het besluit van 15 juni 2021 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2021 met behulp van een beeldverbinding op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Eiseres heeft zich laten bijstaan door haar dochter [dochter]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden en heeft telefonisch deelgenomen aan de zitting.
In de tussenuitspraak van 12 april 2022 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

Inleiding
1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) [1] .
2. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd of er in de periode van 2 februari 2021 tot 15 juni 2021 voor eiseres passende woningen zijn aangeboden op WoningNet waarop zij had kunnen reageren. Dit is nodig om te kunnen beoordelen of eiseres er alles aan heeft gedaan om haar woonprobleem op te lossen, één van de randvoorwaarden om in aanmerking te komen voor een urgentieverklaring.
3. Verweerder is in gelegenheid gesteld om dit gebrek te herstellen en heeft hiervan bij brief van 28 april 2022 gebruik gemaakt. In de tussenuitspraak is aangegeven dat verweerder inzichtelijk dient te maken welke woningen er in de periode van 2 februari 2021 tot 15 juni 2021 op WoningNet zijn aangeboden en welke woningen passend waren voor eiseres. Verweerder kan dit doen door een uitdraai te maken over deze periode welke woningen ‘op aanbod’ hebben gestaan en of deze woningen passend waren geweest voor eiseres.
Aanvullende motivering verweerder
4. Verweerder heeft een overzicht overgelegd van het aanbod passende woningen over de periode 2 februari 2021 tot 15 juni 2021 en een toelichting gegeven bij de inschrijfgegevens van eiseres bij WoningNet.
Zienwijze eiseres
5. Eiseres voert in de zienswijze van 7 juni 2022 aan dat verweerder met de aanvullende stukken en zijn schriftelijke motivering het motiveringsgebrek onvoldoende heeft hersteld. Zo blijkt uit het overzicht dat verweerder heeft overgelegd in het geheel niet welke van de betreffende woningen daadwerkelijk aan eiseres aangeboden zijn en of deze woningen ook daadwerkelijk passend waren geweest. Daarnaast heeft eiseres uitsluitend haar woonwensen doorgegeven, waarmee ze in het geheel geen andere delen binnen de gemeente heeft willen uitsluiten. Voorts had het op de weg van verweerder gelegen, in het kader van maatwerk, aan te geven aan eiseres welke woningen eerder geschikt zijn dan de woningen waar eiseres op reageert. Het ligt op de weg van verweerder om eiseres actief te wijzen op de woningen waarop zij kan reageren.
Beoordeling van de rechtbank
6. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of eiseres er alles aan heeft gedaan om haar woonprobleem op te lossen en vervolgens of verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen omdat eiseres niet heeft voldaan aan de voorwaarde uit artikel 11, vierde lid, onder f, van de Huisvestingsverordening Almere 2019. De rechtbank beoordeelt dit aan de hand van de aanvullende motivering van verweerder van 28 april 2022 en de zienswijze van eiseres van 7 juni 2022.
7. Uit de inschrijving van eiseres bij WoningNet Almere, overgelegd door verweerder op 28 april 2022, blijkt dat eiseres onder het kopje ‘Woonwensen’ heeft ingevuld woonplaats Almere en de wijken Almere Stad, Almere Buiten en Almere Poort en een woning met 4-6 kamers. De wijken Almere-Haven en Nobelhorst heeft eiseres niet opgegeven als woonwens.
8. De rechtbank overweegt dat verweerder inzichtelijk moest maken welke woningen er in de periode van 2 februari 2021 tot 15 juni 2021 zijn aangeboden op WoningNet en of deze woningen passend waren geweest voor eiseres. Verweerder heeft vervolgens een overzicht overgelegd van woningen die volgens verweerder passend zijn, zonder te kijken naar de woonwensen van eiseres. Dit betekent dat het overzicht dat verweerder op 28 april 2022 heeft verstrekt een lijst met woningen is, welke woningen volgens verweerder passend zijn voor eiseres. Op dit overzicht staan derhalve alle passende woningen in Almere waar eiseres op had kunnen reageren.
9. De rechtbank overweegt dat uit artikel 11, vierde lid, onder f, van de Huisvestingsverordening volgt dat een woningzoekende er alles aan gedaan moet hebben om het woonprobleem op te lossen. Hieruit blijkt een eigen verantwoordelijkheid van eiseres om een passende woning te vinden. Door het aangeven van woonwensen op de website van WoningNet wordt het woningaanbod bepaald. Dat zij nu stelt dat zij bij het aangeven van haar woonwensen niet heeft bedoeld om de wijken Almere-Haven en Nobelhorst uit te sluiten en het woningaanbod daardoor te beperken, doet niet af aan de eigen verantwoordelijkheid van eiseres. Zij had informatie op kunnen vragen over de gevolgen van het opgeven van haar woonwensen. Het standpunt van eiseres dat ze door het invullen van haar woonwensen geen wijken binnen de gemeente heeft willen uitsluiten om te gaan wonen, leidt niet tot het oordeel dat er geen aanbod was. Ook lag het niet op weg van verweerder om eiseres te wijzen op haar eigen verantwoordelijkheid of op woningen waarop zij kon reageren, zoals eiseres stelt. De rechtbank overweegt dat van eiseres een actieve houding mag worden verwacht bij het zoeken naar een woning. Het ligt daarbij niet in rede haar woonwensen op wat voor manier te beperken. Dit geldt ook voor het aantal gewenste kamers. Een urgentieverklaring is immers bedoeld voor noodsituatie, waarbij specifieke woonwensen van ondergeschikt belang mogen worden geacht. Dat eiseres een voorkeur heeft voor bepaalde wijken en een minimum aantal kamers van vier acht de rechtbank gezien de huidige woonsituatie en grootte van het gezin van eiseres op zichzelf begrijpelijk, maar dit maakt in het kader van urgentieverklaring nog niet dat van eiseres niet mocht worden verlangd om ook op woningen te reageren die niet aan haar persoonlijke voorkeur voldoen.
10. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder nu voldoende heeft onderbouwd dat eiseres niet alles heeft gedaan om haar woonprobleem op te lossen, gelet op het aantal passende woningen in de in geding zijnde periode. Eiseres heeft onvoldoende actief gereageerd op het woningaanbod in de regio om zo haar woonprobleem op te lossen.
11. Aan de bespreking van de opmerkingen van eiseres in de zienswijze over de minder- en meerderjarigheid van de drie kinderen, het aantal benodigde kamers, de tijdsduur wanneer haar meerderjarige kinderen in aanmerking komen voor een eigen woning gelet op lange wachtlijsten en dat dit een onevenredigheid oplevert, komt de rechtbank niet toe omdat eiseres niet heeft voldaan aan de randvoorwaarde van artikel 11, vierde lid, onder f, van de Huisvestingsverordening.
12. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak een toereikende motivering heeft gegeven ten aanzien van het bestreden besluit, is het gebrek hersteld en laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand.
13. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaard, moet verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,-, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.897,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 181,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Eversteijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. van Luijk-Salomons, griffier. De beslissing is uitgesproken op 30 juni 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
de rechter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).