ECLI:NL:RBMNE:2022:3358

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 juli 2022
Publicatiedatum
22 augustus 2022
Zaaknummer
21_3572
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing over arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 8 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Gemeente Utrecht en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de arbeidsongeschiktheid van werknemer [A]. Werknemer ontving sinds 30 augustus 2017 een loongerelateerde uitkering op basis van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA). De Gemeente Utrecht verzocht om een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van werknemer, omdat zij van mening was dat hij in aanmerking kwam voor een uitkering op basis van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA). De primaire verzekeringsarts concludeerde echter dat werknemer per 30 november 2020 volledig, maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 82,80%.

De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd heeft dat verbetering van de belastbaarheid van werknemer niet is uitgesloten. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep terecht geen twee Functionele Mogelijkheden Lijsten (FML's) heeft opgesteld, omdat de situatie van werknemer niet voldeed aan de criteria voor het opstellen van twee FML's. De rechtbank volgde de conclusie van de verzekeringsarts dat de volledige arbeidsongeschiktheid van werknemer niet duurzaam is, en verklaarde het beroep van de Gemeente Utrecht ongegrond. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3572

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 juli 2022 in de zaak tussen

Gemeente Utrecht, uit Utrecht, eiseres

(gemachtigde: M.J.A. van den Bogaart),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),verweerder
(gemachtigde: J.G. Kramer)

Inleiding

1.1.
[A] (werknemer) heeft voor het laatst als coördinator bij eiseres gewerkt. Hij ontving vanaf 30 augustus 2017 een loongerelateerde uitkering Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (Wet WIA).
1.2.
Psychiater [B] heeft op verzoek van eiseres een expertise bij werknemer verricht en heeft hiervan op 14 september 2018 een rapportage opgemaakt. De psychiater heeft in dit rapport diverse behandelmogelijkheden voor werknemer benoemd.
1.3.
Op 16 december 2018 heeft eiseres verweerder om een herbeoordeling in het kader van de Wet WIA verzocht omdat zij vindt dat werknemer in aanmerking komt voor een uitkering op grond van de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA).
1.4.
Werknemer ontvangt vanaf 30 augustus 2019 een WGA-loonaanvullingsuitkering.
1.5.
De primaire verzekeringsarts heeft een herbeoordeling in het kader van de Wet WIA verricht en op 21 december 2020 een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) opgesteld, die geldt per 30 november 2020 (de datum in geding). In de FML wordt vermeld dat de verwachting voor verbetering van de belastbaarheid van werknemer redelijk tot goed is en dat de duurzaamheid onzeker is. De primaire arbeidsdeskundige heeft werknemer per
30 november 2020 82,80% arbeidsongeschikt geacht. Op grond hiervan heeft verweerder beslist dat de WGA-uitkering van werknemer niet wijzigt omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage niet is gewijzigd (het primaire besluit van
23 december 2020).
1.6.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, omdat zij vindt dat sprake is van volledige én duurzame arbeidsongeschiktheid bij werknemer. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gerapporteerd dat werknemer volledig arbeidsongeschikt is, maar deelt het standpunt van eiseres niet dat dit duurzaam is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien om af te wijken van de primaire beoordeling. Het arbeidsongeschiktheidspercentage van werknemer blijft 82,80%. Vervolgens heeft verweerder het bezwaar van eiseres in het bestreden besluit van 28 juli 2021 ongegrond verklaard.
1.7.
Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
1.8.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2022 via MS Teams. Eiseres en haar gemachtigde hebben hieraan deelgenomen. Verder heeft bedrijfsarts
[C] ( [C] ) aan de zitting deelgenomen. De gemachtigde van verweerder heeft, met bericht van verhindering, niet aan de zitting deelgenomen.
1.9.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om de verzekeringsarts bezwaar en beroep schriftelijk te laten reageren op het standpunt van eiseres dat, hoewel er in theorie behandelmogelijkheden voor werknemer zijn, deze in de praktijk geen vruchten zullen afwerpen, gelet op de ziektebeeldeden en persoonskenmerken van werknemer. Verder moet verweerder gemotiveerd reageren op de stelling van eiseres dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep twee FML’en had moeten opmaken. Verweerder heeft vervolgens de rapportages van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 10 maart 2022 ingediend. Eiseres heeft hierop op 1 april 2022 gereageerd. Daarna heeft verweerder de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 mei 2022 ingediend.
Partijen hebben geen gebruik gemaakt van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft bepaald dat die zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek hierna gesloten.

Overwegingen

Geheimhouding
2. De rechtbank overweegt allereerst dat zij, nu werknemer geen toestemming heeft gegeven om gedingstukken die medische gegevens bevatten ter kennisname aan eiseres te verstrekken, de motivering van haar oordeel voor zover nodig zal beperken teneinde te voorkomen dat deze gegevens alsnog openbaar worden.
Waar gaat deze zaak over?
3. Het gaat in deze zaak om de vraag of verweerder terecht heeft bepaald dat werknemer per 30 november 2020 volledig (80 tot 100%), maar niet duurzaam arbeidsongeschikt is.
Toetsingskader
4. Volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is volgens artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA, hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Volgens het derde lid van dit artikel wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
5. Bij de beantwoording van de vraag of er sprake is van duurzame arbeidsongeschiktheid gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkeling van iemands arbeidsbeperkingen. De verzekeringsarts die dit beoordeelt dient hierbij volgens vaste rechtspraak gebruik te maken van het door het Uwv vastgestelde beoordelingskader “Beoordeling van de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen” (beoordelingskader). Hierin is een stappenplan opgenomen dat uit drie stappen bestaat. In stap 1 is de situatie aan de orde dat verbetering van de belastbaarheid uitgesloten is. In stap 2 gaat het om mensen waarbij verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten. De verzekeringsarts beoordeelt of er in het eerstkomende jaar een verbetering kan worden verwacht. Er moet dan gekozen worden tussen een situatie waarin er een redelijke of goede verwachting is dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden (stap 2a) en een situatie waarin verbetering in deze periode niet of nauwelijks te verwachten is (stap 2b). Als argumenten voor een keuze ontbreken dient te worden uitgegaan van redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden. Stap 3 is van toepassing als verbetering van de belastbaarheid in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks te verwachten is. De verzekeringsarts beoordeelt dan of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht.
Duurzaamheid
6. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 19 juli 2021 gerapporteerd dat er bij werknemer geen sprake is van progressieve of stabiele aandoeningen zonder behandelmogelijkheden. De behandelmogelijkheden en interventies die nog te benutten zijn, kunnen de psychische en energetische belastbaarheid van werknemer vergroten en tot verbetering van arbeidsbeperkingen leiden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep verwijst naar het rapport van psychiater [B] van 14 september 2018. Volgens de psychiater heeft werknemer langere tijd, twee à drie jaar, intensieve therapie nodig (stap 3 van het beoordelingskader).
7. [C] heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat niet kan worden verwacht dat eventuele behandelmogelijkheden in de praktijk bij werknemer een positief resultaat zullen hebben. Bij werknemer is sprake van cliëntgebonden factoren die rechtstreeks samenhangen met het ziekteproces en die verbetering van de belastbaarheid in de weg staan. Volgens [C] is het inadequate herstelgedrag het gevolg van de ziekte van werknemer. Werknemer heeft door zijn toestandsbeeld en complexe samenhangende aandoeningen, een onvermogen om een behandelrelatie zodanig aan te gaan dat hij optimaal kan verbeteren en profiteren van behandeling. Van een eventuele behandeling kan niet worden verwacht dat hiermee het arbeidsongeschiktheidspercentage minder dan 80% zal worden.
8. Op 10 maart 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gerapporteerd dat zij zich bij de prognose inschatting conform het beoordelingskader laat leiden door gegevens en argumenten die pleiten voor een verbetering van de belastbaarheid. Als de persoonlijke
omstandigheden of de persoonlijkheid van werknemer in dit opzicht blokkerend werken, wordt hiermee bij de weging geen rekening gehouden, tenzij het ziekteproces daar zelf aanleiding toe geeft. Daarbij is het uitgangspunt dat werknemer adequaat herstelgedrag moet vertonen, ook als het gaat om het aanpassen van zijn gedragingen. Cliëntgebonden factoren die verbetering in de weg staan mogen bij de beoordeling slechts een rol spelen voor zover deze rechtstreeks samenhangen met het ziekteproces. Tevens kunnen cliëntgebonden factoren alleen als een belemmering voor verbetering van de belastbaarheid worden geaccepteerd, indien er sprake is van verlies aan autonomie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft daarbij opgemerkt dat de door eiseres benoemde cliëntgebonden factoren, persoonlijkheidskenmerken en hoge intelligentie van werknemer niet leiden tot verlies van autonomie c.q. niet betekenen dat betrokkene geen keuzevrijheid heeft en niet meer de rol kan vervullen die hij zou willen of moeten vervullen. Werknemer heeft ondanks zijn persoonlijkheidskenmerken en zijn intelligentieniveau langdurig kunnen functioneren in een arbeidssituatie. Het samengaan van diverse stoornissen heeft wel geleid tot forse beperkingen op het sociaal- psychische en energetische vlak.
9. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verder gerapporteerd dat uit geen enkel medisch stuk naar voren komt dat diverse nog te benutten behandelingen en interventies slechts theoretisch mogelijk zijn en geen positieve resultaten zullen opleveren.
Op 27 januari 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hierover gerapporteerd dat er geen redenen zijn om te twijfelen aan de bevindingen van de psychiater die tot een verantwoord oordeel over meerdere behandelmogelijkheden en interventies komt. Het door [C] benoemd complex samengaan van verschillende stoornissen betekent niet dat hiervoor geen specifieke uitgebreide behandelmogelijkheden, leidend tot vermindering van arbeidsbeperkingen, aanwezig zijn.
10. In het rapport van 10 maart 2022 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep verder geschreven dat wel duidelijk is dat werknemer op en rond de datum in geding noch volledig noch optimaal werd behandeld voor zijn stoornissen. Er is ook geen therapie ingezet, waar werknemer volgens de psychiater baat bij kan hebben. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapportages meerdere behandelopties en interventies nader geconcretiseerd. Ook de resultaten hiervan kunnen significant positief bijdragen aan verbetering van de functionele mogelijkheden van werknemer. Gelet op het voorgaande is het volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de datum in geding niet duidelijk dat verbetering van de belastbaarheid van werknemer niet meer kan optreden.
11. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee inzichtelijk heeft gemotiveerd dat verbetering van de belastbaarheid, met adequate behandelingen, niet is uitgesloten. Uit de medische informatie in het dossier komt niet naar voren dat diverse nog te benutten behandelingen in de praktijk geen positieve resultaten en verbetering van de belastbaarheid zullen opleveren. De volledige arbeidsongeschiktheid van werknemer is daarmee volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet duurzaam. De rechtbank kan deze motivering volgen.
Opmaken van twee FML’en?
12. Eiseres voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep twee FML’en had moeten opstellen. Eén FML waarin de beperkingen van werknemer zijn opgenomen die nu al als duurzaam kunnen worden aangemerkt en een FML waarin beperkingen zijn opgenomen waarbij nog verbeteringen zijn te verwachten. Vervolgens had de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep aan de hand van de FML waarin de beperkingen zijn opgenomen die nu al duurzaam zijn de mate van arbeidsongeschiktheid moeten vaststellen. Die zal volgens eiseres naar verwachting meer dan 80% zijn, zodat in dat geval geconcludeerd kan worden tot volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid. Eiseres heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 juli 2014 [1] .
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 10 maart 2022 gerapporteerd dat het opmaken van twee FML’n volgens vaste jurisprudentie alleen is geïndiceerd bij ernstige aandoeningen waarbij het voor eenieder duidelijk is, ook voor de leek, dat hierin geen verbetering meer zal optreden. Dan is het opstellen van een FML met alleen de blijvende beperkingen, bij die specifieke aandoening, aan de orde. Alle andere aandoeningen die niet ernstig van aard zijn met verschillende beperkingen kunnen op verschillende punten in meer of mindere mate tot verbetering leiden. Er zijn dan heel veel verschillende mogelijkheden en variabelen, die tot heel veel verschillende combinaties van beperkingen kunnen leiden. Dan zou de verzekeringsarts er veel kunnen maken met alle verschillende mogelijkheden en variabelen. Bij werknemer is sprake van evidente stoornissen met een wisselend en onvoorspelbaar ziekteverloop waarbij niet kan worden vastgesteld dat de beperkingen voortdurend hetzelfde zullen zijn. Het opmaken van twee FML’en is daarom niet zinvol, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
14. De rechtbank kan de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat het opmaken van twee FML’n in deze zaak niet zinvol is volgen. De uitspraak van de CRvB van 25 juli 2014 [2] waar eiseres naar verwijst, ziet op een situatie waarin sprake is van verschillende ziekteoorzaken waarbij één of meer ziekteoorzaken de arbeidsmogelijkheden van werknemer sterk beperken en ook als duurzaam in de zin van artikel 4 van de Wet WIA worden aangemerkt. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep doet een dergelijke situatie zich in deze zaak niet voor. Zoals hiervoor overwogen is bij werknemer sprake van evidente stoornissen met een wisselend en onvoorspelbaar ziekteverloop en kan niet worden vastgesteld dat de beperkingen voortdurend hetzelfde zullen zijn.
Conclusie
15. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht bepaald dat werknemer per
30 november 2020 volledig maar niet duurzaam ongeschikt is. De WGA-uitkering van werknemer blijft ongewijzigd.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van
mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2022.
de rechter is verhinderd de uitspraakte ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.