ECLI:NL:RBMNE:2022:3692

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 september 2022
Publicatiedatum
15 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1415
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlaging van WW-uitkering door overschrijding van vrijgestelde uren en de beoordeling per kalendermaand

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 september 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de verlaging van haar WW-uitkering. Eiseres werkte gemiddeld 24 uur per maand in loondienst en daarnaast gemiddeld 49,65 uur per maand als zelfstandige. Na beëindiging van haar dienstverband op 13 september 2021, heeft het Uwv haar WW-uitkering vastgesteld op basis van 24 uren per maand, waarbij de 49,65 uur als vrijgestelde uren werden aangemerkt. Dit houdt in dat eiseres maximaal 49,65 uur per maand als zelfstandige mag werken zonder dat dit gevolgen heeft voor haar uitkering. Wanneer zij meer uren werkt, wordt haar uitkering verlaagd.

In september 2021 heeft eiseres echter 60 uur gewerkt als zelfstandige, wat resulteerde in een overschrijding van de vrijgestelde uren. Het Uwv heeft daarop haar WW-uitkering verlaagd. Eiseres was het hier niet mee eens en heeft bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank oordeelde dat het Uwv terecht is uitgegaan van het aantal gewerkte uren per kalendermaand en niet per kalenderweek. De rechtbank stelde vast dat de wetgever bewust heeft gekozen voor een beoordeling per kalendermaand om te voorkomen dat pieken in werkuren in een week een te grote impact hebben op de WW-uitkering. De rechtbank concludeerde dat de verlaging van de WW-uitkering van eiseres terecht was, omdat zij in september 2021 meer uren had gewerkt dan toegestaan. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1415

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 september 2022 in de zaak tussen

[eiseres] uit [woonplaats] , eiseres

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Inleiding

1.1
Eiseres werkte gemiddeld 24 uur per maand in loondienst bij een stichting. Daarnaast werkt zij gemiddeld 49,65 uur per maand als zelfstandige. Per 13 september 2021 is het dienstverband van eiseres bij de stichting beëindigd. Het Uwv heeft eiseres daarom per die datum voor een WWuitkering in aanmerking gebracht gebaseerd op 24 uren per maand. Daarbij heeft het Uwv de 49,65 uur die eiseres gemiddeld per maand nog als zelfstandige werkt, aangemerkt als ‘vrijgestelde uren’.
1.2
Dit betekent concreet dat eiseres naast haar WW-uitkering elke maand maximaal 49,65 uur mag blijven werken als zelfstandige (minder mag dus ook), zonder dat dat gevolgen heeft voor haar uitkering. Als eiseres in een kalendermaand méér gaat werken, dan wordt haar WW-uitkering verlaagd met het aantal uren dat zij teveel heeft gewerkt. Eiseres verliest voor deze uren dan namelijk haar hoedanigheid als ‘werknemer’ in de zin van de WW. De verlaging van de uitkering is definitief. Dat betekent dat de uitkering niet meer wordt verhoogd als eiseres op enig moment wél weer 49,65 uur of minder in een kalendermaand werkt.
1.3
In september 2021 heeft eiseres 60 uur gewerkt als zelfstandige. Dit is dus 10,35 uur méér dan de voor haar vrijgestelde uren. In het besluit van 9 november 2021 (het primaire besluit) heeft het Uwv de WWuitkering van eiseres daarom dienovereenkomstig verlaagd. Eiseres vindt dit onterecht, omdat zij over een heel jaar genomen nog steeds gemiddeld 49,65 uur per maand als zelfstandige werkt. Feitelijk is zij niet méér gaan werken. Zij heeft daarom bezwaar gemaakt. In het besluit van 4 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar ongegrond verklaard.
1.4
Eiseres heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 12 juli 2022 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Namens eiseres is haar vader, [vader] , verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Overwegingen

2. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres terecht is vrijgesteld voor 49,65 uur per maand. Eiseres werkt namelijk 12,5 uur per week als zelfstandige, wat over een heel jaar genomen gemiddeld neerkomt op 49,65 uur per maand. In september 2021 heeft eiseres in totaal ruim 60 uur gewerkt. Dit is een gevolg van het feit dat deze kalendermaand vijf werkweken omvat. Eiseres heeft ook in deze maand nog steeds 12,5 uur per week gewerkt. Omdat eiseres over heel 2021 genomen, gemiddeld nog steeds 49,65 uur per maand werkt, vindt zij de verlaging van haar WW-uitkering niet terecht. Het Uwv had volgens eiseres uit moeten gaan van het gemiddeld aantal gewerkte uren per kalenderweek in plaats van kalendermaand. Voor zover de wet dat niet mogelijk maakt had het Uwv daar vanaf moeten wijken, omdat strikte toepassing van de wet in geval van eiseres onevenredig uitpakt. Ter onderbouwing wijst eiseres op r.o 7.10 van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 2 februari 2022. [1]
3.1
De rechtbank geeft eiseres hierin geen gelijk. Waarom dat zo is legt de rechtbank hierna verder uit.
3.2
Artikel 1b, vijfde lid, van de WW bepaalt, kort gezegd, dat het verlies van de hoedanigheid van ‘werknemer’ in de zin van de WW per kalendermaand wordt beoordeeld. Uit de Memorie van Toelichting bij dit artikel volgt dat de wetgever hier bewust voor heeft gekozen. Eerder werd dit namelijk per kalenderweek beoordeeld. Daarbij ontstond echter het probleem dat als sprake was van een week met een piek in werkzaamheden en dus in werkuren, er al heel snel méér gewerkt werd dan het aantal vrijgestelde uren per week. Door dit nu per kalendermaand te beoordelen, heeft een piek aan werkuren in een week een minder groot effect. Die piek (het teveel aan gewerkte uren in die week) kan namelijk nog worden opgevangen door in de rest van de kalendermaand minder uren te werken. [2]
3.3
De rechtbank stelt vast dat artikel 1b, vijfde lid, van de WW dwingendrechtelijk van aard is. [3] Anders dan het geval was in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van de ABRvS van 2 februari 2022 berust het bestreden besluit dus niet op een discretionaire bevoegdheid, waarbij verweerder beoordelingsruimte heeft. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat toepassing van deze bepaling in geval van eiseres strijd oplevert met het evenredigheidsbeginsel. Daarbij is van belang dat het betoog van eiseres (dat zij door de verlaging niet wordt gecompenseerd voor haar inkomensverlies) alleen zou opgaan als zij de WWuitkering ook over een heel jaar ontvangt. Het vrijgestelde aantal uren van eiseres is immers berekend naar het gemiddelde aantal uren dat zij over een heel jaar genomen, per maand als zelfstandige werkt. Mocht het WW-recht van eiseres na een aantal maanden eindigen, en mocht het Uwv haar uitkering in de tussentijd niet hebben verlaagd terwijl eiseres wél méér dan haar vrijgestelde uren heeft gewerkt, dan zou eiseres teveel WW-uitkering ontvangen. De rechtbank vindt daarom niet dat toepassing van deze bepaling in geval van eiseres zó onevenredig uitpakt dat het Uwv in haar geval, in afwijking van de bewuste keuze van de wetgever, een beoordeling per week had moeten doen. De beroepsgrond slaagt niet.
3.4
Gelet op het voorgaande heeft het Uwv bij de berekening van het fictieve inkomen van eiseres terecht het aantal gewerkte uren in de kalendermaand september als uitgangspunt genomen. Omdat eiseres in die maand 10,35 uur méér heeft gewerkt dan de voor haar vrijgestelde uren, heeft het Uwv de WWuitkering van eiseres terecht dienovereenkomstig verlaagd.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. N.K. Boer de Bruin, griffier. De beslissing is op 19 september 2022 in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep. De uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

2.Kamerstukken II 2013/2014, 33 818, nr. 3, blz. 131.
3.Zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 28 april 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:998.