ECLI:NL:RBMNE:2022:3928

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2022
Publicatiedatum
30 september 2022
Zaaknummer
UTR 22/1538
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geschiktheid voor eerder geduide functies in het kader van de Ziektewet na toename van beperkingen

In deze zaak heeft eiser, die als meewerkend voorman heeft gewerkt, zich op 16 september 2016 ziek gemeld. Na afloop van de wachttijd heeft het Uwv op 5 november 2018 besloten geen WIA-uitkering toe te kennen, omdat eiser als minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beschouwd. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. Op 16 september 2019 meldde eiser zich opnieuw ziek na een val, waarna hij een ZW-uitkering ontving. Het Uwv concludeerde echter dat er geen recht op een WIA-uitkering was, omdat de gezondheidsklachten anders waren dan eerder vastgesteld. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de arbeidsgeschiktheid die het Uwv op 11 augustus 2021 vaststelde, maar dit werd ook ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser op 5 september 2022 behandeld en geoordeeld dat het Uwv terecht heeft vastgesteld dat eiser geschikt is voor de eerder geduide functie van administratief medewerker (document scannen). De rechtbank concludeert dat eiser geen recht heeft op een ZW-uitkering, omdat hij in staat wordt geacht om deze functie te vervullen. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1538

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Inleiding

1. Eiser heeft gewerkt als meewerkend voorman. Hij heeft zich op 16 september 2016 ziek
gemeld. Na afloop van de wachttijd heeft het Uwv met het besluit van 5 november 2018 besloten eiser geen uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen, omdat eiser als minder dan 35% arbeidsongeschikt werd beschouwd. Eiser werd met zijn beperkingen in staat geacht de voorbeeldfuncties boekhouder kassier (SBC-code 515070), administratief medewerker (document scannen) (SBC-code 315133) en administratief ondersteunend medewerker (SBC-code 315100) te vervullen. Het bezwaar van eiser tegen dit besluit heeft het Uwv met de beslissing op bezwaar van 22 maart 2019 ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW).
2. Op 16 september 2019 heeft eiser zich na een val van de trap opnieuw ziekgemeld
vanwege een toename van gezondheidsklachten. Bij besluit van 16 december 2019 heeft het Uwv eiser een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toegekend. Een jaar later heeft het Uwv beoordeeld of sprake is van toegenomen arbeidsongeschiktheid binnen 5 jaar door dezelfde ziekteoorzaak, waardoor het recht van eiser op een WIA-uitkering zou herleven. Met het besluit van 16 november 2020 heeft het Uwv besloten dat sprake is van andere gezondheidsklachten en heeft daarom geen WIA-uitkering toegekend. Eisers bezwaar tegen dit besluit heeft het Uwv met de beslissing op bezwaar van 24 maart 2021 ongegrond verklaard.
3. Eiser heeft zich op 22 maart 2021 ziekgemeld vanuit de WW. Verzekeringsarts Van Zinnicq Bergman heeft op 11 augustus 2021 gerapporteerd dat sprake is van toegenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren, maar dat eiser geschikt is voor de eerder geduide functie van administratief medewerker (document scannen).
4. Met het besluit van 11 augustus 2021 (het primair besluit) heeft het Uwv eiser
arbeidsgeschikt verklaard voor zijn eigen werk [1] . Eiser krijgt daarom vanaf 18 augustus 2021 geen ZW-uitkering meer.
5. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Mourik is in de rapportage van 21 februari 2022 tot de conclusie gekomen dat de belastbaarheid van eiser valt binnen de belasting van tenminste één van de functies die bij de eerdere WIA-beoordeling zijn geduid.
6. Met het besluit van 22 februari 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar
van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
7. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft een rapport van
2 december 2021van het Expertise Instituut meegezonden, alsmede een aanvulling daarop van 29 maart 2022,. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en daarbij een rapport van 9 mei 2022 van verzekeringsarts bezwaar en beroep Van Mourik meegezonden.
8. De rechtbank heeft het beroep op 18 juli 2022 op zitting behandeld. Eiser was samen
met zijn gemachtigde aanwezig en ook de gemachtigde van het Uwv was aanwezig.

Beoordeling van de rechtbank

9. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Eiser krijgt dus geen gelijk.
De rechtbank zal aan de hand van de beroepsgronden van eiser uitleggen hoe zij tot die conclusie is gekomen.
Niet geschikt voor een van de geduide functies vanwege toename beperkingen
10. Eiser voert aan dat het Uwv ten onrechte heeft geconcludeerd dat hij voor één van de
geduide functies geschikt is. Hij wijst ter onderbouwing op het rapport van het Expertise Instituut van 2 december 2021, waaruit blijkt dat er (meer) beperkingen hadden moeten worden op de volgende gebieden: omgaan met conflicten, vasthouden van de aandacht, verdelen van de aandacht, werken in een prikkelarme omgeving en een urenbeperking vanwege indicatie verminderde beschikbaarheid vanwege de behandeling bij De Waag .
11. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat verzekeringsarts bezwaar en
beroep Van Mourik in het rapport van 21 februari 2022 een samenvatting geeft van de medische gegevens die eiser bij het bezwaar heeft overgelegd en de beschikbare (medische) informatie bij de beoordeling heeft betrokken. Dat Van Mourik geen Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) heeft opgesteld, betekent niet dat sprake is van een onzorgvuldige beoordeling of besluitvorming. Het beoordelingskader is namelijk geschiktheid voor eigen werk zoals onder rechtsoverweging 4 is weergegeven. Dit is een beperktere beoordeling dan bijvoorbeeld bij een eerstejaarsziektewetbeoordeling, waarbij wel een FML wordt opgesteld. Eiser heeft verder niet aangetoond dat Van Mourik bij de beoordeling of eiser geschikt is voor één van de geduide functies geen rekening heeft gehouden met zijn beperkingen. Ook uit het rapport van het Expertise Instituut kan de rechtbank niet afleiden dat sprake is van beperkingen, die maken dat eiser niet geschikt zou zijn voor één van de geduide functies, anders dan alleen de urenomvang van de functie administratief medewerker (document scannen). Weliswaar worden op pagina 19 een aantal beperkingen genoemd, maar op pagina 20 van het rapport wordt, zoals hiervoor al gezegd, alleen de urenomvang als beletsel voor geschiktheid genoemd. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling.
Niet geschikt voor een van de geduide functies vanwege urenomvang
12. De rechtbank stelt vast dat eiser blijvend ongeschikt is voor zijn oude werk en niet in enig werk heeft hervat. Volgens vaste rechtspraak geldt dan als maatstaf gangbare arbeid, zoals die nader is geconcretiseerd bij de beoordeling van de aanspraak op een WIA-uitkering. Van ongeschiktheid in de zin van de ZW is geen sprake, indien de verzekerde geschikt is voor ten minste één van de functies die aan hem zijn geduid bij de laatste vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de WIA. [2] In de uitspraak van 14 juli 2021 heeft de CRvB daaraan toegevoegd dat niet vereist is dat de nog geschikt bevonden functie (ten minste) de urenomvang heeft van de laatst verrichte arbeid, omdat de laatst verrichte arbeid in zo’n situatie niet langer de maatstaf vormt. [3]
13. Eiser voert aan dat het Uwv had moeten afwijken van de hiervoor genoemde uitspraak
van 14 juli 2021, omdat toepassing daarvan in eisers zaak tot een ongewenste uitkomst leidt. Nu vaststaat dat eiser een behandeling bij De Waag volgt, is hij ongeschikt voor het verrichten van de geduide functie administratief medewerker (document scannen) met een omvang van 36 uur per week.
14. De rechtbank overweegt dat de passendheid van de voor eiser geselecteerde functies in
de WIA-beoordeling in deze procedure niet meer ter discussie kunnen staan. Het gaat nog slechts om de vraag of eiser op 18 augustus 2021 op medische gronden, naar objectieve maatstaven gemeten, al dan niet ongeschikt was voor die functies. Dat, zoals eiser betoogt, vanwege zijn behandeling bij De Waag de functie administratief medewerker (document scannen) niet had mogen worden geduid vanwege de omvang ervan, stuit dat af op het bepaalde in artikel 9, onder b, van het Schattingsbesluit en de daarover gevormde rechtspraak. [4] Voor zover eiser heeft gewezen op de ongewenste uitkomst, overweegt de rechtbank dat eiser niet heeft aangetoond dat hier sprake is van een zodanig bijzondere situatie dat moet worden afgeweken van de uitspraak van 14 juli 2021.
15. Hieruit volgt dat eiser per 18 augustus 2021 in staat moet worden geacht zijn arbeid, in
dit geval de eerder bij de WIA-beoordeling geduide functie administratief medewerker (document scannen), te verrichten. Het Uwv heeft daarom terecht vastgesteld dat eiser met ingang van die datum geen recht meer heeft op een ZW-uitkering.
Ten onrechte geen AMBER-beoordeling uitgevoerd
16. Eiser voert aan dat het Uwv had moeten beoordelen of eiser in aanmerking kwam voor
een WIA-uitkering vanwege toegenomen beperkingen.
17. De rechtbank is van oordeel dat deze beroepsgrond buiten de omvang van dit geding
valt. Deze zaak gaat over de vraag of het Uwv binnen de kaders van de ZW eiser op juiste gronden arbeidsgeschikt heeft verklaard voor minimaal één van de geduide functies bij de eerdere WIA-beoordeling. Daarover heeft de rechtbank hiervoor haar oordeel gegeven. Wat eiser kennelijk ook wil, is een herbeoordeling van zijn beperkingen (en daarmee dus zijn arbeidsongeschiktheid) in het kader van de WIA. De gemachtigde van het Uwv heeft tijdens de zitting toegezegd dat zij gaat regelen dat het Uwv daarop alsnog een besluit neemt.
Conclusie
Het beroep is ongegrond en voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 5 september 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Minimaal één van de geduide functies bij de eerdere WIA-beoordeling.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 24 februari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:740.
4.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 19 februari 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:357 en van 1 maart 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:748.