ECLI:NL:RBMNE:2022:415

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
7 februari 2022
Zaaknummer
21/1177
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid en zorgvuldigheid medisch onderzoek

In deze zaak heeft eiseres, die als communicatieadviseur werkte, een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte. Het Uwv heeft haar aanvraag afgewezen op basis van de conclusie dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij aanvoert dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd en dat haar beperkingen niet correct zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting, waar eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres zorgvuldig overwogen, maar kwam tot de conclusie dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen aan de vereisten van zorgvuldigheid voldeden en dat er geen tegenstrijdigheden in de rapporten waren. Eiseres heeft niet voldoende medische onderbouwing gepresenteerd om haar standpunt te ondersteunen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het Uwv niet verplicht was om aanvullende medische informatie op te vragen, aangezien de verzekeringsarts voldoende gegevens had om tot een oordeel te komen. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde beperkingen niet correct waren. De rechtbank heeft ook het verzoek om een onafhankelijke deskundige te benoemen afgewezen, omdat er geen twijfel bestond over de juistheid van de medische beoordeling. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en openbaar gemaakt op 1 februari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/1177

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder,
(gemachtigde: mr. S.N. Westmaas-Kanhai).

Inleiding

1. Eiseres werkte als communicatie adviseur voor gemiddeld 27,99 uur per week. Het dienstverband eindigde op 30 september 2018, daarna ontving eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Eiseres meldde zich op 20 december 2018 ziek vanuit deze uitkering in verband met psychische klachten. Na een wachttijd van twee jaar heeft zij op
21 september 2020 bij het Uwv een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd.
2. Met het besluit van 13 november 2020 (primair besluit) heeft het Uwv beslist dat eiseres per 17 december 2020 geen uitkering op grond van de Wet WIA krijgt, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. In het besluit van 4 februari 2021 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
3. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. De zaak is op 22 december 2021 bij de rechtbank behandeld op een digitale zitting via Skype. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Geschil en beoordelingskader

4. Deze zaak gaat over het niet toekennen van een WIA-uitkering aan eiseres. Eiseres is het hier niet mee eens. Zij vindt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat zij meer beperkt is dan het Uwv heeft aangenomen. Ook vindt eiseres, omdat de beperkingen niet juist zijn vastgesteld, dat de geduide functies niet passend zijn. Aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, zal de rechtbank beoordelen of het Uwv de WIA-uitkering terecht heeft geweigerd. Daarbij gaat het om de gezondheidssituatie van eiseres op 17 december 2020.
5. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat verweerder dit soort besluiten mag baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen:
- de rapporten moeten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en;
- de conclusies moeten voldoende begrijpelijk zijn.
Verder is het zo dat degene die het niet eens is met het oordeel van een verzekeringsarts dat moet onderbouwen met medische stukken. Bij de rechtbank werken immers geen artsen en de rechtbank kan zelf dus niet zomaar zeggen dat een verzekeringsarts een onjuiste medische conclusie heeft getrokken. Dit betekent dat hoe iemand zich zelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing van is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.

De beoordeling

Zorgvuldigheid van het medisch onderzoek
6. Eiseres voert aan dat geen zorgvuldig medisch onderzoek heeft plaatsgevonden omdat het onderzoek in te beperkte mate heeft plaatsgevonden en de vereiste grondigheid ontbreekt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was zich niet bewust van de buitenbaarmoederlijke zwangerschap, de nek artrose en de fibromyalgie. Eiseres heeft aangegeven dat de vermoeidheid zeer verergerd was, maar dat dit niet door de verzekeringsarts bezwaar en beroep is gerapporteerd. Op de zitting heeft eiseres nog naar voren gebracht dat zij ten tijde van het onderzoek bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar buikpijnklachten heeft besproken en ook de extreme vermoeidheid als gevolg van haar zwangerschap en medicijngebruik (methotrexaat).
7. De rechtbank vindt niet dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht en overweegt daartoe het volgende.
8. De rechtbank overweegt dat de medische beperkingen van eiseres zijn beoordeeld door een arts en dat deze zijn heroverwogen door een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Zowel de arts, als de verzekeringsarts bezwaar en beroep hebben dossierstudie gedaan en eiseres gesproken tijdens een telefonisch spreekuur. De rechtbank overweegt dat uit de anamneses, zoals die zijn opgenomen in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
13 januari 2021 en van de primaire arts van 30 oktober 2020, niet volgt dat eiseres haar ervaren klachten van extreme vermoeidheid, buikpijnklachten en andere pijnklachten naar voren heeft gebracht. In het bezwaarschrift van 14 december 2020 zijn ook geen buikpijnklachten of nekklachten geuit. Ten aanzien van de vermoeidheidsklachten vermeldt de primaire arts in zijn rapport van 30 oktober 2020 dat eiseres heeft aangegeven dat zij in januari 2020 constant vermoeid was, dat zij haar huisarts daarom had geconsulteerd en daar nu geen hinder meer van ervaart. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 13 januari 2021 ook rekening gehouden met vermoeidheidsklachten van eiseres. Verder volgt zowel uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep als het rapport van de primaire arts dat eiseres geen medicijnen gebruikt. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft bovendien in zijn aanvullende rapport van 28 november 2021 aan dat eiseres tijdens het primaire onderzoek op 6 januari 2020 en op 20 oktober 2020 geen lichamelijke klachten heeft geuit. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de anamneses in de rapporten van de (verzekerings)artsen geen volledige weergave vormen van datgene wat eiseres naar voren heeft gebracht. De rechtbank heeft daarom geen reden om daaraan te twijfelen. De beroepsgrond slaagt niet.
9. Eiseres voert verder aan dat er ten onrechte geen informatie bij de behandelend sector is opgevraagd. Deze beroepsgrond slaagt niet. Het is volgens vaste rechtspraak van de CRvB niet altijd nodig dat medische informatie wordt opgevraagd. [1] Indien een verzekeringsarts van mening is dat hij voldoende informatie heeft om zich een oordeel te vormen over de medische situatie van betrokkene, mag hij in principe afgaan op zijn eigen oordeel en heeft hij de vrijheid om af te zien van het (nader) opvragen van medische informatie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 13 januari 2021 toegelicht dat geen informatie van derden is ingewonnen omdat er voldoende gegevens naar voren zijn gekomen uit het dossier en uit eigen onderzoek om tot een weloverwogen oordeel te kunnen komen.
10. Raadpleging van de behandelend sector is volgens genoemde rechtspraak slechts aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiser tot het verrichten van arbeid, of als eiser stelt dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over zijn beperkingen. De rechtbank overweegt dat niet is gesteld of is gebleken dat de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over de beperkingen van eiseres. Een andere mogelijkheid is dat een behandeling in gang is gezet of zal worden die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden van eiseres tot het verrichten van arbeid. Ook dit is niet gesteld of gebleken.
Medische beoordeling
11. Eiseres voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat onvoldoende rekening is gehouden met haar beperkingen als gevolg van nek artrose, fybromyalgie, vermoeidheid, buikkrampen en psychische problematiek. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt een brief van het IMED Ziekenhuis van 27 mei 2021 in beroep overgelegd over de fybromyalgie, alsmede een brief van dokter [A] van 28 januari 2021 over de buitenbaarmoederlijke zwangerschap en medische informatie van radiologie centrum Anglet van 11 augustus 2021 over de nek artrose.
12. De rechtbank stelt voorop dat het in deze zaak gaat over de gezondheidstoestand van eisers op 17 december 2020. De rechtbank ziet in wat eiseres aanvoert geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en overweegt daartoe het volgende.
Nek artrose en fybromyalgie
13. De verzekeringsarts bezwaar en beroep vermeldt in zijn rapport van 13 januari 2021 dat de primaire arts rekening heeft gehouden met een normale fysieke belastbaarheid van eiseres en dat dit passend is omdat er geen gedocumenteerde fysieke pathologie aanwezig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapport van
28 november 2021 toegelicht dat er geen duidelijke relatie is tussen degeneratieve afwijkingen in het algemeen en klachten en beperkingen en is er ten tijde van de datum in geding geen medische grond om beperkingen te stellen ten aanzien van de fysieke belastbaarheid. Er is bij eiseres geen medische aandoening waardoor eiseres beperkt is ten aanzien van het bewegen van het hoofd. Licht degeneratieve afwijkingen zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding om beperkingen aan te nemen ten aanzien van bewegingen van het hoofd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat hij de brief van het IMED Ziekenhuis van 27 mei 2021 niet kan lezen omdat deze in het Spaans is opgesteld. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aan de brief niet de door eiseres gewenste waarde aan toegekend. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
Vermoeidheid en buikkrampen
14. Zoals eerder is overwogen onder 8. heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de vermoeidheidsklachten van eiseres onderkend en hiervoor een beperking op nachtarbeid in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) aangenomen.
In zijn rapport van 7 mei 2021 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat de brief van 28 januari 2021 een buitenbaarmoederlijke zwangerschap bij eiseres laat zien op
27 januari 2021 en dat op 28 januari 2021 een behandeling is ingezet. Volgens de Franse arts presenteerde eiseres zich zonder ernstige buikpijn en had zij geen koorts. Er is een uitslag van bloedonderzoek waarbij de leucocyten licht verlaagd zijn. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft eiseres tijdens het onderzoek in de bezwaarfase niet gesproken over buikklachten. Ook waren er tijdens het onderzoek in bezwaar geen klachten als gevolg van de zwangerschap die destijds mogelijk in een pril stadium verkeerde. Dit bevreemdt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet omdat een buitenbaarmoederlijke zwangerschap pas klachten geeft als er celgroei plaatsvindt en dit op de eileider druk geeft. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft dit ten tijde van de datum in geding geen reden tot het stellen van verdergaande beperkingen. De licht verlaagde leucocyten geven ook geen aanleiding tot arbeidsbeperkingen. De rechtbank kan ook deze toelichting volgen. In wat in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
Psychische problematiek
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft blijkens zijn rapport van
13 januari 2021 tijdens het telefonisch spreekuur psychisch onderzoek verricht. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de primaire arts ten aanzien van de psychische belastbaarheid rekening gehouden met een verminderde mentale flexibiliteit en afgenomen stressbelastbaarheid door beperkingen aan te nemen voor werk met afleiding door activiteiten van derden, zich flexibel aanpassen aan sterk wisselende mogelijkheden en omstandigheden, frequente deadlines en productiepieken, werk met veelvuldige storingen en onderbrekingen en is eiseres aangewezen op vaste bekende werkwijzen. Er is rekening gehouden met een afgenomen emotionele belastbaarheid door beperkingen aan te nemen voor het hanteren van emotionele problemen van derden, conflicthantering, werk met frequent klantencontacten of hulpbehoevenden en leidinggevende werkzaamheden. Deze beperkingen zijn volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep goed passend bij de aard van de aandoening waaraan eiseres lijdende is. De rechtbank kan deze toelichting volgen. In wat in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
16. In zijn rapport van 28 november 2021 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres geen cognitieve functiestoornissen heeft zodat er geen sprake is van aan te nemen beperkingen voor het vasthouden en verdelen van de aandacht, inzicht in het eigen kunnen in het dagelijks functioneren en samenwerken. De rechtbank kan deze toelichting volgen. In wat in beroep is aangevoerd ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen.
Urenbeperking
17. Eiseres voert ook aan dat een verdergaande urenbeperking aangenomen dient te worden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn aanvullende rapportage in beroep van 28 november 2021 toegelicht dat er geen reden is voor het aannemen van een verdergaande urenrestrictie omdat geen sprake is van een tijdsintensieve therapie of een sterk energetische beperkende aandoening. De rechtbank kan deze toelichting volgen.
18. De rechtbank vindt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de beperkingen die de FML van 13 januari 2021 staan niet goed zijn of dat daarmee niet genoeg rekening is gehouden met haar aandoeningen. Eiseres heeft niet met nadere medische informatie onderbouwd dat er meer beperkingen aangenomen moeten worden.
Verzoek benoeming deskundige
19. Eiseres heeft de rechtbank gevraagd om een onafhankelijke deskundige te benoemen. De rechtbank ziet echter geen reden om een onafhankelijke deskundige te benoemen. Bij de vraag of de rechtbank daartoe moet overgaan, gaat het erom of eiseres met de door haar aangevoerde beroepsgronden en ingebrachte medische informatie twijfel heeft gezaaid over de juistheid van de medische beoordeling. Zoals de rechtbank hiervoor al heeft overwogen heeft het Uwv zijn conclusies overtuigend gemotiveerd. Daarom is er bij de rechtbank geen twijfel over de juistheid van de medische beoordeling. Ook ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat eiseres belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van haar standpunt dat het Uwv haar beperkingen heeft onderschat, zodat sprake zou zijn van een oneerlijk proces. Eiseres heeft zich in beroep laten bijstaan door haar gemachtigde en heeft haar beroep onderbouwd met argumenten en medische informatie. De rechtbank wijst het verzoek van eiseres dan ook af.
Arbeidskundige beoordeling
20. Eiseres betwist de juistheid van de arbeidskundige beoordeling van het bestreden besluit. Zij stelt dat de geduide functies niet passend zijn en niet zijn afgestemd op haar klachten en de daaruit volgende beperkingen. Uit wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, volgt dat ervan moet worden uitgegaan dat de beperkingen van eiseres zoals opgenomen in de FML van 13 januari 2021 juist zijn. De rechtbank twijfelt daarom ook niet aan de arbeidskundige beoordeling. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de primaire arbeidskundige beoordeling in bezwaar volledig heeft heroverwogen. Ondanks de in bezwaar toegevoegde beperking op nachtarbeid blijven alle primair geduide functies volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep passend voor eiseres. Blijkens zijn rapport van 3 februari 2021 heeft de arbeidskundige bezwaar en beroep alle primair geduide functies gecontroleerd en vergeleken met de in bezwaar vastgestelde belastbaarheid. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie

21. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. G.M.C.P. Maarhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 1 februari 2022 en openbaar gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
De rechter is verhinderd deze
uitspraak te ondertekenen
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de CRvB van 20 augustus 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1937 en de uitspraak van de CRvB van 7 december 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:497.