Overwegingen
1. De beroepsgronden van eiseres in de zaak UTR 21/2093 zijn dezelfde beroepsgronden als in de zaak UTR 21/3942. Om die reden beoordeelt de rechtbank beide bestreden besluiten en de daartegen gerichte beroepsgronden in één uitspraak.
2. Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het wettelijk kader in deze zaak de NOW3-regeling is. Uit artikel 16, tweede lid, volgt dat voor de berekening van de hoogte van het bedrag van de subsidieverlening voor de derde tranche wordt uitgegaan van het loon over de maand juni 2020. Dit geldt op grond van artikel 19, tweede lid, ook voor het bedrag van de subsidieverlening voor de vierde tranche.
3. In artikel 16, zevende lid van de NOW3-regeling en artikel 19, zevende lid van de NOW3-regeling staat dat verweerder voor de derde en vierde tranche uitgaat van de loonsomgegevens zoals die uiterlijk 26 augustus 2020 zijn ingediend, alsmede de aanvullingen daarop die uiterlijk op die datum hebben plaatsgevonden.
4. Tussen partijen is in beide zaken in geschil of verweerder de juiste loongegevens heeft gehanteerd voor de maand juni 2020. Volgens eiseres zat er een fout in de loonaangifte, waardoor verweerder in beide zaken ten onrechte is uitgegaan van een onjuiste gemaximeerde loonsom van € 22.896,-. De lonen van de flexwerkers zijn niet in de juiste maanden opgegeven. Het administratiekantoor van eiseres heeft de loonsommen voor de maanden mei, juni, juli en augustus 2020 gecorrigeerd op 30 oktober 2020. De totale loonsom van deze vier maanden is hierdoor lager geworden. De loonsom voor de referentiemaand juni 2020 is echter hoger geworden. Dit heeft volgens eiseres tot gevolg dat de tegemoetkoming te laag is vastgesteld. Verweerder stelt zich op het standpunt dat niet van de gecorrigeerde loonaangifte over juni 2020 kan worden uitgegaan, omdat de correctie is uitgevoerd na de peildatum van 26 augustus 2020. Met die loongegevens heeft het Uwv de hoogte van de tegemoetkoming voor de beide aanvraagperiodes berekend.
Beoordeling door de rechtbank
5. Eiseres krijgt geen gelijk. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd; de beroepsgronden.
6. Eiseres voert – samengevat weergegeven – aan dat zij met een beroep op het evenredigheidsbeginsel in de zin van artikel 3:4, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) recht heeft op een andere uitkomst. Tijdens de zitting heeft eiseres hierbij ook gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 februari 2022.Eiseres meent dat het onevenredig is om vast te houden aan de loonsom voor correctie terwijl sprake was van een kleine administratieve fout. Eiseres vindt het ook onevenredig dat verweerder vasthoudt aan de loonsom voor correctie, terwijl verweerder de gecorrigeerde loonsom wel gebruikt om de tegemoetkoming voor de NOW1-regelingen de NOW2-regelinglager vast te stellen. Tijdens de zitting heeft eiseres toegelicht dat dit in haar ogen een bijzondere omstandigheid vormt op grond waarvan in haar voordeel van de NOW3-regeling zou moeten worden afgeweken.
7. De rechtbank stelt voorop dat het in de voorliggende zaak gaat om een subsidieverlening op basis van de NOW3-regeling. Er is dus nog geen sprake is van een definitieve vaststelling. Afdeling 4.2.5 van de Awb (die over de subsidievaststelling gaat) is daarom niet van toepassing
8. Uit de Nota van Toelichting bij de NOW3-regeling blijkt dat de wetgever uitdrukkelijk voor een specifieke peildatum heeft gekozen. Deze datum (26 augustus 2020) is vóór de aankondiging van deze regeling (28 augustus 2020) gelegen ter beperking van fraude- en misbruikrisico’s. Werkgevers hebben immers financieel belang bij een hoge loonsom in juni 2020 of april 2020, welke loonsom zij om die reden, zonder de peildatum, later zouden kunnen aanpassen.
De rechtbank merkt op dat nu de bedoeling van de vaste peildata is gelegen in het voorkomen van fraude en misbruik, dit niet betekent dat in deze zaak sprake is van fraude of misbruik. Het is ook niet gebleken dat verweerder zich op het standpunt stelt dat eiseres heeft gefraudeerd. Verweerder vindt dat het belang van fraudepreventie zwaarder dient te wegen dan de belangen van aanvragers die hun gegevens te laat hebben gecorrigeerd. De rechtbank vindt dit een legitiem doel en kan deze afweging volgen en ziet in de specifieke omstandigheden van het geval van eiseres geen aanleiding om tot een andere conclusie te komen. Weliswaar heeft de rechtbank op zichzelf begrip voor de door eiseres op de zitting genoemde omstandigheden, maar dat neemt niet weg dat de fouten in de risicosfeer van eiseres liggen, waardoor de gevolgen hiervan in relatie tot het belang van fraudepreventie en voorkoming van misbruik niet zo zwaar wegen dat verweerder de rechtsplicht heeft om ten gunste van eiseres van de datum af te wijken. Eiseres is zelf verantwoordelijk voor een juiste en tijdige invulling van de gegevens op de loonaangifte. Er is niet gesteld of gebleken dat eiseres door overmacht niet in staat is geweest de aangiften tijdig te corrigeren. Hoewel duidelijk is dat de peildatum van 26 augustus 2020 in dit geval nadelig uitpakt voor eiseres, omdat zij daardoor in aanmerking komt voor een lager voorschot, oordeelt de rechtbank op grond van het voorgaande dat de regeling eiseres geen recht geeft op een hoger voorschot aan subsidieverlening.
9. Naar aanleiding van de stelling van eiseres dat in haar geval van de gecorrigeerde loonsom had moeten worden uitgegaan en dat het vasthouden aan de loonsom voor correctie onevenredig is, geldt allereerst dat in de NOW3-regeling geen hardheidsclausule is opgenomen. Ook dit is een bewuste keuze geweest. De regeling biedt daarom geen ruimte om van de bepalingen van de NOW3-regeling over de peildatum van 26 augustus 2020 af te wijken. De rechtbank ziet ook geen aanleiding voor het oordeel dat het artikel 16, zevende lid, van de NOW3-regeling buiten toepassing moet worden gelaten. De NOW3-regeling is een regeling waarbij snel een zeer groot aantal werkgevers duidelijkheid moest worden verschaft over de aard en de inhoud van de regeling. Hierdoor heeft de NOW3-regeling noodgedwongen een generiek en grofmazig karakter en kan er niet steeds maatwerk worden geboden. Het is een bewuste keuze van de minister geweest om voor het berekenen van de hoogte van de subsidie uit te gaan van de gegevens, zoals vastgelegd in de polisadministratie, waarbij er op grond van artikel 16, derde lid, van de NOW3-regeling een correctie plaatsvindt om te komen tot een loontijdvak van een maand indien dit niet als aangiftetijdvak is gehanteerd. Voor een aanpassing van deze gegevens aan de hand van de feitelijke loonbetaling, zoals blijkt uit de urenregistratie, bestaat geen ruimte. Dit zou de uitvoering van de NOW in gevaar kunnen brengen. Er is daarom naar het oordeel van de rechtbank mede gelet op het doel van de regeling, het noodgedwongen generieke karakter van de regeling, en ondanks het feit dat met de regeling niet alle werkgevers worden geholpen, geen sprake van strijd met het evenredigheidsbeginsel.
10. Op grond van het in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb neergelegde evenredigheidsbeginsel mogen de voor eiseres nadelige gevolgen van de lagere tegemoetkoming niet onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen, is de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel niet bedoeld om nadelige gevolgen van besluitvorming tegen te gaan, maar het voorkomen van onnodige nadelige gevolgen. Een besluit met ‘harde’ gevolgen is daarom niet per definitie een onevenredig besluit.Anders dan bij de hiervoor onder 8 en 9 verrichte toetsing gaat het hier om een directe toetsing aan het evenredigheidsbeginsel.
11. De rechtbank leidt uit het bezwaarschrift van 29 december 2020 af dat het nadeel van eiseres een bedrag van ongeveer € 13.000,- aan misgelopen NOW3-subsidie per aanvraagperiode is. De rechtbank ziet geen aanleiding om dit financiële nadeel als onevenredig te beoordelen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor een tijdige en juiste loonopgave en dat de correctie van de loonopgave verband hield met een fout aan de kant van eiseres. De gevolgen van die fout dienen voor haar rekening en risico te blijven. De rechtbank concludeert daarom dat het niet meenemen van de gecorrigeerde hogere loonsom voor de maand juni 2020, niet onevenredig is.
12. Eiseres doet ook een beroep op het vertrouwensbeginsel. Volgens eiseres heeft het Uwv via het klantcontactcentrum telefonisch aangegeven dat zij een bezwaarschrift moest indienen en dat het Uwv naar aanleiding daarvan de loonsomgegevens over de maand juni 2020 opnieuw zou opvragen en dat de primaire besluiten I en II daarna zouden worden herzien. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en legt dit hierna uit.
13. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de hoger beroepsrechter in bestuursrechtelijke zaken die geen betrekking hebben op sociale zekerheid) heeft, in navolging van de conclusie van de staatsraad advocaat-generaal van 20 maart 2019, geoordeeld dat bij de beoordeling van een beroep op het vertrouwensbeginsel drie stappen moeten worden doorlopen.De Centrale Raad van Beroep (in beginsel de hoogste rechter in sociale zekerheidszaken) heeft de Afdeling in deze lijn gevolgd.Voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Dat is het geval indien de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht veronderstellen dat degene die de uitlating deed of de gedraging verrichtte de opvatting van het bevoegde orgaan vertolkte. Dat sprake is van gerechtvaardigde verwachtingen betekent echter niet dat daaraan altijd moet worden voldaan. Zwaarder wegende belangen, zoals het algemeen belang of belangen van derden, kunnen daaraan in de weg staan. Bij deze belangenafweging kan ook een rol spelen of de betrokkene op basis van de gewekte verwachtingen handelingen heeft verricht of nagelaten als gevolg waarvan hij schade heeft geleden of nadeel heeft ondervonden. De rechtbank beoordeelt het beroep op het vertrouwensbeginsel aan de hand van de deze stappen.
14. Eiseres heeft gesteld dat zij een toezegging heeft gekregen, maar heeft niets overgelegd waaruit blijkt dat het Uwv haar heeft verzekerd dat de loonsomgegevens over de maand juni 2020 opnieuw zouden worden opgevraagd en de primaire besluiten I en II naar aanleiding daarvan zouden worden herzien. De rechtbank overweegt dat het Uwv onderzoek heeft verricht naar interne gespreksnotities van de medewerkers van het klantcontactcentrum. Volgens het verslag van de hoorzitting van 26 januari 2021 heeft het Uwv gespreksnotities aan eiseres overgelegd. Volgens het Uwv volgt hieruit dat een medewerker van het klantcontactsysteem tijdens twee telefoongesprekken in november en december 2020 algemene informatie heeft gegeven aan eiseres en eiseres daarbij heeft geadviseerd om bezwaar te maken indien van een verkeerde loonsom zou zijn uitgegaan. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van een ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging van het Uwv door een daartoe bevoegd persoon. Een beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
Zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel
15. Eiseres voert tot slot aan dat de bestreden besluiten I en II in strijd zijn met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel. Volgens eiseres is verweerder niet op alle bezwaargronden ingegaan, die schriftelijk en tijdens de hoorzitting naar voren zijn gebracht. Ook is volgens eiseres het verslag van de hoorzitting onvolledig. Daar komt bij dat door verweerder tijdens de hoorzitting is toegezegd dat eiseres nog op het conceptverslag van de hoorzitting mocht reageren. Verweerder heeft haar die gelegenheid niet gegeven.
16. Eiseres heeft haar standpunt dat verweerder niet op alle bezwaargronden is ingegaan, niet onderbouwd. De rechtbank volgt eiseres daarom niet. De grond dat het verslag van de hoorzitting onvolledig zou zijn, slaagt ook niet. De rechtbank verwijst hiertoe naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 17 maart 2010waarin wordt overwogen dat niet kan worden geëist dat het verslag een woordelijke weergave inhoudt van alles dat tijdens de hoorzitting is gezegd. Eiseres heeft de stelling over de onvolledigheid van de tekst van het verslag niet onderbouwd. De grond dat eiseres niet op het conceptverslag van de hoorzitting mocht reageren, slaagt evenmin. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen rechtsgrondslag voor een zodanige verplichting. Het beroep op het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel slaagt dan ook niet.