In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een zelfstandig ondernemer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. Eiser ontving van 1 maart 2020 tot en met 30 september 2021 een uitkering op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo). Verweerder heeft echter besloten om de Tozo-uitkeringen terug te vorderen, omdat eiser volgens verweerder de inlichtingenplicht heeft geschonden door onjuiste informatie te verstrekken bij zijn aanvraag. Eiser had verklaard dat zijn inkomen door de coronacrisis onder het sociaal minimum was gedaald, terwijl verweerder stelde dat dit niet het geval was en dat eiser niet in overwegende mate afhankelijk was van zijn onderneming.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht het recht op de Tozo-uitkering heeft ingetrokken en het uitbetaalde bedrag heeft teruggevorderd. De rechtbank concludeerde dat eiser de inlichtingenplicht had geschonden, omdat hij bij zijn aanvraag onjuiste informatie had verschaft over zijn inkomen en zijn afhankelijkheid van zijn onderneming. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet tot de doelgroep van de Tozo-uitkering behoorde, omdat zijn inkomen uit loondienst in de periode voorafgaand aan de coronacrisis substantieel hoger was dan zijn omzet uit de onderneming.
De rechtbank heeft ook geoordeeld dat het bestreden besluit een motiveringsgebrek bevatte, maar dat dit gebrek niet heeft geleid tot benadeling van eiser. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 1.518,-.