ECLI:NL:RBMNE:2022:4699
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening in het kader van de Participatiewet
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 18 oktober 2022 uitspraak gedaan over de afwijzing van een bijstandsaanvraag door de gemeente Almere. Verzoekster had op 10 mei 2022 een tweede aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend, die door verweerder op 21 juni 2022 werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden had aangedragen die een andere beslissing rechtvaardigden, aangezien haar eerdere aanvraag op 11 november 2021 ook was afgewezen. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de afwijzing, maar dit werd ongegrond verklaard door verweerder op 12 september 2022. Hierop heeft verzoekster beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster voldoende spoedeisend belang had bij haar verzoek, maar oordeelde dat de gemeente Almere zorgvuldig had gehandeld. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van nieuwe feiten of omstandigheden die haar recht op bijstand konden onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen dringende redenen waren die een afwijking van de standaardprocedure rechtvaardigden. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, met de overweging dat verzoekster niet had aangetoond dat er sprake was van duurzaam gescheiden leven, wat een voorwaarde is voor het verkrijgen van bijstand.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij het aanvragen van bijstandsuitkeringen en de verplichting van de aanvrager om nieuwe feiten aan te dragen bij een tweede aanvraag na een eerdere afwijzing. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.