Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 november 2022 in de zaak tussen
[eiser] , uit [woonplaats] , eiser
de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] , verweerder
Procesverloop
de beschikking) op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (
de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2020 (
de waardepeildatum) van de onroerende zaak [adres 1] in [woonplaats] (
de woning), voor het kalenderjaar 2021 vastgesteld op € 314.000. Met de beschikking is in één geschrift (onder meer) bekendgemaakt en verenigd de aan eiser voor het jaar 2021 opgelegde aanslag in de van eigenaren geheven onroerendezaakbelasting van de gemeente [gemeente] (
de aanslag). De heffingsmaatstaf van deze aanslag is eveneens € 314.000.
Overwegingen
het taxatieoverzicht). De waardeonderbouwing bestaat uit vier losse opsommingen van gegevens. Deze gegevens betreffen de woning en drie naar de opvatting van verweerder met de woning vergelijkbare panden [adres 2] , [adres 3] en [adres 4] (de
vergelijkingsobjecten). De vergelijkingsobjecten zijn, net als de woning, in [woonplaats] gelegen geschakelde bungalows, gebouwd in 2000. De gegevens die verweerder heeft gebruikt om de waarde van de woning uit de verkoopprijzen van de vergelijkingsobjecten te herleiden, heeft de rechtbank in het onderstaande schema samengevat:
grondstaffel:
de marktwaarde). De marktwaarde is naar de bedoeling van de wetgever de prijs die door de meestbiedende koper besteed zou worden bij aanbieding ten verkoop op de voor de zaak meest geschikte wijze na de beste voorbereiding [1] .
.