ECLI:NL:RBMNE:2022:6389
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake herziening en terugvordering van ZW- en WIA-uitkering
Op 8 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker een voorlopige voorziening vroeg tegen de herziening en terugvordering van zijn ZW- en WIA-uitkering door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Verzoeker ontving van 1 september 2016 tot en met 16 juli 2018 een ZW-uitkering en van 17 juli 2018 tot en met 31 januari 2021 een WIA-uitkering. Het Uwv heeft in februari 2021 besloten dat verzoeker te veel uitkering heeft ontvangen en vordert een terugbetaling van in totaal € 115.148,53. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij momenteel geen inkomen heeft en afhankelijk is van leningen van zijn kinderen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Hij oordeelde dat er geen sprake was van een spoedeisend belang, omdat het niet uitbetalen van de WIA-uitkering niet het gevolg was van het bestreden besluit. Bovendien is er geen acute financiële noodsituatie aangetoond, zoals dreigende uithuiszetting of afsluiting van water en energie. De voorzieningenrechter concludeerde dat het bestreden besluit niet evident onrechtmatig was en dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoeker te laten uitvallen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep open tegen deze beslissing.