2.3.Verder heeft verweerder in het bestreden besluit vermeld dat over 2019 en 2020 de PGB-inkomsten niet worden meegerekend voor de WAZ-uitkering. Met ingang van 2021 wordt bij de vaststelling van de uitkering wel rekening gehouden met deze inkomsten.
Herstel van een gemaakte fout
3. Vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB)is dat aan een bestuursorgaan in beginsel de bevoegdheid toekomt een gemaakte fout te herstellen, mits het daartoe strekkende besluit niet in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel en ook overigens geen sprake is van strijd met geschreven of ongeschreven recht. Daarbij is onder meer van belang of betrokkene redelijkerwijs had kunnen begrijpen dat het oorspronkelijke besluit onjuist was en hij er dus rekening mee had moeten houden dat de gemaakte fout na ontdekking hersteld zou worden.
4. Partijen zijn het erover eens dat met de PGB-inkomsten rekening moet worden gehouden bij de vaststelling van de hoogte van de WAZ-uitkering van eiser. Verweerder heeft dit over de jaren 2016 en 2018 niet gedaan en heeft deze gemaakte fout in de primaire besluitvorming in oktober 2020 proberen te herstellen door geldbedragen terug te vorderen. Dit gebeurde echter met terugwerkende kracht over de jaren 2016 en 2018. Verweerder heeft in het bestreden besluit terecht overwogen dat dit in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel is. Verweerder heeft in het bestreden besluit een gewenningsperiode gekoppeld aan het herstellen van de fout. Deze gewenningsperiode houdt in dat de PGB-inkomsten voor de jaren 2016 en 2018 niet worden meegerekend en de terugvorderingen over deze jaren daarmee komen te vervallen. Voor 2019 en 2020 zal verweerder ook geen rekening met de PGB-inkomsten houden bij de vaststelling van de
WAZ-uitkering. Vanaf 2021 wordt hier wel mee rekening gehouden, zo staat in het bestreden besluit. Eiser is het er niet mee eens dat al vanaf 2021 rekening met deze inkomsten wordt gehouden en wil een afbouwregeling die na 2021 aanvangt.
5. Gelet op het voorgaande, beschouwt de rechtbank de mededeling in het bestreden besluit dat met ingang van 2021 voor de vaststelling van de hoogte van de WAZ-uitkering rekening wordt gehouden met de PGB-inkomsten als een besluitonderdeel.
Afbouw- of gewenningsperiode
6. Volgens rechtspraak van de CRvBdient afhankelijk van de omstandigheden ter vermijding van strijd met het rechtszekerheidsbeginsel in de herstelbeslissing in de meeste gevallen een korte of langere afbouw- of gewenningsperiode te worden geregeld. Herstel met een korte afbouwperiode wordt in het algemeen aanvaardbaar geacht wanneer snel na de foutieve beslissing wordt overgegaan tot correctie van de fout. Wanneer de te herstellen beslissing zeer lange tijd rechtskracht heeft gehad en er ook andere omstandigheden aan de orde zijn waardoor de herstelbeslissing een ingrijpend karakter heeft, brengt het rechtszekerheidsbeginsel met zich dat een verdergaande voorziening wordt getroffen.
7. Verweerder heeft het bestreden besluit op 16 april 2021 genomen. Op die datum heeft verweerder aan eiser medegedeeld dat de PGB-inkomsten vanaf het jaar 2021 meegerekend zouden worden. Dat jaar liep toen echter al. Voor het lopende jaar 2021 kon eiser dus geen (of in ieder geval veel minder) rekening houden met de korting van PGB-inkomsten die waarschijnlijk op zijn uitkering zou plaatsvinden. De rechtbank neemt hierbij ook in aanmerking dat eiser sinds 2004 PGB-inkomsten naast zijn WAZ-uitkering ontving en de te herstellen beslissing dus zeer lange tijd rechtskracht heeft gehad. Verder heeft eiser herhaaldelijk aan verweerder gevraagd of de PGB-inkomsten van invloed op zijn
WAZ-uitkering waren. In de beslissingen op bezwaar van 10 april 2013, 8 juli 2014 en
24 januari 2019 heeft verweerder telkens aan eiser bevestigd dat er geen rekening met het PGB zou worden gehouden. Dit heeft verweerder hem ook telefonisch meegedeeld. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder eigenlijk geen afbouwregeling heeft aangeboden, laat staan een gelet op de omstandigheden redelijke regeling. Verweerder was het hier op zitting overigens ook mee eens.
8. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond en vernietigt de rechtbank het bestreden besluit. De rechtbank ziet, mede met het oog op finale geschillenbeslechting, aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht zelf in de zaak te voorzien door een afbouwregeling vast te stellen.
9. Gelet op hiervoor genoemde feiten en omstandigheden en het feit dat eiser inmiddels weet dat zijn PGB-inkomsten meegerekend zullen gaan worden, stelt de rechtbank de volgende afbouwregeling vast. Over het eerste jaar van de afbouwregeling, 2022, wordt bij de vaststelling van de hoogte van de WAZ-uitkering van eiser voor 50% rekening gehouden met de PGB-inkomsten. Over het tweede jaar, 2023, wordt hier volledig rekening mee gehouden. De rechtbank heeft voor een afbouwregeling op jaarbasis gekozen omdat de PGB-inkomsten maandelijks van elkaar verschillen, wat voor problemen zorgt bij een maandelijkse berekening. Het voorstel van eiser op de zitting om trapsgewijs maandelijks een lagere uitkering uit te betalen, zorgt ook voor uitvoeringsproblemen.
Griffierecht en proceskostenvergoeding
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
11. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.