In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant ontving vanaf 20 juni 2014 bijstand van het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen, maar deze bijstand werd met terugwerkende kracht ingetrokken op grond van de Participatiewet (PW) omdat het college van mening was dat appellant samenwoonde met een andere persoon, X, en daardoor geen recht had op bijstand naar de norm voor alleenstaanden. De Raad heeft vastgesteld dat appellant steeds heeft aangegeven dat hij samenwoont met X en dat hij niet had kunnen begrijpen dat het besluit tot toekenning van bijstand onjuist was. De Raad oordeelde dat het college niet bevoegd was om de bijstand met terugwerkende kracht in te trekken, omdat appellant niet had geschonden van de inlichtingenverplichting. De Raad vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond, waardoor de intrekking van de bijstand en de terugvordering onterecht waren. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van appellant tot een totaalbedrag van € 3.072,-.