ECLI:NL:RBMNE:2023:1546
Rechtbank Midden-Nederland
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en heffingen riool-, afvalstoffen- en zuiveringsheffing
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 maart 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de opgelegde aanslagen voor rioolheffing, afvalstoffenheffing en zuiveringsheffing. Eiser, vertegenwoordigd door mr. D.A.N. Bartels MRE, had bezwaar aangetekend tegen de beschikking van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking gemeenten & hoogheemraadschap Utrecht, die op 30 april 2021 de aanslagen had opgelegd. In de uitspraak op bezwaar van 18 november 2021 werd het bezwaar ongegrond verklaard, waarna eiser in beroep ging.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op een digitale zitting, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder, R. Janmaat, aanwezig waren. De rechtbank heeft na de zitting onmiddellijk uitspraak gedaan en gewezen op de mogelijkheid tot hoger beroep. De rechtbank oordeelde dat de gronden van eiser, die voornamelijk betrekking hadden op de WOZ-waarde, niet relevant waren voor de opgelegde heffingen, aangezien de WOZ-waarde niet als heffingsmaatstaf werd gebruikt voor deze heffingen.
De rechtbank concludeerde dat de beroepsgronden niet konden slagen en verklaarde het beroep ongegrond. Ook het verzoek om immateriële schadevergoeding werd afgewezen, omdat de termijn voor het indienen daarvan nog niet was verstreken. De rechtbank wees erop dat het procesgedrag van de gemachtigde van eiser niet alleen tijd verspilde, maar ook nadelig was voor de cliënten, omdat er geen kansrijke gronden werden aangevoerd. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.