ECLI:NL:RBMNE:2023:1825

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
22/3295
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering omgevingsvergunning voor het bouwen van volières en hekwerk in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten. De eiser had een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het bouwen van volières voor roofvogels en een hekwerk van 2 meter hoog, evenals voor het gebruik van gronden voor een demonstratieveld en een thee- en koffieschenkerij. Het college weigerde deze vergunning op basis van een besluit van de gemeenteraad, die een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) had geweigerd. De rechtbank oordeelde dat de weigering van de vvgb onvoldoende was gemotiveerd en dat de gemeenteraad niet had aangetoond dat de aanvraag in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het beroep van de eiser gegrond. De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad de vvgb niet in redelijkheid had kunnen weigeren, omdat de argumenten die door de gemeenteraad waren aangedragen niet voldoende waren onderbouwd. De rechtbank droeg het college op om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van de eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3295

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 april 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [vestigingsplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.J.D. van Doleweerd),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten, het college
(gemachtigde: mr. M.J. Tunnissen).

Inleiding

1. Met het besluit van 4 juli 2022 (het bestreden besluit) heeft het college geweigerd om aan eiser een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van volières voor roofvogels en een hekwerk van 2 meter hoog en voor het gebruik van gronden voor een demonstratieveld en een thee- en koffieschenkerij in afwijking van het bestemmingplan.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en zijn gemachtigde en namens het college zijn gemachtigde, mevrouw [A] en de heer [B] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep is gegrond. Dit betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank zal hierna aan de hand van de beroepsgronden van eiser uitleggen hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
3. Eiser heeft in 2018 bij het college een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend (hierna: het plan) voor het perceel [adres] in [vestigingsplaats] . De aanvraag ziet op het bouwen van volières van gaas en dunne staanders voor roofvogels (twee kooien van 10x11m met hierom kleinere kooien variërend in grootte van 4x4m, 7,5x5m tot 7x7m met een randhoogte van 3m en geplaatst in een carré op een oppervlakte van 1312m2). In totaal zullen er 41 roofvogels in 24 kooien worden gehuisvest. Aan de noord- en zuidzijde wordt een groenstrook aangebracht zodat de volières grotendeels aan het zicht worden onttrokken. Verder ziet de aanvraag op het gebruik van gronden als demonstratieveld. Dit demonstratieveld dat open blijft, komt achter de volières. Rondom het volière-gedeelte en het demonstratieveld wordt een hekwerk van 2m hoog geplaatst. Verder worden er zeventien parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd en een kleine thee- en koffieschenkerij.
3.1.
De aanvraag ziet op de activiteiten: ‘bouwen’ en ‘gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan’. [1] Op het perceel is het bestemmingsplan “Buitengebied” van toepassing. Het perceel heeft volgens het bestemmingsplan de bestemmingen: tuin, wonen, en agrarisch met waarden. Het plan voldoet daar niet aan. Het college kan voor het gebruik van gronden in afwijking van het bestemmingsplan de omgevingsvergunning verlenen wanneer uit een goede ruimtelijke onderbouwing is gebleken dat het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en de gemeenteraad een verklaring van geen bedenkingen (hierna: vvgb) afgegeven heeft. [2]
3.2.
Naar aanleiding van de aanvraag heeft eiser op verzoek van het college in 2018 aanvullende documentatie overgelegd, te weten een rapport plan onderbouwing van Riede, Mol & Donkers en een quick scan natuur. Vervolgens heeft eiser in 2019 aanvullende stukken ter hand gesteld: een aangepast rapport ruimtelijke onderbouwing, een verklaring van omwonenden, een veiligheidsplan voor bezoekers en een stikstofonderzoek. Op 5 maart 2020 heeft de gemeenteraad ingestemd met een ontwerp-vvgb, waarna het ontwerpbesluit tot vergunningverlening ter inzage is gelegd. [3] Tegen het voornemen zijn 44 zienswijzen ingediend. Eiser heeft met een reactie van Natuur en Recht op de zienswijzen gereageerd. Omdat het merendeel van de zienswijzen dierenwelzijn en verstoring van vogels betrof, is door het college nadere informatie bij deskundigen van Eco Groen en Laneco Landschaps- en Ecologisch advies (hierna: Laneco) ingewonnen. De rapporten van deze deskundigen zijn vervolgens voorgelegd aan de provincie Utrecht. De provincie heeft aangegeven dat er geen noodzaak is voor een vergunning gebiedsbescherming en ontheffing soortenbescherming op grond van de Wet natuurbescherming (Wnb
).Er is dus geen verklaring van geen bedenkingen vanuit de provincie nodig, omdat er geen significante effecten voor het nabijgelegen Natura 2000-gebied [locatie 1] zijn. Omdat de behandeling van de zienswijzen veel tijd kostte, is het verzoek om een vvgb te verlenen pas behandeld in de vergadering van de gemeenteraad van 19 mei 2022. De gemeenteraad heeft alsnog geweigerd om een vvgb af te geven voor eisers plan. Hij is niet voornemens om medewerking te verlenen om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarop heeft het college vervolgens in het bestreden besluit de omgevingsvergunning geweigerd.
Standpunten partijen
4. Het college stelt zich op het standpunt dat hij geen omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder 3º, van de Wabo heeft verleend omdat de gemeenteraad de vereiste vvgb heeft geweigerd. De gemeenteraad heeft daarbij overwogen dat de aanvraag in strijd is met een goede ruimtelijke ordening omdat het gemeentelijk beleid erop gericht is om de waardevolle polder te beschermen en het open karakter daarvan te behouden. Verder liggen de activiteiten niet in het verlengde van (neven)activiteiten van een agrariër en passen daarmee niet in de omgeving. Ook kunnen de gevraagde activiteiten niet gezien worden als een ontwikkeling passend in het buitengebied of in het belang van de inwoners van Bunschoten. Daarnaast hebben de volgende argumenten een rol gespeeld: de maatschappelijke opvatting over het houden van roofvogels in gevangenschap, een mogelijk conflict met het nabijgelegen Natura 2000-gebied, de invloed op de weidevogels, het effect op de nabijheid van woonwijk [locatie 2] , die groeiende is en het eventueel moeten uitkopen van een onderneming bij conflicterende belangen.
4.1.
Eiser stelt dat de vvgb ten onrechte is geweigerd, nu de weigering niet in het belang is van een goede ruimtelijke ordening. Verder is volgens eiser de weigering onvoldoende gemotiveerd. Ook is hij hierdoor onevenredig benadeeld omdat zijn gezin en hijzelf afhankelijk is van eisers bedrijf.
Wettelijk kader
5. De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft de gemeenteraad de vvgb redelijkerwijs kunnen weigeren?
De vvgb
6. Niet in geschil is dat het plan strijdig is met het bestemmingsplan en dat voor het verlenen van de omgevingsvergunning een vvgb vereist is. Ook is niet in geschil dat de gevolgde procedure, te weten het door het college aan de gemeenteraad verzoeken om een vvgb, gevolgd moet worden.
Toetsingskader
6.1.
Zoals de Afdeling [4] eerder heeft overwogen, wordt de inhoud van het besluit van de gemeenteraad over de afgifte van de vvgb in het besluit omtrent de omgevingsvergunning verwerkt. De rechtmatigheid van het besluit over de vvgb wordt getoetst in het kader van het beroep tegen het besluit inzake de omgevingsvergunning. Dit betekent dat de door de gemeenteraad geweigerde vvgb van 22 mei 2022 wordt getoetst in het kader van het bestreden besluit.
6.2.
De rechtbank stelt voorop dat de gemeenteraad het orgaan binnen de gemeente is dat bestemmingsplannen vaststelt en daarmee zeggenschap heeft over het ruimtelijk beleid van een gemeente. Het is dan ook de gemeenteraad die door middel van het wel of niet afgeven van een vvgb mag bepalen of zij wel of niet wil meewerken aan een afwijking van het bestemmingplan. In deze afweging heeft de gemeenteraad een onafhankelijke positie, ook ten opzichte van het college van burgemeester en wethouders. [5] De gemeenteraad heeft bij het wel of niet verlenen van een vvgb beleidsruimte. [6]
6.3.
De gemeenteraad kan de vvgb alleen weigeren in het belang van de goede ruimtelijke ordening. [7] Dit houdt in dat van een goede ruimtelijke ordening sprake is, wanneer zo gunstig mogelijke voorwaarden worden gecreëerd voor het gebruik en de ontwikkeling van een bepaald gebied. De gemeenteraad moet een belangenafweging maken tussen alle betrokken ruimtelijk relevante belangen en vervolgens aan de hand van die belangenafweging vaststellen wat hij een goede ruimtelijke ordening vindt. Dus welke ruimtelijk relevante belangen de gemeenteraad wil behartigen ten behoeve van een goed woon-, leef- of verblijfsklimaat.
Zijn door de gemeenteraad ruimtelijk relevante belangen aangedragen?
7. Eiser stelt dat de weigering niet in het belang van een goede ruimtelijke ordening is. Eiser heeft de aanvraag voorzien van een goede ruimtelijke onderbouwing. Voor het plan heeft de gemeenteraad in 2020 het voornemen gehad om wel een vvgb af te geven. Uit de zienswijzen zijn door het college vier argumenten afgeleid. Ondanks dat deze niet allemaal ruimtelijk relevant zijn, zijn ze wel door het college, zo nodig met externe deskundigen, uitgebreid onderzocht. Uit die externe adviezen blijkt dat het plan voldoet aan aspecten van dierenwelzijn, geen (significante) effecten op (weide)vogels heeft, geen (significante) stikstofbelasting in zowel de bouw- als gebruiksfase veroorzaakt en geen (aanvullende) vergunning op grond van de Wnb benodigd is.
7.1.
Het college heeft hierover gesteld dat de gemeenteraad wel degelijk argumenten die ruimtelijk relevant zijn heeft aangedragen en verwijst naar beraadslagingen van de raadsvergadering van 19 mei 2022. Deze argumenten zijn, zo leidt de rechtbank uit het verweerschrift af:
a. het behoud van de polder en het open karakter daarvan;
b. het plan past niet bij de nevenactiviteiten van agrariërs en daarmee in de omgeving;
c. activiteiten moeten in het buitengebied passen en bij en in het verlengde liggen van agrarische activiteiten;
d. het plan kan niet gezien worden als een ontwikkeling die past in het buitengebied;
e. de nabijheid van woonwijk [locatie 2] ;
f. de nabijgelegen van Natura 2000-gebied [locatie 1] ;
g. de weidevogels;
h. het mogelijk opnieuw moeten uitkopen van een onderneming;
i. het plan is niet of in het belang is van de inwoners; en
j. de maatschappelijke opvatting over houden van roofvogels in gevangenschap.
7.2.
De rechtbank kan de gemeenteraad volgen dat hij argumenten heeft aangedragen die ruimtelijk relevante belangen zijn, in het belang van een goede ruimtelijke ordening. Met de gemeenteraad is de rechtbank eens dat het behoud van de polder, het open karakter daarvan, de nevenactiviteiten van een agrariër en de nabijheid van de woonwijk ruimtelijk relevante belangen zijn ten behoeve van een goed woon-, leef- of verblijfsklimaat. Dit geldt ook voor activiteiten die in het buitengebied moeten passen, bij en in het verlengde dienen te liggen van agrarische activiteiten en zo een ontwikkeling is die past in het buitengebied. Dit blijkt uit het bestemmingsplan “Buitengebied”. [8] Verder is de rechtbank met de gemeenteraad eens dat weidevogels een ruimtelijk relevant belang kunnen zijn. Ook dit blijkt uit het bestemmingsplan. [9] Uit de uitspraak van de Afdeling blijkt verder dat een Natura 2000-gebied aangemerkt kan worden als een ruimtelijk relevant belang. [10]
7.3.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de volgende argumenten niet als ruimtelijk relevante belangen aan te merken: de activiteiten zijn niet in het belang van de inwoners, het mogelijk uitkopen van een onderneming en de maatschappelijke opvatting over het houden van dieren in gevangenschap en in het bijzonder roofvogels. Niet duidelijk is gemaakt hoe deze argumenten als belangen kunnen worden aangemerkt die een rol kunnen spelen bij de vraag of sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
7.4.
Ondanks dat het plan van eiser niet is gewijzigd en deskundigen naar aanleiding van de zienswijzen hebben gereageerd, is naar het oordeel van de rechtbank het wel zo dat het merendeel van de argumenten (a t/m g) van de gemeenteraad ruimtelijk relevante belangen in het belang van goede ruimtelijke ordening zijn. De gemeenteraad mocht zich daarom op deze argumenten baseren. De beroepsgrond slaagt niet.
Is de vvgb voldoende gemotiveerd?
8. Eiser stelt dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het college verwijst naar de raadsvergadering van 19 mei 2022. De enkele verwijzing naar de raadsoverwegingen vormt geen voldoende gemotiveerd besluit, nu daaruit niet blijkt hoe de raadsleden de genoemde algemene argumenten op het concrete geval hebben toegepast. Onduidelijk is wat de weging van de argumenten van de gemeenteraad is geweest en wat daarbij doorslaggevend was. Ook blijkt niet dat de meerderheid van de gemeenteraad de argumenten van de VVD en CU onderschrijft, aldus eiser.
8.1.
Het college heeft hierover gesteld dat de gemeenteraad heeft aangegeven dat er zorgen zijn over de overlast die het plan met zich mee zal brengen, met name de geluidsoverlast voor de directe omgeving (omliggende kavels) en de aangrenzende woonwijk [locatie 2] die groeiende is. Daarnaast zijn er zorgen over de effecten op de leefbaarheid van de directe omgeving. Ook is er een mogelijk conflict tussen fauna, waaronder de weidevogels, en het in de directe nabijheid gelegen Natura 2000-gebied [locatie 1] .
8.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de weigering door de gemeenteraad om de vvgb te verlenen met meerderheid van stemmen is genomen, namelijk met 10 stemmen tegen en 8 stemmen voor. De beslissing van de gemeenteraad is, anders dan eiser aanvoert, een beslissing van de gemeenteraad in zijn geheel, waarbij een volstrekte meerderheid geldt. [11]
8.3.
Verder is door het toekennen van de bevoegdheid aan de gemeenteraad om te beslissen over een vvgb een deel van de inhoudelijke beslisbevoegdheid bij het tot vergunningverlening bevoegd gezag (het college) weggehaald en bij de gemeenteraad gelegd. [12] Dit betekent dat de gemeenteraad zelf de beslissing over de vvgb moet motiveren. [13]
8.4.
De gemeenteraad heeft verschillende argumenten aangevoerd ter onderbouwing van zijn standpunt dat het plan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. In r.o. 7.2 heeft de rechtbank vastgesteld welke argumenten ruimtelijk relevante belangen zijn. Van de gemeenteraad mag worden verwacht dat hij zijn conclusie dat er geen sprake is van een goede ruimtelijke ordening zorgvuldig en deugdelijk motiveert met objectieve en verifieerbare gegevens.
8.5.
De rechtbank is van oordeel dat de gemeenteraad onvoldoende heeft gemotiveerd en onderbouwd dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en niet zal leiden tot een beter woon-, leef- of verblijfsklimaat. De gemeenteraad volstaat met die conclusie zonder deze op goede wijze te onderbouwen. Daar komt dus bij dat eiser en het college na de ingediende zienswijzen verschillende rapporten van deskundigen hebben ingebracht. De rechtbank zal dit aan de hand van de door de gemeenteraad gegeven motivering toelichten.
Geluidsoverlast
8.5.1.
De gemeenteraad heeft aangegeven dat het plan geluidsoverlast voor de directe omgeving, de omliggende kavels, zal geven. Niet duidelijk is gemaakt aan welk concrete overlast de gemeenteraad denkt. Naar aanleiding van de aanvraag heeft eiser in 2019 een lijst van namen van omwonenden overgelegd waarbij deze aangeven geen bezwaar te hebben tegen het plan. De rechtbank heeft deze lijst niet in de stukken aangetroffen. Maar als de omwonenden geen bezwaar hebben tegen het plan van eiser valt zonder nadere uitleg niet goed te begrijpen dat de gemeenteraad vreest voor eventuele overlast. Hetzelfde geldt ten aanzien van de eventuele geluidsoverlast voor de nabijgelegen woonwijk [locatie 2] . Ook hier heeft de gemeenteraad geen uitleg gegeven waar hij vrees voor heeft.
Leefbaarheid directe omgeving
8.5.2.
Verder geeft de gemeenteraad aan dat er zorgen bestaan over de effecten van het plan op de leefbaarheid van de directe omgeving, met name de nabijgelegen woonwijk [locatie 2] die groeiende is. Ook verschillen volgens de gemeenteraad diverse deskundigen van mening over het effect van het plan op de omgeving. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemeenteraad ook voor dit standpunt geen onderbouwing gegeven. De gemeenteraad heeft niet inzichtelijk gemaakt hoe concreet de groei is, tot waar de woonwijk groeiende is en hoe zich dit verhoudt tot het perceel van eiser, waar hij zijn plan wil realiseren. Ook blijkt uit de stukken niet welke deskundigen over het effect van het plan op de omgeving van mening verschillen en hoe de gemeenteraad dit heeft betrokken bij zijn besluitvorming.
Mogelijk conflict fauna, waaronder weidevogels, en Natura 2000-gebied
8.5.3.
Zoals de rechtbank in 7.2 heeft overwogen, kan een Natura 2000-gebied als ruimtelijk relevant belang worden betrokken. Alleen in dit geval heeft de gemeenteraad niet onderbouwd waarom zij dit belang als bezwarend mee heeft gewogen. De ingebrachte rapporten geven daar - nadere motivering - geen aanknopingspunt voor. De rechtbank constateert dat in het rapport van Eco Groen van 25 januari 2022 op basis van een GIS-analyse en een recent uitgevoerd weidevogelonderzoek in opdracht van de provincie Utrecht is geconcludeerd dat er geen sprake is van een ontheffingsplicht (soortenbescherming) op grond van de Wnb. De Wnb is echter niet het toetsingskader dat hier voorligt. Het rapport van Laneco van 4 februari 2022 geeft aan dat er alleen voor de smient effecten zijn te verwachten, maar dat er geen vergunningplicht Wnb (gebiedsbescherming) is, omdat het niet significante gevolgen heeft. Dat de gemeenteraad aangeeft dat er conflicten zijn tussen fauna, waaronder weidevogels en het Natura 2000-gebied, volgt de rechtbank - zonder verdere uitleg - dan ook niet. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken van rapporten van andere deskundigen waarin duidelijk wordt dat er ruimtelijke bedenkingen zijn ten aanzien van het Natura 2000-gebied.
8.6.
Uit het voorgaande volgt dat de gemeenteraad onvoldoende heeft gemotiveerd dat het plan is strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond slaagt.
Belangenafweging
9. Eiser voert aan dat het college verzuimd heeft om een kenbare belangenafweging te maken.
9.1.
Ter zitting heeft het college hierover gesteld dat de gemeenteraad de belangen onder het bestemmingsplan zwaarder vindt wegen dan het te realiseren plan van eiser op het perceel. De rechtbank is van oordeel dat in de beslissing om de vvgb te weigeren een kenbare belangenafweging ontbreekt. Bij de weigering zijn alleen de belangen van de gemeenteraad beschreven, maar niet de belangen van eiser. Ook in het verweerschrift van 9 september 2022 en op de zitting is niet ingegaan op de specifieke belangen van eiser. Dat Dat betekent dat ook ten aanzien van de belangenafweging sprake is van een motiveringsgebrek. De beroepsgrond slaagt.
Evenredigheid
10. Eiser stelt dat hij door de weigering onevenredig benadeeld is omdat zijn gezin en hijzelf afhankelijk zijn van zijn bedrijf.
10.1.
Deze grond behoeft geen bespreking meer, omdat de hiervoor onder r.o. 8 en volgende besproken beroepsgronden slagen.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet het voorgaande volgt dat de gemeenteraad de vvgb in het kader van de goede ruimtelijke ordening niet in redelijkheid had kunnen weigeren, omdat de gemeenteraad onvoldoende heeft uitgelegd waarom hij bedenkingen heeft op het gebied van geluid(soverlast), de leefbaarheid van de directe omgeving en de gevolgen voor de weidevogels en het Natura 2000-gebied. Ook heeft de gemeenteraad geen kenbare belangenafweging gemaakt waarbij de belangen van een goede ruimtelijke ordening zijn betrokken en afgewogen tegenover het belang van eiser bij de gevraagde omgevingsvergunning. Nu de weigering van de vvgb geen stand kan houden, kan de weigering van de omgevingsvergunning, die alleen gegrond is op dat besluit, evenmin stand houden.
11.1.
Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, omdat de beslissing om de vvgb te weigeren in strijd is met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb.
11.2.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat het aan de gemeenteraad is om opnieuw te onderzoeken of een vvgb afgegeven kan worden voor het plan. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat dat geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. Het college zal, nadat de raad een besluit over de vvgb heeft genomen, een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak.
11.3.
Omdat het beroep van eiser gegrond wordt verklaard, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht voor het beroep vergoedt. Daarnaast zal het college worden veroordeeld in de door eiser gemaakte proceskosten. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank deze proceskosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank verklaart:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op om een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 184,- aan eiser te voldoen;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M.T. Bouwman, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 19 april 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
BIJLAGE

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:
a. het bouwen van een bouwwerk,
(..)
c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet.
(..)
Artikel 2.12
1.Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:
a.indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:
1°.met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°.in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°.in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat;
(..)
Artikel 2.20aVoor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit waarvoor voor het verlenen van de omgevingsvergunning een verklaring vereist is als bedoeld in artikel 2.27, eerste lid, wordt de omgevingsvergunning voor die activiteit geweigerd indien de verklaring is geweigerd.
Artikel 2.27
1. In bij wet of algemene maatregel van bestuur aangewezen categorieën gevallen wordt een omgevingsvergunning niet verleend dan nadat een daarbij aangewezen bestuursorgaan heeft verklaard dat het daartegen geen bedenkingen heeft. Bij een maatregel als bedoeld in de eerste volzin worden slechts categorieën gevallen aangewezen waarin voor het verrichten van de betrokken activiteit een afzonderlijke toestemming van het aangewezen bestuursorgaan wenselijk is gezien de bijzondere deskundigheid die dat orgaan ten aanzien van die activiteit bezit of de verantwoordelijkheid die dat orgaan draagt voor het beleid dat betrekking heeft op de betrokken categorie activiteiten. Bij die maatregel kan worden bepaald dat het aangewezen bestuursorgaan categorieën gevallen kan aanwijzen waarin de verklaring niet is vereist.
(..)
Besluit omgevingsrecht (Bor)
Artikel 6.5
1.Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.
2.De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.
3.De gemeenteraad kan categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
2.Artikel 2.12, eerste lid, aanhef a en onder 3º, artikel 2.20a, en artikel 2.27, eerste lid, van de Wabo en artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
3.Afdeling 3.3. van de Wabo en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 9 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1212.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 6 april 2016, ECLI:NL:RVS:2016:921.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 8 november 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3003 en van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:113.
7.Artikel 6.5, tweede lid, van het Bor.
8.Artikel 3.1 en 3.5.1 van het bestemmingsplan “Buitengebied”.
9.Artikel 3.1 onder b en aanhef en sub 3, van het bestemmingsplan “Buitengebied”.
10.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:3071.
11.Artikel 30, eerste lid, van de Gemeentewet.
12.Zie de uitspraak van de Afdeling van 5 augustus 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2471.
13.Zie de uitspraak van de Afdeling van 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1414.