In deze zaak heeft eiser, wonende aan [adres] in [woonplaats], een omgevingsvergunning aangevraagd voor de bouw van een dakterras in afwijking van de beheersverordening. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht heeft deze vergunning geweigerd op basis van het dakterrassenbeleid, dat vereist dat de buurvrouw toestemming geeft voor de bouw van het dakterras, omdat dit binnen twee meter van de erfgrens zou komen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de weigering van de vergunning, omdat hij van mening is dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van onevenredige afbreuk aan de woonsituatie van de buurvrouw en dat er geen evidente privaatrechtelijke belemmering is.
De rechtbank heeft de zaak op 3 maart 2023 behandeld en vastgesteld dat het college beleidsruimte heeft bij de beslissing om al dan niet een omgevingsvergunning te verlenen. Echter, de rechtbank oordeelt dat het college de vergunning niet in redelijkheid heeft kunnen weigeren. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering en dat het college onvoldoende belangen heeft afgewogen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken opnieuw te beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak.
De rechtbank benadrukt dat het college de betrokken belangen goed in kaart moet brengen en een zorgvuldige belangenafweging moet maken. De uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, en is openbaar uitgesproken op 3 mei 2023.