ECLI:NL:RBMNE:2023:2153

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
UTR 22/4738
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak inzake terugbetaling lening inburgering door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die in beroep is gegaan tegen een besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Eiseres was verplicht om een lening voor inburgering terug te betalen, maar betwistte de rechtmatigheid van dit besluit. De rechtbank had eerder, op 15 december 2022, een tussenuitspraak gedaan waarin werd vastgesteld dat de minister onvoldoende had gemotiveerd waarom de terugbetaling niet onevenredig zou zijn. De minister kreeg de kans om het motiveringsgebrek te herstellen, maar in de aanvullende motivering werd dit gebrek niet verholpen. De rechtbank oordeelde dat de minister niet had aangetoond dat de terugbetaling van de lening evenredig was en dat de individuele situatie van eiseres niet was betrokken in de beoordeling. Hierdoor verklaarde de rechtbank het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van 25 augustus 2022. De rechtbank droeg de minister op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraken in acht genomen moeten worden. Tevens werd de minister veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal € 2.092,50 bedragen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4738

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Sprakel),
en

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder

(gemachtigde: P.M.S. Slagter).

Procesverloop

Het beroep van eiseres richt zich tegen het besluit dat eiseres de aan haar verstrekte lening voor de inburgering moet terugbetalen.
Op 15 december 2022 heeft de rechtbank in deze zaak een tussenuitspraak gedaan. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank de minister in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken na verzending van het proces-verbaal van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit van 25 augustus 2022 te herstellen.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend.
Eiseres heeft hierop schriftelijk gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

1. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank in de eerste plaats geoordeeld dat bij de vraag of een lening moet worden kwijtgescholden een onderscheid mag worden gemaakt tussen vreemdelingen met verschillende verblijfsvergunningen. In de tweede plaats heeft de rechtbank geoordeeld dat de minister weliswaar in het bestreden besluit de evenredigheid van de terugbetaling van de lening heeft getoetst, maar dat de minister dit onvoldoende heeft gemotiveerd. Zo blijkt uit het bestreden besluit niet hoe de minister de individuele situatie van eiseres heeft betrokken en waarom het feit dat eiseres is ontheven van de inburgeringsplicht niet leidt tot een vermindering of tot nihilstelling van het terug te betalen bedrag. Dit levert een motiveringsgebrek op. De rechtbank heeft de minister in de gelegenheid gesteld dit gebrek te herstellen.
2. De rechtbank stelt vast dat de minister het motiveringsgebrek niet heeft hersteld. In de aanvullende motivering bestrijdt de minister het oordeel van de rechtbank in de tussenuitspraak dat moet worden gekeken naar de evenredigheid van de terugbetaling en dat de door de rechtbank genoemde aspecten daarbij moeten worden betrokken. Het staat de rechtbank echter niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1] Daarvan is niet gebleken. De rechtbank komt dan ook niet terug van haar tussenuitspraak.
3. De minister motiveert verder niet waarom de terugbetaling van de lening van eiseres evenredig is. Evenmin besteedt de minister aandacht aan de aspecten die de minister volgens de tussenuitspraak hierin in ieder geval moet betrekken. Dat betekent dat de minister het geconstateerde gebrek niet heeft hersteld. Omdat het gebrek niet is hersteld, verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met het motiveringsbeginsel. Uit de vernietiging van het besluit volgt dat verweerder een nieuw besluit moet nemen. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtgevolgen in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat op dit moment niet door haar kan worden bepaald wat de rechtmatige uitkomst van de zaak moet zijn. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat dit een herhaling van zetten zou zijn en dat dus geen doelmatige en efficiënte afdoeningswijze zou inhouden. De minister moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank geeft daarnaast wel aan de minister mee dat als hij het oneens is met een in een tussenuitspraak gegeven oordeel en hij het gebrek niet wenst te herstellen, hij moet aangeven het gebrek niet te willen herstellen. Dan doet de rechtbank einduitspraak waartegen hoger beroep kan worden ingesteld. Daarmee wordt vertraging in de procedure – zoals nu is ontstaan – voorkomen.
4. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de minister aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Ook krijgt eiseres een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus), met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 2.092,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 25 augustus 2022;
- draagt de minister op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.092,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Ruizendaal, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023.
De rechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).