ECLI:NL:RBMNE:2023:2693

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
8 juni 2023
Zaaknummer
23/53
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van toeslag op WIA-uitkering en de zorgvuldigheid van het besluitvormingsproces

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de toeslag over de WIA-uitkering van eiseres heeft toegekend per 14 september 2021. Eiseres is van mening dat de toeslag vanaf de ingangsdatum van haar WIA-uitkering, 13 februari 2012, had moeten worden toegekend. Het Uwv stelt dat de wet bepaalt dat de toeslag niet eerder kan worden toegekend dan één jaar voorafgaand aan de aanvraag, tenzij er sprake is van een bijzonder geval. Eiseres heeft op 13 september 2022 een aanvraag voor de toeslag ingediend, maar het Uwv heeft deze aanvraag slechts met terugwerkende kracht tot 14 september 2021 goedgekeurd, omdat er geen bijzonder geval was aangetoond.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat het Uwv onzorgvuldig heeft gehandeld door af te zien van een hoorzitting, zonder dat zij hier expliciet mee had ingestemd. De rechtbank oordeelt dat het Uwv niet van de hoorzitting had mogen afzien, omdat er geen duidelijke verklaring van eiseres was om dit te doen. Dit gebrek in het besluit leidt echter niet tot vernietiging van het besluit, omdat eiseres alsnog haar standpunt heeft kunnen toelichten tijdens de zitting.

De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft besloten dat de toeslag niet eerder dan per 14 september 2021 kan worden toegekend. Eiseres heeft niet aangetoond dat er sprake was van een bijzonder geval dat een eerdere toekenning rechtvaardigde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar draagt het Uwv wel op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/53

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het Uwv), verweerder
(gemachtigde: M. van Mourik).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of het Uwv terecht de toeslag over de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 14 september 2021 heeft toegekend. Eiseres is het daar niet mee eens en is van mening dat de toeslag per ingangsdatum van haar WIA-uitkering had moeten worden toegekend, namelijk per 13 februari 2012. Het Uwv is van mening dat op grond van de wet de toeslag niet eerder kan worden toegekend dan per 14 september 2021. De rechtbank zal op basis van de beroepsgronden van eiseres het standpunt van het Uwv beoordelen.
Wat is er aan deze zaak voorafgegaan?
2. Op 13 september 2022 heeft eiseres een aanvraag gedaan voor een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW) over haar WIA-uitkering. Zij heeft aangegeven dat haar situatie per 13 februari 2012 is gewijzigd naar alleenstaand.
3. Met het besluit van 16 september 2022 (
het primaire besluit) heeft het Uwv eiseres een toeslag over haar WIA-uitkering toegekend vanaf 14 september 2021. In de brief van 13 oktober 2022 heeft het Uwv nader toegelicht dat op grond van de wet het recht op toeslag tot één jaar voorafgaand aan de dag waarop de aanvraag is ingediend kan worden vastgesteld, tenzij sprake is van een bijzonder geval. Omdat bij eiseres geen sprake is van een bijzonder geval, kan het Uwv de toeslag niet eerder dan per 14 september 2021 toekennen.
4. Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar ingediend. Met het besluit van 8 december 2022 (
het bestreden besluit) heeft het Uwv onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 7 december 2022 het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
5. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
6. De zaak is behandeld op de zitting van 2 mei 2023. Eiseres is verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Het geschil

Wat is het standpunt van eiseres?
7. Eiseres voert aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig is genomen. Volgens eiseres is de brief van de psychiater van 12 april 2017 onjuist dan wel onvoldoende meegenomen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 7 december 2022 de diagnose namelijk niet veranderd in bipolaire stoornis II in combinatie met persoonlijkheidsstoornis NAO, maar is uitgegaan van bipolaire stoornis. Verder stelt eiseres dat sprake is van een bijzondere situatie, omdat zij in de tijd van de WIA-beoordeling was opgenomen op de PAAZ-afdeling en haar ouders waren niet in staat om haar te ondersteunen bij de aanvraag. Daarom heeft eiseres dus vanaf het moment dat haar een WIA-uitkering is toegekend recht op een toeslag over haar WIA-uitkering, namelijk per 13 februari 2012. Tot slot geeft eiseres aan dat zonder haar toestemming is afgezien van een hoorzitting.
8. In het beroepschrift heeft eiseres ook aangegeven dat het Uwv heeft nagelaten om haar voorbeelden te geven van bijzondere gevallen. De rechtbank zal hier niet op ingaan, omdat eiseres op de zitting heeft aangegeven dat de rechtbank hierover niet hoeft te beslissen.
Wat is het standpunt van het Uwv?
9. Het Uwv stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 7 december 2022 alle medische informatie heeft betrokken bij het onderzoek. Dat eiseres was opgenomen op de PAAZ-afdeling leidt niet tot een ander standpunt over de ingangsdatum van de toeslag. Tot slot geeft het Uwv aan dat eiseres telefonisch heeft ingestemd met het afzien van een hoorzitting en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de zaak mocht beoordelen op basis van het dossier.

De beoordeling door de rechtbank

Heeft het Uwv mogen afzien van een hoorzitting?
10. Voordat een beslissing op bezwaar wordt genomen, stelt het Uwv een belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord. [1] Van het horen van een belanghebbende kan worden afgezien, indien de belanghebbende heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord. [2]
11. Op de zitting heeft eiseres herhaald dat als aan haar de mogelijkheid zou zijn geboden om te worden gehoord, dat zij hier gebruik van had gemaakt. Eiseres was zich er niet van bewust dat als de verzekeringsarts bezwaar en beroep een beoordeling zou doen op basis van het dossier dat zij niet meer in gesprek zou kunnen. Het Uwv heeft op de zitting de telefoonnotities van de gesprekken met eiseres geciteerd. Volgens de telefoonnotities is op 17 november 2022 het bezwaar besproken en eiseres heeft aangegeven dat zij geen hoorzitting wilde. Verder is besproken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep het bezwaar op basis van het dossier zal beoordelen. Na het bestreden besluit zou het Uwv nogmaals telefonisch contact hebben gehad met eiseres naar aanleiding van haar bezwaar tegen het bestreden besluit. In dit gesprek is besproken dat eiseres op 17 november 2022 zou hebben aangegeven geen hoorzitting te willen.
12. De rechtbank is van oordeel dat het bij eiseres niet voldoende duidelijk was dat er geen hoorzitting zou hebben plaatsgevonden wanneer de beslissing op bezwaar op basis van dossierstudie zou worden genomen. Uit de geciteerde telefoonnotities blijkt ook niet dat het voor eiseres duidelijk was.
13. Het Uwv had daarom niet van een hoorzitting mogen afzien, omdat een uitdrukkelijke verklaring van eiseres om af te zien van een hoorzitting ontbreekt. Aan het bestreden besluit kleeft daardoor een gebrek. Eiseres is tijdens de behandeling van het beroep in de gelegenheid geweest om haar standpunt naar voren te brengen en toe te lichten, zodat de rechtbank aanleiding ziet om het gebrek te passeren. [3] Er zal later in deze uitspraak in worden gegaan op de gevolgen hiervan.
Is het medisch onderzoek zorgvuldig?
14. De beroepsgrond van eiseres met betrekking tot de zorgvuldigheid van het medisch onderzoek ziet alleen op het niet juist overnemen van de diagnose uit de brief van psychiater van 12 april 2017. De rechtbank overweegt dat uit het rapport van 7 december 2022 blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op de hoogte was van de diagnose en de klachten van eiseres. Bij de beoordeling heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de brief van de psychiater van 12 april 2017 benoemd en meegenomen in de beoordeling. Daarnaast heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep het rapport van de arts van 20 april 2017 meegenomen in de beoordeling waarin de diagnose van de psychiater is overgenomen. Bovendien overweegt de rechtbank dat het niet gaat om de diagnose, maar om de klachten die eiseres ervaart. [4] Het is de rechtbank niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist of onvolledig beeld had van de klachten van eiseres. Dit heeft eiseres ook niet betwist. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is.
Is de situatie van eiseres aan te merken als bijzonder geval?
15. Het Uwv stelt op aanvraag vast of recht op een toeslag bestaat. [5] Recht op toeslag kan niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaande aan de dag waarop de aanvraag om toeslag werd ingediend. Dit betekent dat het Uwv de toeslag met maximaal één jaar terugwerkende kracht toekent. Hierop is een uitzondering gemaakt. Alleen in bijzondere gevallen kan het Uwv bij de toekenning verder dan één jaar terug gaan. [6]
16. Van een bijzonder geval kan sprake zijn, als betrokkene wat de verlate aanvraag betreft redelijkerwijs gesproken niet kan worden geacht in verzuim te zijn geweest. Uit de rechtspraak komt naar voren dat een bijzonder geval niet snel wordt aangenomen. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat het voor haar onmogelijk is geweest om zich bij het doen van de aanvraag te laten assisteren. Eiseres was op het moment van de aanvraag opgenomen op de PAAZ-afdeling. Op de zitting heeft eiseres verklaard dat haar vader in 2012 haar administratie en belastingaangiften deed. Eiseres heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat het eerder indienen van een aanvraag onmogelijk is geweest. Dat hij en eiseres onbekend waren met de mogelijkheid een toeslag aan te vragen is geen reden om een bijzonder geval aan te nemen. [7] De beroepsgrond slaagt niet.
Wat zijn de gevolgen van het passeren van het gebrek in het besluit?
17. Vanwege het passeren van het gebrek, ziet de rechtbank aanleiding om te bepalen dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- vergoedt. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, omdat eiseres geen gebruik heeft gemaakt van professionele rechtshulp en niet gebleken is van andere kosten die op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komen.

Conclusie

18. Het Uwv heeft terecht besloten dat de toeslag niet eerder dan per 14 september 2021 kan worden toegekend. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep ongegrond;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.A. van Kuijeren, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C.G. van Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 juni 2023.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 7:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 7:3, aanhef en onder c, van de Awb.
3.Artikel 6:22 van de Awb.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 13 juli 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1555.
5.Artikel 11, eerste lid, van de TW.
6.Artikel 11, zevende lid, van de TW.
7.Zie de uitspraak van de CRvB van 17 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:4014 en de uitspraak van 8 april 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1120.