In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Midden-Nederland of het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) terecht de toeslag over de WIA-uitkering van eiseres heeft toegekend per 14 september 2021. Eiseres is van mening dat de toeslag vanaf de ingangsdatum van haar WIA-uitkering, 13 februari 2012, had moeten worden toegekend. Het Uwv stelt dat de wet bepaalt dat de toeslag niet eerder kan worden toegekend dan één jaar voorafgaand aan de aanvraag, tenzij er sprake is van een bijzonder geval. Eiseres heeft op 13 september 2022 een aanvraag voor de toeslag ingediend, maar het Uwv heeft deze aanvraag slechts met terugwerkende kracht tot 14 september 2021 goedgekeurd, omdat er geen bijzonder geval was aangetoond.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het Uwv, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Tijdens de zitting heeft eiseres aangevoerd dat het Uwv onzorgvuldig heeft gehandeld door af te zien van een hoorzitting, zonder dat zij hier expliciet mee had ingestemd. De rechtbank oordeelt dat het Uwv niet van de hoorzitting had mogen afzien, omdat er geen duidelijke verklaring van eiseres was om dit te doen. Dit gebrek in het besluit leidt echter niet tot vernietiging van het besluit, omdat eiseres alsnog haar standpunt heeft kunnen toelichten tijdens de zitting.
De rechtbank concludeert dat het Uwv terecht heeft besloten dat de toeslag niet eerder dan per 14 september 2021 kan worden toegekend. Eiseres heeft niet aangetoond dat er sprake was van een bijzonder geval dat een eerdere toekenning rechtvaardigde. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, maar draagt het Uwv wel op om het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden.