ECLI:NL:RBMNE:2023:2735

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 juni 2023
Publicatiedatum
12 juni 2023
Zaaknummer
16-161200-21, 16-316424-20 en 16-059764-23 (gev. ttz) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting met dodelijke afloop en woninginbraak door jeugdige verdachte

Op 12 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een jeugdige verdachte, geboren in 2004, die wordt beschuldigd van brandstichting met dodelijke afloop en woninginbraak. De zaak betreft een tragische gebeurtenis die plaatsvond op 28 mei 2021, toen de verdachte samen met medeverdachten een brand stichtte in een woning in Hilversum. De brand resulteerde in de dood van twee bewoners, die door de rook en vlammen niet konden ontsnappen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk benzine door de brievenbus van de woning heeft gegoten en deze heeft aangestoken, wat leidde tot de fatale brand. De verdachte werd ook beschuldigd van een woninginbraak op 6 september 2022, waarbij een laptop werd gestolen. Tijdens de rechtszitting zijn de bewijsstukken, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, uitvoerig besproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 18 maanden en een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij rekening is gehouden met zijn licht verstandelijke beperking en gedragsstoornissen. Daarnaast zijn de vorderingen van de benadeelde partijen toegewezen, waaronder affectieschade en shockschade, als gevolg van de brandstichting.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-161200-21, 16-316424-20 en 16-059764-23 (gev. ttz) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 12 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [2004] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd in [verblijfplaats] .
INLEIDING
Op vrijdagnacht 28 mei 2021 komen verschillende meldingen binnen van een brand in een woning aan de [adres] in [woonplaats] . De hulpdiensten gaan ter plaatse en zien veel rook en vlammen uit de woning komen. De brandweer treft in de slaapkamer van de woning de twee bewoners bewusteloos aan. Zij worden gereanimeerd en naar het ziekenhuis gebracht. Kort daarna komen de bewoners, de heer [slachtoffer 1] en mevrouw [slachtoffer 2] , te overlijden.
Naar aanleiding van de brand wordt door de politie een onderzoek gestart. De camerabeelden van [adres] worden bekeken en hieruit blijkt dat in de nacht van 28 mei omstreeks 04:33 uur een persoon naar de voordeur van de woning loopt en daar vanuit een flesje een vloeistof door de brievenbus van de woning en op de grond voor de voordeur spuit. De persoon bukt naar voren en daarna is een grote felle flits te zien. De brand blijkt te zijn aangestoken.
Na een uitgebreid opsporingsonderzoek (TGO Luther) wordt door het Openbaar Ministerie de brandstichting verweten aan drie verdachten: [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna: [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ). Kort gezegd komt de verdenking er op neer dat [verdachte] de brand zou hebben gesticht, [medeverdachte 1] hierbij heeft geholpen door [verdachte] met zijn auto af te zetten bij de woning en na de brand weer op te halen en [medeverdachte 2] heeft geholpen door van te voren zijn pinpas te laten gebruiken om benzine mee te tanken en op het moment van de brandstichting op de uitkijk te hebben gestaan.
Dit vonnis bevat de beslissing voor [verdachte] in deze strafzaak. Daarnaast worden in dit vonnis ook twee andere zaken besproken. In de zaak met parketnummer 16-316424-20 (Hert) wordt aan [verdachte] verweten dat hij een straatroof heeft gepleegd en in de zaak met parketnummer 16-059764-23 (Inbraak) wordt aan [verdachte] verweten dat hij een woninginbraak heeft gepleegd.
De rechtbank behandelt hierna eerst enkele formaliteiten en geeft aan welk verwijt het Openbaar Ministerie [verdachte] maakt. Daarna worden de standpunten van de officier van justitie en de raadsman over het bewijs besproken en geeft de rechtbank haar overwegingen en beslissingen weer. De rechtbank zal vervolgens toelichten welke straf en maatregel zij [verdachte] oplegt en bespreekt ten slotte de vorderingen van de benadeelde partijen.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De strafzaak tegen [verdachte] heeft achter gesloten deuren plaatsgevonden op 15 oktober 2021, 11 januari 2022, 22 maart 2022, 14 juni 2022, 18 september 2022, 7 februari 2023, 18 april 2023 en 9 mei 2023. Op deze laatste datum is de zaak inhoudelijk behandeld. [verdachte] was daarbij aanwezig. Dat betekent – juridisch gezien – dat sprake is van een vonnis op tegenspraak. Het onderzoek is op de zitting van 12 juni 2023 gesloten.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering en de standpunten van de officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman en van hetgeen [verdachte] en zijn raadsman mr. D.R. Kops, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennis genomen van de vorderingen in de zaak met parketnummer 16-161200-21 (Luther) van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2] (moeder en vader van het overleden slachtoffer [slachtoffer 2] ) en [benadeelde 3] , [benadeelde 4] en [benadeelde 5] (vader, moeder en zus van het overleden slachtoffer [slachtoffer 1] ), allen vertegenwoordigd door raadsvrouw mr. C.H. Dijkstra.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de vordering in de zaak met parketnummer
16-316424-20 (Hert) van benadeelde partij [benadeelde 6] en van de vordering in de zaak met parketnummer 16-059764-23 (Inbraak) van benadeelde partij [benadeelde 7] .

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er in het kort op neer dat [verdachte] :
16-161200-21(Luther)
primair:op 28 mei 2021 in [woonplaats] samen met anderen opzettelijk brand heeft gesticht in een woning aan de [adres] , ten gevolge waarvan de bewoners [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn overleden;
subsidiair:dat hij aan dit feit medeplichtig is geweest;
16-316424-20(Hert)
feit 1
op 16 juni 2020 in Hilversum door (bedreiging met) geweld 2.350 euro van [benadeelde 6] heeft afgepakt
(diefstal);
feit 2
op 16 juni 2020 in Hilversum door (bedreiging met) geweld [benadeelde 6] heeft gedwongen om 2350 euro af te geven
(afpersing);
16-059764-23(Inbraak)
op 6 september 2022 in Hilversum heeft ingebroken in een woning en onder meer een laptop van [benadeelde 7] uit die woning heeft gestolen (
inbraak).

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van [verdachte] en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
16-161200-21(Luther)
De officier van justitie acht het
primairten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en voert daartoe het volgende aan.
In het dossier komen gedurende de nacht van 28 mei 2021 drie belangrijke momenten op camerabeelden naar voren: de beelden bij de [supermarkt] , de beelden van het Totaltankstation en de beelden van de brandstichting bij [adres] .
Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] (hierna gezamenlijk aangeduid als: de verdachten) die avond te zien zijn bij de rode auto van [medeverdachte 1] op de beelden van de [supermarkt] . Meerdere verbalisanten hebben de verdachten op die beelden herkend. [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] herkennen zichzelf ook op deze beelden. [medeverdachte 1] herkent bovendien zijn rode Seat Ibiza op de beelden. De herkenning van [verdachte] wordt versterkt door het gegeven dat hij vlakbij de [supermarkt] woont. De beelden zijn voldoende duidelijk om uiterlijke kenmerken van [verdachte] waar te nemen, zoals bijvoorbeeld zijn kenmerkende wenkbrauwen. In lijn met vaste rechtspraak zijn deze herkenningen betrouwbaar en kunnen zij voor het bewijs worden gebruikt.
Op de beelden van de [supermarkt] is te zien dat [verdachte] in de rode Seat Ibiza van [medeverdachte 1] stapt en dat de rode Seat Ibiza daarna richting het Total-tankstation aan de Jan van der Heijdenstraat rijdt. Op de beelden van dit tankstation is vervolgens te zien dat een persoon brandstof tankt in een plastic sportflesje. Op basis van de kleding die [verdachte] eerder die avond droeg en het postuur van [verdachte] kan worden vastgesteld dat [verdachte] de persoon is op de beelden van het tankstation.
Op de beelden van [straat] is vervolgens te zien hoe een persoon brand sticht. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat ook dit [verdachte] is.
Primair kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden dat sprake is van medeplegen door [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] . Op basis van de uiterlijke verschijningsvorm kan worden vastgesteld dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de drie verdachten. Zij hebben die nacht gehandeld vanuit een vooraf bedacht plan. Binnen dit vooraf bedachte plan had ieder een rol. [verdachte] heeft de benzine getankt en heeft de brand gesticht. [medeverdachte 2] heeft met [medeverdachte 1] en [verdachte] in de rode auto gezeten en heeft zijn pinpas afgegeven aan [verdachte] om daarmee benzine te tanken. [medeverdachte 1] heeft die avond met zijn auto rondgereden en [verdachte] en [medeverdachte 2] naar en van de [straat] gereden. De opzet op de brandstichting kan bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] worden aangenomen. Zij hebben [verdachte] afgezet bij het tankstation. In de auto moet hierover zijn gesproken. Daarnaast droeg [verdachte] die avond handschoenen en heeft hij op de beelden bij de [supermarkt] , het tankstation en bij de [straat] zijn capuchon op. Na het tanken veegt hij het flesje af aan zijn mouw en stapt hij weer in de auto bij [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Zij moeten op dat moment de benzine hebben geroken. Hierna reden zij door naar de [straat] , zonder dat zij daar iets te zoeken hadden. De verdachten hebben voor hun rit naar de [straat] geen aannemelijke verklaring gegeven. [verdachte] heeft vervolgens de brand gesticht bij [adres] en [medeverdachte 2] heeft op de uitkijk gestaan. De verklaring van [medeverdachte 2] dat ze daar een rondje gingen lopen, is volstrekt onaannemelijk. Na de brandstichting gaan beiden weg richting de auto van [medeverdachte 1] die hen vervolgens wegrijdt en verborgen houdt tot de politie voorbij is gereden. [medeverdachte 1] heeft op belangrijke momenten gedurende de hele avond een samenstel van medeplichtigheidshandelingen verricht. Hij had als enige een auto en zijn bijdrage was daarmee essentieel voor de uitvoering van het plan. Op basis van deze feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] nauw en bewust hebben samengewerkt en dat zij allen opzet hebben gehad op de brandstichting.
Subsidiair kan wettig en overtuigend worden bewezen dat [verdachte] de brandstichting heeft gepleegd en dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] hieraan medeplichtig zijn geweest.
16-316424-20(Hert)
De officier van justitie acht het onder
feit 1ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen en vordert vrijspraak voor
feit 2. Op basis van het dossier kan worden bewezen dat aangever is beroofd en geslagen. Deze handelingen passen bij een diefstal met geweld, waardoor [verdachte] dient te worden vrijgesproken voor
feit 2, de afpersing.
16-059764-23(Inbraak)
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Het alternatieve scenario van [verdachte] is ongeloofwaardig en kennelijk leugenachtig. De locatiegegevens van de enkelband kunnen – vanwege het vormverzuim – niet voor het bewijs worden gebruikt.
4.2
Het standpunt van de verdediging
16-161200-21(Luther)
De raadsman bepleit integrale vrijspraak van het primair en subsidiair ten laste gelegde en voert hiertoe het volgende aan.
De bewijsconstructie staat of valt met de herkenning van [verdachte] op de beelden van de [supermarkt] . [verdachte] heeft vanaf het begin ontkend de brand te hebben gesticht en heeft ontkend de persoon te zijn die op de beelden is te zien, waaronder de beelden bij de [supermarkt] . [verdachte] is eerder onterecht als verdachte aangemerkt in onderzoek Panter. Hij werd door verbalisanten in die zaak vals-positief herkend. De zaak tegen [verdachte] is uiteindelijk geseponeerd. Dit toont aan hoe terughoudend er dient te worden omgegaan met herkenningen van [verdachte] .
In onderzoek Luther hebben drie verbalisanten [verdachte] herkend op de beelden van de [supermarkt] . Voor de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen dient het toetsingskader uit de jurisprudentie te worden gebruikt (vgl. ECLI:NL:GHARL:2018:7104). Tegen de achtergrond van dit toetsingskader kunnen de hiervoor bedoelde herkenningen niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat ze onvoldoende betrouwbaar zijn.
Ten eerste is op de beelden slechts een beperkt deel van het gezicht van een relatief grote afstand te zien. Op de bewegende beelden en stills zijn onvoldoende gezichtskenmerken waar te nemen om een betrouwbare herkenning mogelijk te maken. In het gezichtsvergelijkend onderzoek van het NFI van 2 februari 2023 is ook te lezen dat de belichting van het gezicht matig tot slecht is, waarna het NFI concludeert dat de beelden van de [supermarkt] van onvoldoende kwaliteit zijn voor een door hun uit te voeren gezichtsvergelijking.
Ten tweede geven de verbalisanten die [verdachte] zouden herkennen aan dat zij hem kennen uit Hilversum en met hem te maken hebben gehad. Dit komt de betrouwbaarheid niet ten goede, omdat de betreffende verbalisanten zijn benaderd om naar de beelden te kijken voor herkenningen, met de gedachte dat zij een of meerdere personen zouden kunnen kennen. Het dossier bevat geen algemene aandachtsvestiging, waarbij [verdachte] is herkend. Ook is onduidelijk of de verbalisanten die [verdachte] vals-positief hebben herkend in Panter, ook in onderzoek Luther weer herkenningen hebben gedaan. Er zitten sterke overeenkomsten tussen de woordkeuze in de herkenningen in onderzoek Panter en die van verbalisant [verbalisant 1] in onderzoek Luther.
Ten derde kan de herkenningen door verbalisant [verbalisant 1] niet voor het bewijs worden gebruikt, omdat het hier slechts gaat om een vermeende herkenning. De overige twee herkenningen vertonen grote gelijkenis, waardoor de vraag bestaat of zij wel onafhankelijk van elkaar zijn gedaan. Concluderend zijn de herkenningen onvoldoende betrouwbaar, waardoor zij niet kunnen bijdragen aan het bewijs.
Er is ook onderzoek gedaan naar de jas die bij [verdachte] thuis is aangetroffen in vergelijking met de jas van de persoon op de beelden. De onderzoekers waren bij de start van het onderzoek al op de hoogte van het type jas waarnaar zij zochten, waardoor zij een bepaalde richting op zijn gestuurd. Op basis van het kledingonderzoek kan daarom niet worden vastgesteld dat de jas uit de woning van [verdachte] dezelfde jas is die gedragen wordt op de beelden en dit kan daarom ook niet bijdragen aan de herkenningen. [verdachte] dient te worden vrijgesproken.
16-316424-20(Hert)
De raadsman bepleit integrale vrijspraak voor de ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van overtuigend bewijs. Aangever [benadeelde 6] wijst eerst [A] aan als een van de daders, maar later trekt hij dit in. Weliswaar is DNA van [verdachte] aangetroffen, maar het gaat hier om mengprofielen van minimaal vier personen. Uit het dossier blijkt dat aangever onder invloed was van lachgas en dat hij later lijkt te reconstrueren wat er precies is gebeurd. Bovendien blijkt uit tapgesprekken dat de aangever heeft geprobeerd om de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] te beïnvloeden in wat zij zouden verklaren bij de rechter-commissaris. Dit komt de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangever niet ten goede. Gelet op alle omstandigheden kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat [verdachte] de straatroof heeft (mede) gepleegd.
16-059764-23(Inbraak)
De raadsman bepleit vrijspraak voor het ten laste gelegde feit, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. [verdachte] heeft een alternatief scenario gegeven voor zijn aanwezigheid in de woning en zijn DNA op de steen. Deze verklaring wordt ondersteund door de gegevens van de enkelband, die uitwijzen dat hij na tien uur ter plaatse was, terwijl de buurtbewoners daarvoor al geluiden hebben gehoord. Het alternatieve scenario kan daarom niet als ongeloofwaardig ter zijde worden geschoven, waardoor vrijspraak dient te volgen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
16-316424-20(Hert)
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van het aan hem onder
feit 1en
feit 2ten laste gelegde, namelijk de diefstal met geweld en de afpersing. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Op 17 juni 2020 heeft aangever [benadeelde 6] aangifte gedaan van beroving van € 2.350 met geweld, gepleegd op 16 juni 2020 door twee jongens. Aangever had van een vriend begrepen dat één van deze jongens de bijnaam ‘ [bijnaam] ’ zou hebben. De ander had hij die avond al in snackbar [snackbar] had ontmoet. De beroving zou hebben plaatsgevonden toen aangever met vrienden lachgas aan het gebruiken was in een parkje.
De jongens met wie aangever op 16 juni 2020 in het parkje was, zijn door de politie en/of de rechter-commissaris gehoord. Voor zover zij iets hebben willen verklaren, verklaren zij niets van de beroving te hebben gezien. Op 9 oktober 2020 wordt aangever nogmaals door de politie gehoord. Als aangever wordt geconfronteerd met screenshots van de camerabeelden van snackbar [snackbar] van de avond voor de beroving waarop [A] te zien is, komt aangever terug op zijn eerdere verklaring dat hij is beroofd door de jongen die hij in [snackbar] had ontmoet, wel herkent hij dan [verdachte] op een foto als een van de daders. De kleding van aangever is op DNA onderzocht. Op de linker broekzak wordt een DNA-mengprofiel gevonden met veel DNA van aangever en weinig DNA van [verdachte] en minimaal twee andere onbekende personen.
Ter zitting heeft [verdachte] verklaard dat hij wel eens ‘ [bijnaam] ’ wordt genoemd, dat hij die bewuste avond met aangever en zijn vrienden lachgas heeft gebruikt in het parkje, maar hij ontkent dat hij aangever heeft beroofd.
De rechtbank heeft op basis van het dossier wel de overtuiging dat er zich die avond iets heeft afgespeeld en dat [verdachte] daarbij in de buurt was. Wat er echter precies is gebeurd en welke rol [verdachte] daarbij heeft gespeeld, is onvoldoende komen vast te staan.
Aangever heeft in een tapgesprek tegen een getuige over een gesprek met andere getuige gezegd: “I
k heb tegen [naam] gezegd, zeg gewoon hoe ik het jullie paar maanden geleden heb uitgelegd. Druk op die man, of die snitch, je weet toch. Druk die shit op die man en voor de rest, je hoeft niks erbij te lullen.” Uit met name dit tapgesprek lijkt naar voren te komen dat aangever heeft geprobeerd om getuigen te beïnvloeden en rijst de vraag of hij wel volledige openheid van zaken heeft gegeven.
Het van [verdachte] aangetroffen DNA-spoor duidt niet zonder meer op zijn daderschap. Er is immers ook DNA aangetroffen van meerdere onbekend gebleven personen en het is mogelijk dat aangever en [verdachte] bij hun ontmoeting contact hebben gehad en het DNA op die manier op de kleding van aangever terecht is gekomen.
Gelet op al deze omstandigheden heeft de rechtbank niet de overtuiging gekregen dat [verdachte] deze straatroof heeft gepleegd en spreekt hem hiervan vrij.
Veroordelingen
Voor de leesbaarheid van dit vonnis zijn de bewijsmiddelen opgenomen in bijlage II.
16-161200-21(Luther)
De brandstichting en het overlijden van twee personen
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op vrijdagnacht 28 mei 2021 is een brand gesticht bij de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Op dat moment lagen de twee bewoners ( [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ) boven te slapen. Op de camerabeelden van [adres] is te zien hoe de dader om 04:33:13 uur naar de voordeur van de woning loopt, daar met een flesje met vloeibare stof (blijkt later motorbenzine) in de brievenbus en op de grond spuit en voorover bukt. Hierna volgt een flits en zijn grote vlammen en rook bij de voordeur te zien. De dader loopt naar achter en raapt een steen op. Hij kijkt in de richting van de woning en kort hierna vallen glassplinters/scherven voor de camera naar beneden. Uit de analyse van het verloop van de brand blijkt dat de rook zich snel heeft verspreid. De open trapopgang naar de eerste etage heeft gewerkt als schoorsteen, waardoor de hete rookgassen snel konden stijgen en er lucht werd aangevoerd naar de brandhaard, via de inmiddels kapotte ruit in de voorgevel. Het vermoeden is dat de bewoners pas wakker werden toen de brand al ontwikkeld was en door de hete rookgassen hebben zij niet kunnen vluchten. Voor zover zij nog bij kennis waren, waren zij waarschijnlijk sterk gedesoriënteerd. De slachtoffers zijn uiteindelijk door de brandweer uit de slaapkamer gehaald en na reanimatie zijn ze overgebracht naar het ziekenhuis. Daar zijn beide slachtoffers overleden. Mevrouw [slachtoffer 2] is overleden door de inademing van roet en verbrandingsproducten en de heer [slachtoffer 1] is overleden door vergiftiging met koolstofmonoxide en andere brandgrassen als gevolg van inademing van brandrook. De rechtbank stelt dan ook vast dat de twee slachtoffers zijn overleden ten gevolge van de brandstichting.
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of [verdachte] betrokkenheid heeft bij deze brandstichting. De rechtbank overweegt in chronologische volgorde op basis van de bewijsmiddelen het volgende.
De herkenningen op beelden [supermarkt]
Vanaf ongeveer vier uur ’s nachts is de rode Seat Ibiza van [medeverdachte 1] te zien op de beelden van de [supermarkt] . [medeverdachte 1] herkent zijn auto op deze beelden. De rode Seat Ibiza van [medeverdachte 1] heeft als kenteken [kenteken] . Ook herkennen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zichzelf op de beelden. Over [verdachte] zijn door drie verbalisanten herkenningen opgemaakt. De rechtbank dient te beoordelen of de herkenningen van [verdachte] op de beelden en stills voldoende betrouwbaar zijn om deze voor het bewijs te gebruiken.
Met herkenningen van een persoon op beelden dient behoedzaam te worden omgegaan, vooral wanneer het bewijs tegen een verdachte (nagenoeg) uitsluitend bestaat uit dergelijke herkenningen. Als het gaat om de behoedzaamheid waarmee dergelijke herkenningen voor het bewijs worden gebezigd, speelt ook de aanwezigheid van steunbewijs een rol.
Bij de beoordeling van de betrouwbaarheid van de herkenningen spelen diverse factoren een rol, waaronder in elk geval de vraag of bewegende beelden dan wel foto’s (stills) zijn bekeken, de kwaliteit van de beelden en wat daarop van de verdachte te zien is en de wijze waarop de herkenning tot stand is gekomen, de intensiteit en de frequentie van de eerdere contacten met de verdachte en de vraag hoe recent die contacten zijn.
De herkenning van bekenden is een “holistisch” proces dat zich moeilijk laat rationaliseren. Het is niet altijd mogelijk of noodzakelijk de precieze kenmerken te omschrijven waaraan men een bekende herkent. Het enkele feit dat de kwaliteit van de camerabeelden te wensen overlaat of dat de verdachte daarop maar zeer ten dele te zien valt, behoeft niet te betekenen dat de herkenning van de verdachte onbetrouwbaar is. Wie iemand heel goed kent, heeft soms maar weinig nodig om hem of haar te herkennen. Dat betekent tegelijk dat de betrouwbaarheid van de herkenning voor een belangrijk deel is gelegen in de persoon die herkent.
Om de betrouwbaarheid van de herkenningen te kunnen beoordelen, heeft de rechtbank de hiervoor genoemde factoren meegewogen.
De rechtbank heeft de zich in het dossier bevindende camerabeelden en stills bekeken. De rechtbank acht deze, in het bijzonder de bewegende camerabeelden, voldoende duidelijk en helder om daarop een herkenning van een persoon te baseren. Dat de beelden van voldoende kwaliteit zijn, wordt naar het oordeel van de rechtbank bevestigd doordat twee verbalisanten naast [verdachte] , ook twee andere personen op de beelden herkennen, en dat deze personen tegenover de politie hebben bevestigd dat zij inderdaad op die beelden te zien zijn. De rechtbank is van oordeel dat de persoon die wordt herkend als [verdachte] , nog duidelijker in beeld komt dan de twee medeverdachten die zijn herkend. Er zijn op de beelden enige gezichtsonderscheidende kenmerken waar te nemen.
Dat het NFI concludeert dat de beelden van onvoldoende kwaliteit zijn voor het doen van een (digitaal) gezichtsvergelijkend onderzoek, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Tussen (gezichts)herkenning en vergelijking van gezichtsbeelden bestaat een belangrijk verschil. Bij herkenning kunnen meerdere aspecten een rol spelen, zoals gezichtskenmerken, maar ook het postuur, de houding, de manier van bewegen, en bijvoorbeeld kleding. Gezichtsvergelijkend onderzoek daarentegen is geen beoordeling van de betrouwbaarheid van een herkenning, maar benadert beeldmateriaal op een technische manier. Dit technische onderzoek is enkel gericht op de gezichtssegmenten. Het onderzoek zoals in de onderhavige zaken door het NFI is uitgevoerd, is derhalve een andersoortig bewijsmiddel dan een herkenning door een verbalisant. Het enkele feit dat het NFI concludeert dat de beelden van onvoldoende kwaliteit zijn voor het doen van een dergelijk gezichtsvergelijkend onderzoek, doet op zichzelf dan ook niet af aan de eventuele betrouwbaarheid van herkenningen.
De eerste herkenning (door verbalisant [verbalisant 2] ) is op 17 juni 2021 gedaan. De verbalisant heeft de bewegende beelden en screenshot 1 bekeken en herkent de jongen, die aan de rechterkant van de auto op het trottoir staat, als [verdachte] . Van deze herkenning is een aanvullend proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [verbalisant 2] op 11 november 2021. Hierin geeft de verbalisant aan dat hij [verdachte] en twee andere personen zonder enige twijfel voor de volle honderd procent herkent als de genoemde personen. Daarnaast geeft hij aan dat hij al vier jaar werkzaam is in het basisteam Gooi en Vechtstreek en in die jaren regelmatig in contact is gekomen met (onder meer) [verdachte] , tijdens diverse meldingen, gesprekken, huisbezoeken en bekeuringssituaties. Toen hij de beelden zag, herkende hij [verdachte] meteen. Hij geeft aan dat hij de jongens, onder wie dus [verdachte] , vaak heeft gezien en gesproken.
De tweede herkenning (door verbalisant [verbalisant 3] ) is op 18 juni 2021 opgesteld. De verbalisant heeft op 17 juni 2021 de bewegende beelden en screenshot 1 bekeken en herkende de jongen, die aan de rechterkant van de auto op het trottoir staat ambtshalve als [verdachte] . Van deze herkenning is ook een aanvullend proces-verbaal opgemaakt door verbalisant [verbalisant 3] op 22 december 2021. Hierin geeft de verbalisant aan dat hij de drie personen op de beelden meer dan gemiddeld kent. Hij is als verbalisant nauw betrokken in de wijk [wijk] en heeft vanuit zijn expertise en werkveld met de drie personen veelvuldig contact gehad. Hij heeft de personen gesproken in verschillende situaties, is ook vaker bij hen thuis geweest en kent hun overige familieleden.
De derde herkenning (door verbalisant [verbalisant 1] ) is op 18 juni 2021 opgesteld. De verbalisant heeft op 16 juni 2021 de bewegende beelden bekeken. Hij ziet een manspersoon (betrokkene 2) richting de personenauto komen lopen. De verbalisant beschrijft op basis van deze beelden dat betrokkene 2 een zeer sterke gelijkenis vertoont met [verdachte] . De verbalisant heeft [verdachte] op 14 december 2020 nog gehoord als verdachte in een ander onderzoek en herkent hem aan zijn postuur, de vorm van zijn gelaat en de positie en vorm van zijn wenkbrauwen.
Bij de drie herkenningen is door de verbalisanten dus uitgelegd dat en hoe goed zij [verdachte] kennen en hoe vaak zij contact met [verdachte] hebben gehad. De rechtbank hecht met name waarde aan de eerste twee herkenningen, zoals hiervoor omschreven, omdat zij het meest stellig zijn in hun herkenning en deze verbalisanten [verdachte] goed kennen.
De rechtbank begrijpt dat de camerabeelden en stills op verzoek van het onderzoeksteam door deze verbalisanten zijn bekeken en dat daarbij om de herkenning van een aantal personen is gevraagd. Uit niets blijkt dat de verbalisanten die [verdachte] hebben herkend, over voorinformatie beschikten. In deze zaak komen uit het dossier geen concrete aanknopingspunten naar voren waaruit zou blijken dat onzorgvuldig is gehandeld bij de totstandkoming van de processen-verbaal van herkenning. De herkenningen zijn in deze zaak dan ook van een andere orde dan in de zaak die voor deze rechtbank speelde en waar door de raadsman naar is verwezen (ECLI:NL:RBMNE:2020:2122). In dat geval was bij de verbalisanten kennelijk al bekend wie zij eventueel zouden kunnen herkennen. Niet is gebleken dat de herkenningen in deze zaak op een dergelijk sturende wijze tot stand zijn gekomen.
De rechtbank heeft voorts geconstateerd dat de ter terechtzitting verschenen verdachte qua uiterlijke kenmerken past bij het uiterlijk van de persoon die op de camerabeelden en stills te zien is. Dat geldt niet voor de foto waarop [verdachte] in het onderzoek Panter vals positief is herkend.
Gelet op het voorgaande heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de herkenningen en acht de rechtbank deze herkenningen, anders dan de raadsman heeft bepleit, betrouwbaar.
Dat [verdachte] eerder in onderzoek Panter vals-positief is herkend, doet niet af aan de betrouwbaarheid van deze herkenningen. Anders dan in het onderzoek Panter zijn de herkenningen in dit geval (ook) gebaseerd op bewegende beelden en niet op een enkele foto.
Ten slotte ziet de rechtbank in het dossier ondersteuning voor de juistheid van de herkenningen:
  • [verdachte] was die nacht in ieder geval rond half 4 nog niet thuis was, zoals blijkt uit de op de telefoon van zijn vader aangetroffen berichten;
  • [medeverdachte 1] heeft op de betreffende avond contact gezocht met [verdachte] , zoals blijkt uit het eerder op de avond door [medeverdachte 1] verstuurde bericht naar [verdachte] met de tekst ‘jo’;
  • [verdachte] woont vlakbij de [supermarkt] en de persoon die wordt herkend als [verdachte] rent, voordat hij in de rode Seat Ibiza van [medeverdachte 1] stapt, weg om na korte tijd weer terug te komen. In dat korte tijdsbestek is het mogelijk om van de [supermarkt] naar de woning van [verdachte] te rennen en weer terug;
  • zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 1] hebben nimmer (ook niet in de gesprekken die door de politie zijn getapt of afgeluisterd) ontkend dat het [verdachte] is op de beelden van de [supermarkt] ;
  • de jas die op de camerabeelden wordt gezien, toont sterke en opvallende gelijkenissen met de jas die in het onderzoek Hert bij [verdachte] thuis is aangetroffen;
  • [medeverdachte 1] heeft [verdachte] een paar dagen eerder ook in de nacht opgehaald, zoals blijkt uit een chatgesprek tussen halfbroers van [verdachte] .
Concluderend acht de rechtbank de drie herkenningen betrouwbaar en gebruikt deze voor het bewijs. Daarmee stelt de rechtbank vast dat [verdachte] te zien is op de beelden van de [supermarkt] als de persoon die aan de bijrijderskant instapt in de rode Seat Ibiza. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Tanken bij tankstation Total
Op basis van de camerabeelden bij de [supermarkt] stelt de rechtbank vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] om 04:18 uur in de rode Seat Ibiza van [medeverdachte 1] wegrijden van de [supermarkt] . De rode Seat Ibiza rijdt om 04:21 uur nogmaals op snelheid voorbij de [supermarkt] . Vervolgens is op de beelden van tankstation Total te zien dat een auto komt aanrijden en driekwart de rotonde neemt. Om 4:23 uur komt een persoon uit de richting van de rotonde in de richting van het tankstation gelopen. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] de persoon is op de beelden op basis van het kledingvergelijkend onderzoek en het gegeven dat met de pinpas van [medeverdachte 2] is getankt. Anders dan de raadsman van [verdachte] , acht de rechtbank het kleding vergelijkend onderzoek wel degelijk voor bewijs bruikbaar. Hoewel de deskundigen niet deskundig zijn als beeldonderzoeker, zijn zij dat wel op het vlak van het beoordelen en vergelijken van stoffen en kleding, zowel digitaal als fysiek.
Op de beelden van de Total is te zien dat [verdachte] een doorschijnend flesje en een pinpas bij zich heeft. [verdachte] staat bij pomp 2 en vult het flesje met brandstof, draait het flesje dicht en veegt het flesje af aan de mouw van zijn jas. Als hij wegloopt, veegt hij weer het flesje tweemaal aan zijn mouw af. Om 4:25 (de rechtbank begrijpt dat dit eerder kan zijn geweest op basis van het rectificatie proces-verbaal) is er weer een auto bij de rotonde te zien die stopt op de plek waar [verdachte] op dat moment loopt. De auto verdwijnt vervolgens uit beeld.
Route van de Total naar de [straat]
Op de beelden van de Alliantie is te zien dat om 4:25 uur een rode personenauto met hoge snelheid over de Larenseweg rijdt richting de Noorderweg. Ongeveer vijf minuten later, om 4:30 uur, is op de camerabeelden van de [adres] in Hilversum te zien dat een personenauto met hoge snelheid over de Kerkelandenlaan rijdt in de richting van de [straat] . Net voorbij de kruising lichten de remlichten van deze auto op. Dit is opmerkelijk, omdat de volgende afslag pas 150 meter verderop is en het ondanks de hoge snelheid niet logisch is om daar al te remmen. Op andere camerabeelden verderop is de auto vervolgens niet meer te zien. Op basis van deze omstandigheden, en de verklaring dat hij met de auto is gebracht in de buurt van de [straat] , stelt de rechtbank vast dat de auto in de richting van de [straat] is gereden en vóór de [straat] is gestopt.
[straat]
Op de beelden van de [adres] worden vanaf 4:31 uur twee personen waargenomen. [medeverdachte 2] herkent zichzelf als de persoon die erbij was en de rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen – in het bijzonder het proces-verbaal van bevindingen over de overeenkomsten tussen de beelden van [supermarkt] , tankstation Total en de brandstichting [straat] , het kledingvergelijkend onderzoek, de aanvullende rapportage van het NFO over onderzoek naar de kledingstukken en de verklaring van [medeverdachte 2] dat ze in een auto zijn gaan rijden en toen bij de [straat] zijn uitgekomen - vast dat [verdachte] de brandstichter is. [medeverdachte 2] verklaart dat hij op enig moment weer in een auto is gestapt. Op de beelden van de Tele Connect is te zien dat een rode personenauto om 4:34 uur met hoge snelheid in tegenstelde richting rijdt over de Kerkelandenlaan. Om 4:37 rijdt een rode auto de Franciscusweg in en wordt door een ANPR camera het kenteken [kenteken] geregistreerd. De rode Seat Ibiza met dit kenteken staat op naam van [medeverdachte 1] .
Conclusie
Op basis van deze omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [verdachte] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] vanaf de [supermarkt] in de rode Seat Ibiza van [medeverdachte 1] naar tankstation Total zijn gereden, dat [verdachte] daar is uitgestapt om te tanken met de pinpas van [medeverdachte 2] en dat [verdachte] vervolgens weer in deze auto is gestapt en samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is weggereden. Verder stelt de rechtbank vast dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] vervolgens rechtstreeks naar de [adres] zijn gereden. [medeverdachte 1] heeft zijn auto vóór de [straat] tot stilstand gebracht. [verdachte] en [medeverdachte 2] zijn uitgestapt en naar de [adres] gelopen. [verdachte] wilde daar ‘een grapje uithalen’, zoals blijkt uit het verhoor van [medeverdachte 2] , en heeft de brand gesticht.
De rechtbank acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en merkt [verdachte] als
plegervan de brandstichting aan. Uit het dossier blijkt onvoldoende dat sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking van [verdachte] met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] , waardoor geen sprake is van medeplegen.
Concluderend oordeelt de rechtbank dat [verdachte] zich op 28 mei 2021 schuldig heeft gemaakt aan de brandstichting bij de [adres] , ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zijn overleden.
16-059764-23(Inbraak)
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich op 6 september 2022 schuldig heeft gemaakt aan een woninginbraak. Uit de aangifte blijkt dat een laptop van de zoon van aangeefster is weggenomen en uit een proces-verbaal van onderzoek blijkt dat een steen door de ruit is gegooid. Deze steen lag in de woning. De daarop aangetroffen sporen zijn onderzocht door het NFI. Op de steen is DNA van [verdachte] aangetroffen.
[verdachte] heeft een alternatief scenario aangevoerd. Hij verklaart in het kort dat hij vanaf zijn werk onderweg naar huis was en langs het huis liep, dat hij vanaf de straat zag dat de poort open stond en dat hij wilde kijken of alles in orde was, omdat een vriend van hem daar woonde en hij wist dat die vriend op dat moment op vakantie was. [verdachte] zegt dat hij zag dat er ingebroken was, dat hij daarop eerst naar zijn eigen woonadres is gegaan, en daarna is teruggekomen omdat hij de katjes van de bewoners (die naar buiten waren gelopen) weer binnen wilde zetten en dat hij toen in het huis heen en weer heeft gewandeld. [verdachte] voert aan dat zijn DNA daarbij op de steen moet zijn terecht gekomen.
De rechtbank vindt dit alternatieve scenario ongeloofwaardig.
De zoon van aangeefster heeft tegenover de politie verklaard dat hij niet bevriend is met [verdachte] , dat hij al jaren niet of nauwelijks meer contact heeft met [verdachte] en dat hij al een jaar niet meer in de betreffende woning woont. [verdachte] heeft zich in zijn verhoor bij de politie aanvankelijk beroepen op zijn zwijgrecht. Hij is pas met dit alternatieve scenario gekomen, nadat hij kennis had genomen van het dossier. Gelet op de verklaring van de zoon van aangeefster en het tijdstip waarop verdachte dit alternatieve scenario heeft opgevoerd, kan de rechtbank zich niet onttrekken aan de indruk dat [verdachte] dit scenario op basis van de informatie die hij in het dossier heeft aangetroffen, heeft verzonnen.
[verdachte] heeft bovendien niet kunnen uitleggen waarom hij, terwijl hij op dat moment een enkelband droeg omdat zijn voorlopige hechtenis was geschorst, bij onraad niet de politie belde of zijn beweerdelijke vriend waarschuwde, maar nadat hij er nog even over heeft kunnen nadenken, het risico heeft genomen om bij de woning naar binnen te gaan, daar rond te kijken en de baksteen die in de kamer lag aan te raken. Bovendien blijkt uit de verklaring van de zoon van aangeefster dat hij en [verdachte] geen vrienden waren. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat – in tegenstelling tot het standpunt van de raadsman – de enkelbandgegevens niet ontlastend zijn. De buurtbewoners spreken over een tijdbestek van acht tot tien uur ’s avonds. Dit zou kunnen passen bij de enkelbandgegevens waaruit blijkt dat [verdachte] iets na tien uur bij de woning was. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] :
16-161200-21(Luther)
primair
op 28 mei 2021 te Hilversumopzettelijk brand heeft gesticht in een woning gelegen aan de [adres] , immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid brandbare vloeistof, te weten benzine door de brievenbus naast de voordeur naar binnen gegoten en over/naast die voordeur gegoten en vervolgens opzettelijk open vuur in aanraking gebracht met een brandbare stof ten gevolge waarvan brand is ontstaan en vervolgens een steen tegen het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft gegooid en het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft vernield, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (alle goederen in en om) die woning en levensgevaar voor in die woning en omliggende woningen aanwezige personen, te weten [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , en het feit de dood van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
16-059764-23(Inbraak)
op 6 september 2022 te Hilversum een een laptop (merk Apple) die geheel aan [benadeelde 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. [verdachte] is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. [verdachte] wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
16-161200-21(Luther)
de eendaadse samenloop van:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en,
opzettelijk brand stichten terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is en het feit iemands dood ten gevolge heeft;
16-059764-23(Inbraak)
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat jeugdstrafrecht dient te worden toegepast voor het feit van de inbraak.
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest;
- de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat indien de rechtbank [verdachte] toch veroordeelt, een onvoorwaardelijke straf dient te worden opgelegd die gelijk is aan het voorarrest met een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De onvoorwaardelijke PIJ-maatregel is een ultimum remedium en op dit moment kan ook worden volstaan met een voorwaardelijke PIJ-maatregel. [verdachte] is namelijk intrinsiek gemotiveerd om zich te laten behandelen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd
Het zwaartepunt in deze strafzaak ligt bij de brandstichting. [verdachte] heeft zich in de nacht van 28 mei 2021 schuldig gemaakt aan een brandstichting bij de woning aan de [adres] , waardoor de twee bewoners zijn overleden. [verdachte] heeft eerder die nacht benzine getankt in een sportflesje en is vervolgens met maar één doel richting de [straat] gereden, te weten brandstichting. Nadat hij eerst had verkend of de kust voor hem ‘veilig’ was, is hij richting de voordeur gelopen en heeft hij benzine in en over de brievenbus en over de grond gespoten. Hij heeft de benzine aangestoken, waardoor er brand ontstond. Door de hete rookgassen konden de bewoners niet meer vluchten en waren zij waarschijnlijk sterk gedesoriënteerd, voor zover zij nog bij kennis waren. Vast staat dat in elk geval [slachtoffer 1] nog bij kennis was, toen hij en zijn echtgenote werden overmeesterd door de hete rookgassen als gevolg van de brandstichting. Ter zitting heeft de officier van justitie de laatste woorden afgespeeld die [slachtoffer 1] heeft gesproken. [slachtoffer 1] was die nacht nog in staat om 112 te bellen om door te geven dat er brand was gesticht in zijn woning (“we worden vermoord”) en te vragen om hulp, waarna veel gehoest volgde en het uiteindelijk stil viel. Hoe verschrikkelijk deze laatste momenten voor [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moeten zijn geweest, gaat alle voorstellingsvermogen te boven. Uiteindelijk zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] door de brandweer bewusteloos uit hun slaapkamer gehaald en naar het ziekenhuis gebracht, waar zij beiden zijn overleden.
De rechtbank gaat ervan uit, mede gelet op hetgeen de deskundigen verklaren over de persoon van verdachte (zie hierna), dat verdachte bij het stichten van de brand niet heeft gewild dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zouden komen te overlijden. Dat betekent echter niet dat hij niet verantwoordelijk is voor hun overlijden. Door in de nachtelijke uren brand te stichten in een woning, waar mensen lagen te slapen, heeft [verdachte] een groot risico genomen met in dit geval verstrekkende, onomkeerbare gevolgen. De twee bewoners, een echtpaar dat nog midden in het leven stond, zijn allebei komen te overlijden. [verdachte] heeft daarmee de slachtoffers het meest fundamentele recht ontnomen waarover een mens beschikt: het recht op leven. Hij heeft brand gesticht op een plek waar de slachtoffers zich bij uitstek veilig zouden moeten kunnen voelen, namelijk bij hun woning. Zij werden in hun slaap door de brand overvallen, waardoor zij niet de kans hadden om nog aan de brand te ontsnappen. [verdachte] heeft zich niet bekommerd om de immense gevaren die zijn handelen veroorzaakten voor de slachtoffers. Aan de nabestaanden, familie [slachtoffer 2] en familie [slachtoffer 1] , is hiermee onbeschrijfelijk en onherstelbaar leed toegebracht, waarmee zij de rest van hun leven geconfronteerd zullen blijven.
Dit is ook naar voren gekomen in de slachtofferverklaringen. Zo zegt de moeder van [slachtoffer 2] : “iedere dag wakker worden met de hoop dat het een nachtmerrie is. Helaas word ik iedere dag wakker en realiseer ik me dat deze nachtmerrie de werkelijkheid is”. Zij sluit haar verklaring af met de woorden: “Woede, maar vooral verdriet. Voor altijd je kind moeten missen. Daar moeten wij als naaste familie dagelijks mee leven, voor de rest van ons leven”. Door het handelen van [verdachte] zijn twee mensen onverwachts uit het leven gerukt.
Het behoeft geen toelichting dat een feit als het onderhavige ook veel maatschappelijke onrust veroorzaakt en leidt tot toename van gevoelens van angst en onveiligheid onder de nabestaanden in het bijzonder en in de maatschappij in het algemeen.
Dit alles rekent de rechtbank [verdachte] zwaar aan, temeer nu hij op geen enkele manier verantwoordelijkheid heeft genomen voor of inzicht heeft gegeven in zijn daden.
[verdachte] heeft zich naast de brandstichting ook schuldig gemaakt aan een woninginbraak tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis. Hij droeg op dat moment zelfs een enkelband. De rechtbank rekent het [verdachte] aan dat hij tijdens de schorsing voor de brandstichting met dodelijke afloop, opnieuw een strafbaar feit heeft gepleegd. De woningbraak moet voor de slachtoffers erg vervelend zijn geweest en woninginbraken zorgen in het algemeen voor gevoelens van onveiligheid in de maatschappij.
8.3.2.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie (
strafblad) van [verdachte] van 29 maart 2023. Uit deze documentatie blijkt dat hij niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank neemt het strafblad daarom niet mee in haar overweging over de strafmaat.
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende rapportages over [verdachte] :
  • een psychiatrisch onderzoek van 5 november 2021, opgesteld door F.M.J. Bruggeman, psychiater;
  • een psychologisch onderzoek van 12 maart 2021, opgesteld door E.F. de Witt, GZ-psycholoog;
  • een aanvullende dubbele Pro Justitia rapportage, behorende bij het eerder verrichte psychiatrische en psychologisch onderzoek, van 24 februari 2023 en 15 april 2023, opgesteld door F.M.J. Bruggeman, psychiater en M. Dubbelaar, GZ-psycholoog, onder supervisie van D. van Luik, GZ-psycholoog;
  • een briefrapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 3 mei 2023, opgesteld door mevrouw K. Jansen, raadsonderzoeker.
Zowel de psychiater als de psychologen beschrijven in hun rapporten dat bij [verdachte] sprake is van een licht verstandelijke beperking, een normoverschrijdende gedragsstoornis aandachtstekortstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Deze stoornissen waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde, waardoor het strafbare feit in verminderde mate aan [verdachte] dient te worden toegerekend.
De rechtbank is van oordeel dat de conclusies van de psychiater en de psycholoog over de mate van toerekening voldoende worden gedragen door een deugdelijke en inzichtelijk gemotiveerde onderbouwing. De rechtbank neemt deze conclusies dan ook over en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat de rechtbank de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan [verdachte] toerekent.
De psycholoog adviseert in de aanvullende rapportage van 24 februari 2023 om ook in de zaak van de woninginbraak op [verdachte] het jeugdstrafrecht toe te passen. Er blijken voldoende indicaties te zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht op het gebied van handelingsvaardigheden: [verdachte] functioneert op licht verstandelijk beperkt niveau, hij kan risico’s van eigen handelen nauwelijks overzien, hij kan zijn eigen gedrag nauwelijks organiseren, handelt zonder nadenken (impulsiviteit) en komt enigszins jonger over in contact dan leeftijdsgenoten. [verdachte] blijkt tevens nog gevoelig voor pedagogische beïnvloeding: een pedagogische aanpak is gezien zijn handelingsvaardigheden en ontwikkelingsniveau noodzakelijk en mogelijk. Gelet op dit advies past de rechtbank in de zaak van de woninginbraak het jeugdstrafrecht toe.
8.3.3.
De PIJ-maatregel
Uit het rapport van de psychiater komt naar voren dat [verdachte] redeneert en acteert vanuit een sterk ik-gerichte behoeftebevrediging waarbij anderen worden ingezet voor gratificatie van eigen behoeften. [verdachte] kent weinig invoelend vermogen, geen empathie en zijn gewetensfuncties zijn beperkt ontwikkeld. Deze gedragingen maken dat de persoonlijkheidsontwikkeling in ernstige mate bedreigd wordt en dat een ontwikkeling van een persoonlijkheidsstoornis op volwassen leeftijd niet is uitgesloten. Hoewel gelet op de jonge leeftijd van [verdachte] terughoudend dient te worden omgegaan met het vaststellen van een persoonlijkheidsstoornis, springen de narcistische en antisociale gedragingen in het oog. [verdachte] functioneert daarnaast op een lichtverstandelijk niveau, waarbij hij gemakkelijk overvraagd en overschat kan worden mede door zijn ‘streetwise’ optreden. Concluderend zijn bij [verdachte] op verschillende niveaus forse problemen aanwezig, waarbij de complexiteit en de co-morbiditeit van de verschillende aandoeningen in relatie tot de verstoorde persoonlijkheidsontwikkeling zorgen baart.
Door de psychiater en de psycholoog wordt het recidiverisico, zonder interventie, dan ook ingeschat als hoog. Zowel de psycholoog als de psychiater adviseren aan de rechtbank om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel aan [verdachte] op te leggen. De problematiek van [verdachte] is zodanig complex en de toename van de ernst van de strafbare feiten is van dien aard dat klinische behandeling binnen een PIJ-maatregel de meeste handvatten biedt om [verdachte] te behandelen en het recidiverisico te verminderen. In de rapporten wordt aangegeven dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel onvoldoende is. Zo geeft de psychiater aan dat de normoverschrijdende gedragsstoornis in combinatie met de impulsiviteit, zijn licht verstandelijke beperking, het cannabisgebruik en het feit dat betrokkene in het recente verleden voorwaarden heeft overtreden, maken dat een ambulant behandelkader binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel niet afdoende zal zijn om de problematiek te behandelen en het recidiverisico af te wenden. Ook een klinische behandeling binnen een orthopsychiatrische setting binnen een voorwaardelijke PIJ-maatregel wordt als onvoldoende gezien, vanwege de ernstige normoverschrijdingen, de beperkte gewetensfuncties en het beperkte reflectief vermogen van [verdachte] .
In het aanvullende onderzoek uit 2023 wordt de inhoud uit de eerdere rapporten en adviezen gehandhaafd. Om de ontwikkeling van betrokkene te beïnvloeden is intensieve, intramurale behandeling nodig die binnen de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel geboden kan worden.
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert de rechtbank om een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en ook een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Ter terechtzitting van 9 mei 2023 heeft de Raad voor de Kinderbescherming benadrukt dat zij geen enkel vertrouwen heeft in een voorwaardelijke PIJ, aangezien [verdachte] eerder in het strengste schorsingskader weer de fout is ingegaan. De Raad voor de Kinderbescherming maakt zich bij een bewezenverklaring grote zorgen over [verdachte] , gezien zijn proceshouding en het feit dat hij geen enkel berouw en geen enkele emotie toont bij de bespreking van de feiten.
De rechtbank overweegt over de oplegging van de PIJ-maatregel als volgt. Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht zijn vermeld. Er was bij [verdachte] ten tijde van de brandstichting (en woninginbraak) sprake van een ziekelijke stoornis, te weten een licht verstandelijke beperking, een normoverschrijdende gedragsstoornis, een aandachtstekortstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Daarbij komt dat [verdachte] , hoewel op dit moment een persoonlijkheidsstoornis vanwege zijn jonge leeftijd (nog) niet kan worden vastgesteld, wel narcistisch en antisociaal gedrag laat zien. Voorts is de bewezen verklaarde brandstichting een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en dat gericht is tegen, dan wel gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Ook acht de rechtbank de PIJ-maatregel noodzakelijk voor de veiligheid van andere personen of goederen. Uit de rapportages van de deskundigen blijkt dat als [verdachte] niet behandeld wordt en er geen zicht komt op de oorzaak van zijn daden, het recidiverisico als hoog wordt ingeschat. Ten slotte moet de PIJ-maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van [verdachte] zijn. De deskundigen hebben gerapporteerd dat de PIJ-maatregel [verdachte] de beste intensieve intramurale behandeling kan bieden en de rechtbank sluit zich daarbij aan. De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel onvoorwaardelijk zal worden opgelegd, gelet op hierboven beschreven bevindingen van de deskundigen over waarom een ambulant kader onvoldoende is om het recidiverisico te beperken.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
In het geval dat [verdachte] na afloop van die maximale termijn van zeven jaar en na terugplaatsing niet uitbehandeld is, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de PIJ-maatregel in TBS eist, voorziet het bepaalde in artikel 6:6:32 en 6:6:33 van het Wetboek van Strafvordering in die mogelijkheid.
8.3.4.
Jeugddetentie
Naar het oordeel van de rechtbank kan op het handelen van [verdachte] niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie, naast de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Over de vraag hoe hoog die straf moet zijn, overweegt de rechtbank als volgt.
Brandstichting behoort tot één van de ernstigste misdrijven die het Wetboek van Strafrecht kent, omdat als gevolg van dit delict onbeheersbare, zeer gevaarzettende situaties voor personen of goederen kunnen ontstaan. Dit is ook gebleken bij [adres] . De rechtbank heeft bewezen verklaard dat bij de brandstichting bij de woning aan het [adres] mevrouw [slachtoffer 2] en de heer [slachtoffer 1] zijn overleden. De maximumstraf voor volwassenen bij brandstichting, de dood ten gevolge hebbend, betreft een levenslange gevangenisstraf of een tijdelijke gevangenisstraf voor de duur van dertig jaren. Uit deze maximum straffen blijkt het gewicht dat de wetgever hecht aan de omstandigheid dat door de brandstichting iemand is komen te overlijden. Dat gevolg laat de rechtbank dan ook zwaar meewegen bij de strafoplegging, ook al was het handelen van [verdachte] daar niet op gericht.
Bij het bepalen van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank acht het daarnaast ook van belang dat [verdachte] zo snel mogelijk aan zijn behandeling in het kader van de PIJ-maatregel kan beginnen en het is onwenselijk als hij eerst nog een lange periode van reguliere jeugddetentie moet ondergaan.
Alles afwegende acht de rechtbank, naast een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, een jeugddetentie voor de duur van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.

9.BESLAG

9.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de aanstekers verbeurd dienen te worden verklaard en dat de overige goederen kunnen worden teruggeven.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het standpunt van de officier van justitie.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
16-161200-21(Luther)
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan [verdachte] van de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
  • 19 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_693352);
  • 20 1 STK Administratie (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_675119);
  • 21 1 STK Administratie (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_675118);
  • 22 1 STK Datadrager (Omschrijving: PL0900_MD1R021031_678694);
  • 23 1 STK Lamp (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_678796);
  • 24 1 STK Datadrager (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_678795);
  • 1 PR Schoenen G2845185;
  • 2 1 STK Broek G2845207;
  • 3 1 STK Pet G2845211;
  • 4 1 STK Kleding G2845217;
  • 8 1 STK Pet G2845240;
  • 9 1 STK Pet G2845245;
  • 10 1 STK Broek G2855132;
  • 11 1 STK Pet G2855136;
  • 12 1 STK Broek G2855139;
  • 13 1 STK Broek G2855144;
  • 14 1 PR Schoenen G2855150;
  • 15 1 PR Schoenen G2855153;
  • 16 1 PR Schoenen G2855156;
  • 17 1 PR Schoenen G2855157;
  • 18 1 PR Schoenen G2855158;
  • (5) 1 STK Aansteker G2845221;
  • (6) 1 STK Aansteker G2845225;
  • (7) 1 STK Aansteker G2845234.
Deze beslissing is grotendeels in lijn met de vordering van de officier van justitie. De rechtbank kom niet toe aan verbeurdverklaring van de aanstekers, nu niet kan worden vastgesteld dat deze aanstekers zijn gebruikt bij de bewezenverklaarde brandstichting.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1 16-161200-21 (
Luther)
De vorderingen
[benadeelde 1] (moeder van overledene [slachtoffer 2] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
[benadeelde 2] (vader van overledene [slachtoffer 2] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
[benadeelde 5] (zus van overledene [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 30.716,39. Dit bedrag bestaat uit € 716,39 materiële schade en € 30.000 immateriële schade (shockschade), ten gevolge van het aan [verdachte] ten laste gelegde feit.
[benadeelde 3] (vader van overledene [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
[benadeelde 4] (moeder van overledene [slachtoffer 1] ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle vorderingen van de benadeelde partijen (hoofdelijk) dienen te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en vermeerderd met de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat de vorderingen dienen te worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk te verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
De raadsman stelt zich subsidiair op het standpunt dat de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3] niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, wegens de complexiteit van hun vorderingen en dat deze daardoor een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. Door de raadsman wordt betwist dat sprake was van een nauwe relatie tussen de benadeelde partijen en de slachtoffers, aangezien zij al enkele jaren geen contact meer hadden. Hier dienen de benadeelde partijen eventueel over te worden ondervraagd en daarvoor is geen ruimte in deze strafrechtelijke behandeling. Meer subsidiair verzoekt de raadsman de vorderingen te matigen.
Wat betreft de vordering van benadeelde partij [benadeelde 8] stelt de raadsman zich subsidiair op het standpunt dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens onevenredige belasting van het strafgeding. Meer subsidiair stelt de raadsman zich op het standpunt dat niet is voldaan aan de vereisten voor shockschade, wegens het ontbreken van een nauwe relatie tussen zus en de overledene. Dit blijkt vooral uit de verklaring van de zus zelf. Daarnaast ontbreekt het vereiste ziektebeeld..
Het oordeel van de rechtbank
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3]
De benadeelde partijen hebben immateriële schade (affectieschade) gevorderd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partijen rechtstreeks immateriële schade, te weten affectieschade, hebben geleden door het bewezen verklaarde feit. De raadsman heeft de nauwe relatie tussen de benadeelde partijen en de overleden slachtoffers betwist. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Op 1 januari 2019 is de Wet affectieschade en verplaatste schade in werking getreden. Op grond van deze wet is het voor naasten van slachtoffers met ernstig en blijvend letsel en nabestaanden van overleden slachtoffers mogelijk om vergoeding van immateriële schade in de vorm van affectieschade te vorderen. Het letsel of overlijden van het slachtoffer moet dan het gevolg zijn van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is. Deze vergoeding heeft een symbolisch karakter, omdat met geen mogelijkheid volledige compensatie gegeven kan worden voor het verdriet van de naasten.
De kring van gerechtigden die zonder meer aanspraak kunnen maken op vergoeding van affectieschade is in het Besluit vergoeding affectieschade uitdrukkelijk beperkt tot (pleeg/stief)ouders en (pleeg/stief)kinderen, echtgenoten en geregistreerd partners. Voor de toekenning van affectieschade gelden de bedragen genoemd in het Besluit vergoeding affectieschade. In beginsel is de rechter aan die bedragen gebonden, behoudens de gevallen waarin de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid of gronden tot matiging daaraan in de weg staan.
Tot slot heeft de wetgever rekening gehouden met de mogelijkheid dat iemand naar de letter van de wet aanspraak heeft op vergoeding van affectieschade, maar dat diens relatie met het slachtoffer vóór diens dood feitelijk zodanig is veranderd, dat toekenning van affectieschadevergoeding aan die persoon zou wringen. In zo’n geval kan de rechter met een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid, die toekenning van affectieschadevergoeding onaanvaardbaar zouden maken, de vordering afwijzen.
De rechtbank stelt dat de benadeelde partijen, zijnde de ouders van de twee overleden slachtoffers, tot de kring van gerechtigden behoren. De benadeelde partijen hebben bij hun vorderingen aansluiting gezocht bij het in het Besluit vergoeding affectieschade vermeld bedrag.
De rechtbank ziet geen reden om over te gaan tot niet-ontvankelijkverklaring of matiging van het gevorderde schadebedrag. Dat de feitelijke relatie tussen de ouders en de overleden slachtoffers in de laatste jaren voor het overlijden bestond uit weinig tot geen contact, doet niet af aan de (bloed)band die tussen hen bestond en deze enkele omstandigheid maakt niet dat toekenning van een vergoeding van affectieschade in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank merkt daarbij op dat het door het overlijden van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ook niet meer mogelijk is de band tussen hen beiden en de familie te herstellen.
De rechtbank zal de gevorderde € 17.500,00 aan affectieschade door de vier benadeelde partijen [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 4] en [benadeelde 3] daarom hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals hierna in de beslissing wordt weergegeven. Aangezien bij [verdachte] het jeugdstrafrecht van toepassing is, wordt
geengijzeling opgelegd.
De vordering van benadeelde partij [benadeelde 5]
De benadeelde partij (zus van overledene) heeft shockschade gevorderd. De raadsman heeft gesteld dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor shockschade en dat de nauwe relatie ontbreekt. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
De Hoge Raad heeft zijn lijn voor de beoordeling van shockschade aangepast in zijn arrest van 28 juni 2022 (zie HR 28 juni 2022, r.o. 3.4 t/m 3.7, ECLI:NL:HR:2022:958). De Hoge Raad overweegt in dit arrest dat iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt, – afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan, plaatsvinden – ook onrechtmatig kan handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweeg brengt. Het recht op vergoeding van schade is beperkt tot de schade die volgt uit door die laatste onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel.
Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid jegens degene bij wie een hevige emotionele schok is teweeggebracht als hiervoor bedoeld (hierna: het secundaire slachtoffer) zijn onder meer:
(i) de aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad,
(ii) de wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan en
(iii) de aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer.
Aan de hand van onder meer deze gezichtspunten moet de rechter van geval tot geval beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid. Hierbij geldt dat niet op voorhand aan een van deze gezichtspunten doorslaggevende betekenis toekomt. Als een van deze gezichtspunten geen duidelijke indicatie voor het aannemen van onrechtmatigheid geeft, kan onrechtmatigheid desondanks worden aangenomen als de omstandigheden daarvoor, bezien vanuit de overige gezichtspunten, voldoende zwaarwegend zijn.
Ten aanzien van de aanspraak op shockschade door de benadeelde partij [benadeelde 8] , overweegt de rechtbank dat door de benadeelde partij is gesteld dat zij direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het strafbare feit. De confrontatie met haar broer onder het roet aan de slangen in het ziekenhuis, zijn stuiptrekkende lichaam, de schokkende kreten uit zijn keel en uiteindelijk de dood maakt dat de benadeelde partij ernstig is geshockt. Ze ervaart veel psychische beperkingen en er is PTSS gediagnosticeerd. Het slachtoffer is hiervoor behandeld door een psycholoog. De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake is van geestelijk letsel en oordeelt dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden door het bewezen verklaarde feit, ter grootte van het gevorderde bedrag. Ook is er sprake van een nauwe relatie. Het gaat hier immers om een broer-zus relatie.
Dat de feitelijke relatie tussen de zus en het overleden slachtoffer in de laatste jaren voor het overlijden bestond uit weinig tot geen contact, doet daar gelet op hun (bloed)band niet aan af.
De rechtbank wijst het gevorderde bedrag van € 30.716,39 hoofdelijk toe, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel zoals hierna in de beslissing wordt weergegeven.
10.2 16-316424-20 (
Hert)
De vordering
[benadeelde 6] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2400,- aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 6] dient te worden toegewezen, met oplegging van de wettelijke rente en vermeerderd met de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens de bepleitte vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 6] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, omdat [verdachte] van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt.
10.3 16-059764-23 (
Inbraak)
De vordering
[benadeelde 7] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.732,30 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Uit de vordering blijkt dat een deel van de gemaakte kosten reeds zijn vergoed door de verzekering en onduidelijk blijkt hoe bepaalde kosten zich verhouden tot het strafbare feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, wegens de bepleitte vrijspraak.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd. In de vordering worden posten opgevoerd die op geen enkele manier te herleiden zijn naar het dossier. Bovendien wordt in de vordering vermeld dat een bepaald deel van de vordering reeds door de verzekering is vergoed, maar onduidelijk blijft welk deel dit betreft. Daarnaast is niet onderbouwd of rekening is gehouden met afschrijving bij de vaststelling van de gevorderde bedragen. Gelet op deze omstandigheden kan de rechtbank niet vaststellen welke schade de benadeelde partij ten gevolge van de inbraak heeft geleden. Een nadere onderbouwing vergt een onevenredige belasting van het strafproces. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 55, 63, 77a, 77c, 77g, 77i, 77s, 77gg, 157, 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
16-316424-20(Hert): spreekt verdachte vrij van het onder
feit 1en
feit 2ten laste gelegde;
Bewezenverklaring
  • 16-161200-21(Luther): verklaart het
    primairten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • 16-059764-23(Inbraak): verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • legt aan verdachte op de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Beslag16-161200-21(Luther):
- gelast de
teruggaveaan verdachte van de volgende voorwerpen:
 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_693352);
 1 STK Administratie (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_675119);
 1 STK Administratie (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_675118);
 1 STK Datadrager (Omschrijving: PL0900_MD1R021031_678694);
 1 STK Lamp (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_678796);
 1 STK Datadrager (Omschrijving: PL0900-MD1R021031_678795);
 1 PR Schoenen G2845185;
 1 STK Broek G2845207;
 1 STK Pet G2845211;
 1 STK Kleding G2845217;
 1 STK Pet G2845240;
 1 STK Pet G2845245;
 1 STK Broek G2855132;
 1 STK Pet G2855136;
 1 STK Broek G2855139;
 1 STK Broek G2855144;
 1 PR Schoenen G2855150;
 1 PR Schoenen G2855153;
 1 PR Schoenen G2855156;
 1 PR Schoenen G2855157;
 1 PR Schoenen G2855158;
 (5) 1 STK Aansteker G2845221;
 (6) 1 STK Aansteker G2845225;
 (7) 1 STK Aansteker G2845234;
Benadeelde partijen
16-161200-21(Luther)
Benadeelde partij [benadeelde 1]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 17.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling wordt
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 2]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 17.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 2] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling wordt
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 3]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 17.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 3] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling wordt
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 4]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 17.500,-;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 4] aan de Staat € 17.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling wordt
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [benadeelde 5]
  • wijst de vordering toe tot een bedrag van € 30.716,39;
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [benadeelde 5] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van de algehele voldoening;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [benadeelde 5] aan de Staat € 30.716,39 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 mei 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling zal gijzeling worden toegepast voor de duur van 188 dagen, waarbij het toepassen van de gijzeling de verdachte niet ontslaat van zijn betalingsverplichting aan de Staat;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
16-316424-20(Hert)
Benadeelde partij [benadeelde 6]
  • verklaart [benadeelde 6] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
16-059764-23(Inbraak)
Benadeelde partij [benadeelde 7]
  • verklaart [benadeelde 7] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder zijn of haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Schnitzler, voorzitter en kinderrechter, mr. S.M. Schothorst en mr. I.G.C. Bij de Vaate, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Visser, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juni 2023.
Bijlage I: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat:
16-161200-21(Luther)
primair
hij op of omstreeks 28 mei 2021 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid brandbare vloeistof, te weten benzine, althans een brandbare vloeistof, door de brievenbus van/naast de voordeur naar binnen gegoten en/of over/naast die voordeur gegoten en/of (vervolgens) die brandbare vloeistof met een aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of (vervolgens) een steen, althans een voorwerp, tegen het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft gegooid en/of het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft vernield, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (alle goederen in en om) die woning en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in die woning en omliggende woningen/gebouwen aanwezige personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was en het feit de dood van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
(art. 45 jo art. 47 jo artikel 157 sub 1 en sub 2 WvSr)
subsidiair
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer (onbekend gebleven) andere(n) op of omstreeks 28 mei 2021 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in een woning (gelegen aan de [adres] ), immers heeft/hebben [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of een of meer (van die) andere(n) toen aldaar opzettelijk een hoeveelheid brandbare vloeistof, te weten benzine, althans een brandbare vloeistof, door de brievenbus van/naast de voordeur naar binnen gegoten en/of over/naast die voordeur gegoten en/of (vervolgens) die brandbare vloeistof met een aansteker aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met (een) brandbare stof(fen),
ten gevolge waarvan brand is ontstaan en/of (vervolgens) een steen, althans een voorwerp, tegen het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft gegooid en/of het (slaapkamer)raam van voornoemde woning heeft vernield, terwijl daarvan gemeen gevaar voor (alle goederen in en om) die woning en/of aangrenzende gebouwen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor in die woning en omliggende woningen/gebouwen aanwezige personen, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] , in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen te duchten was en het feit de dood van voornoemde [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 28 mei 2021 opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of toen daar opzettelijk
behulpzaam is geweest door
- in de auto (als bijrijder) naar een tankstation te gaan en/of
- aldaar benzine aan te schaffen en/of op te halen en/of te verkrijgen en/of
- de verkregen/aangeschafte benzine te verstrekken aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1]
en/of een of meer (onbekend gebleven) andere(n).
(art. 48 jo art. 157 sub 1 en sub 2 WvSr)
16-316424-20(Hert)
feit 1hij op of omstreeks 16 juni 2020 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een geldbedrag ter hoogte van 2350 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [benadeelde 6] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [benadeelde 6] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- voornoemde [benadeelde 6] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of op het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [benadeelde 6] in een houdgreep te houden en/of vast te pakken en/of
- voornoemde [benadeelde 6] bij de keel te pakken en/of de keel dicht te knijpen en/of
- daarbij de volgende woorden te bezigen: "ik ga je vermoorden";
(Artikel art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
feit 2hij op of omstreeks 16 juni 2020 te Hilversum, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag ter hoogte van 2350 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 6] in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) door
- voornoemde [benadeelde 6] meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of op het lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [benadeelde 6] in een houdgreep te houden en/of vast te pakken en/of
- voornoemde [benadeelde 6] bij de keel te pakken en/of de keel dicht te knijpen en/of
- daarbij de volgende woorden te bezigen: "ik ga je vermoorden".
(Artikel art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
16-059764-23(Inbraak)
hij op of omstreeks 6 september 2022 te Hilversum, in elk geval in Nederland,
een laptop (merk Apple) en/of een of meerdere andere goed(eren), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 9] en/of [benadeelde 7] , in elk geval aan
een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik
heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
Bijlage II: de bewijsmiddelen
16-161200-21(Luther) [1]
De brand en het overlijden van de twee slachtoffers
1. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten ter plaatse blijkt onder meer het volgende:
Op vrijdag 28 mei 2021, omstreeks 04.37 uur kregen wij de melding om met spoed te gaan naar de [adres] te [woonplaats] . Daar zou een woningbrand gaande zijn.
TER PLAATSE:
Op eerdergenoemde dag, datum en omstreeks 04.39 uur, waren wij ter plaatse op bovengenoemde locatie. Wij zagen dat de woning al compleet onder rook stond en dat de rook uit de gehele woning kwam.
Tevens zagen wij dat er veel vlammen zichtbaar waren in de gang van de woning.
Ik zag dat ook de achterzijde van de woning van boven tot beneden onder de rook stond en dat dit via diverse kozijnen naar buiten kwam. [2]
REANIMATIE SLACHTOFFERS:
Op eerdergenoemde dag, datum en omstreeks 04.59 uur, werd het eerste slachtoffer door de brandweer uit de woning gehaald en overgedragen aan het eerste ambulance team. Ik, [verbalisant 4] , zag dat dit slachtoffer een vrouw betrof. Ik zag dat haar lichaam zwart geblakerd was en dat zij reanimatie behoeftig was. Ik, [verbalisant 4] , ben hierop direct de reanimatie gestart.
Ik, [verbalisant 5] , zag dat niet veel later het tweede slachtoffer door de brandweer naar buiten werd gehaald. Ik zag dat dit een man betrof. Ik zag dat het lichaam zwart geblakerd was. Ik zag dat ook dit slachtoffer reanimatie behoeftig was. Ik, [verbalisant 5] ben hierop direct. de reanimatie gestart. Wij Verbalisanten, hebben lange tijd gereanimeerd en geassisteerd bij diverse medische handelingen op verzoek van het ambulance personeel tot dat de slachtoffers werden overgebracht naar het AMC te Amsterdam. [3]
2. Uit het proces-verbaal van bevindingen over het logboek van de plaats-delict blijkt onder meer het volgende:
Bevelvoerder eerste brandweereenheid: [bevelvoerder] , meldde tijdens het incident dat:
- er brand achter de voordeur was;
- een kledingrek achter de voordeur stond en de voordeur daardoor niet open kon;
- twee slachtoffers aan de voorzijde van de woning op de eerste verdieping lagen:
- de vrouw op bed lag;
- de man onder het raam op de grond lag, naast het bed.
Via GBA en de foto's uit het rijbewijsregister heb ik, [verbalisant 6] , beide slachtoffers herkend als de beide ingeschreven bewoners van de [adres] , te weten:
- [slachtoffer 2] , geboren op [1972]
- [slachtoffer 1] , geboren op [1972] [4]
3. Uit het Forensisch pathologisch onderzoek van overledene [slachtoffer 2] blijkt onder meer het volgende:
De opgetreden hersenschade, de infauste prognose en het uiteindelijk overlijden na staken van de behandeling van [slachtoffer 2] , 48 jaren oud geworden,
wordt verklaard door inademing van roet en verbrandingsproducten. [5]
4. Uit het Forensisch pathologisch onderzoek van overledene [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Het ontstaan van een reanimatiebehoeftige toestand en het uiteindelijke overlijden van [slachtoffer 1] , 49 jaren oud, kan (mede op basis van de verkregen medische
informatie) worden verklaard door vergiftiging door koolstofmonoxid en/of andere brandgassen als gevolg van inademing van brandrook. Een andere doodsoorzaak is
niet gebleken. [6]
5. Uit het proces-verbaal van forensisch onderzoek in en bij de woning [adres] blijkt onder meer het volgende:
Résume brandbeeld
Het aangetroffen brandbeeld in de woning toonde aan dat:
- er slechts één (1) brandhaard was: op de vloer, direct achter de voordeur.
- alle vertrekken van de woning (behalve de zolder) behoorlijke schade hadden door hete rookgassen.
- alle brand indicatoren wezen op een stroming van hete rookgassen vanuit de hal (brandhaard). [7]
Analyse brandverloop
Gezien onze bevindingen achtten wij het navolgende de kennelijke brandverloop:
-De dader (s) hebben een ontbrandbare vloeistof door de brievenbus de woning in gebracht en deels buiten over de vloermatten uitgeschonken.
- Dit is vervolgens aangestoken
- Hierdoor is de brand in de woning gestart, maar ook is er een kleine brand geweest voor de brievenbus en op de vloer aan de buitenzijde.
- De buitenbrand is gezien de beperkte schade niet gaan uitbreiden.
- Achter de brievenbus hing een gordijn en kort daarachter was tegen de muur een kapstok gesitueerd met diverse kledingstukken waaronder motorjassen
- Het gordijn en de kledingstukken zijn vervolgens gaan branden. Hierdoor ontstond [8]
snel een grote hoeveelheid hete rookgassen
- de brand kreeg via de inmiddels kapotte ruiten verse lucht, cq zuustof toevoer.
- De hete rookgassen hebben zicht verspreid over de kamers op de begane grond en de eerste verdieping, alwaar de bewoners lagen te slapen.
- De open trapopgang naar de eerste etage heeft gewerkt als schoorsteen effect, waardoor de hete rookgassen snel konden stijgen en er lucht werd aangevoerd naar de brandhaard, via de vernielde ruit(en) in de voorgevel.
- De slapende bewoners werden kennelijk pas wakker toen de brand al verder ontwikkeld was.
- Gezien de roet aftekening op de wanden was er een zeer laag hangende, laag van hete rookgassen en hadden de bewoners al langere tijd rookgassen ingeademd (vermoedelijke koolstofmonoxide vergiftiging)
- Door de hete rookgassen en vuur beneden aan de trap konden de bewoners niet vluchten en waren zij waarschijnlijk sterk gedesoriënteerd als zij nog bij kennis waren.
Gevaarzetting
Gezien onze bevindingen, alsmede de camera beelden is hier sprake van brandstichting. Door de brand is er ernstige schade ontstaan aan de woning en de bezittingen van de bewoners
.De aangetroffen bewoners werden reanimatie behoeftig aangetroffen, ten gevolge van de brand. De bewoners zijn kort hierop overleden in het ziekenhuis. De voorlopige sectie bevinden bevestigen dat de bewoners kennelijk zijn overleden door de gevolgen van de brand; verwikkeling van het inademen van (hete) rookgassen, roet en verbrandingsproducten (zoals koolstofmonoxide) . Zodoende achtten wij dat hier sprake is van opzettelijke brandstichting waarbij levensgevaar voor anderen te duchten was en waarbij ten gevolge van de brand twee personen zijn overleden.
De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld:
AAMZ4657NL: Brandrest, brandmonster, buiten voor de brievenbus [9] AAMZ4658NL: brandrest, brandmonster, binnen, op de vloer onder de brievenbus [10]
6. Uit de verkorte rapportage over onderzoek naar de brandbare vloeistoffen blijkt onder meer het volgende:
Tabel 2 Conclusie onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen
AAMZ4657NL In het monster zijn vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine.
AAMZ4658NL In het monster zijn. vluchtige stoffen aangetoond die afkomstig zijn van motorbenzine
. [11]
Camerabeelden [straat]
7. Uit het proces-verbaal over het uitkijken van de camerabeelden van [adres] blijkt onder meer het volgende:
De camera's blijken te zijn voorzien van een zogenaamde infrarood nachtmodus, waardoor de beelden bij duister qua kleuren anders worden weergegeven dan bij daglicht, namelijk in grijstinten, hierdoor zijn de daadwerkelijke kleuren bij duister moeilijk te duiden.
Camera 1: Deze camera had zicht op het toegangspad in de voortuin van de woning, waarbij ook een deel van de openbare weg zichtbaar was. [12]
Camera 2: Deze camera had zicht op de voordeur van de woning.
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de datum tijdinstelling van camera 1 en 2 afwijkt van de daadwerkelijke datum tijd, namelijk met 15 seconden vooruitlopend op de daadwerkelijke tijd. [13]
Bijzonderheden voorbijganger-01
Op de beelden van camera 1 van vrijdag 28 mei 2021 om 04:31:53 uur, zie ik een persoon (voorbijganger-01), van rechts naar links voor de woning over het trottoir langslopen. Ik zie dat deze voorbijganger-01 sneaker-achtige schoenen draagt waarvan de zoolrand qua kleurtint lichter is dan de bovenzijde van de schoenen.
Ik zie dat de broek qua kleurtint lichter is dan de bovenzijde van de schoenen.Voorbijganger-01 is relatief kort in beeld en verdwijnt om 04:31:55 uur links uit het beeld van de camera. (zie screenshot 5).
Bijzonderheden voorbijganger-02
Op de camerabeelden van vrijdag 28 mei 2021 om 04:31:57 uur, zie ik een tweede persoon (voorbijganger-02), van rechts naar links voor de woning langslopen. Voorbijganger-02 loopt vermoedelijk op de weg in plaats van het trottoir. Voorbijganger-02 is slechts tot zijn middel te zien.
Om 04:31:58 uur loopt voorbijganger-02 in dezelfde richting als voorbijganger-01 en verdwijnt links uit het beeld van de camera (zie screenshot 6). [14]
Beweging persoon
Op vrijdag 28 april 2021 om 04:33:12 uur zie ik op de bewegende camerabeelden, dat uit de richting waar de voorbijgangers -01 en -2 naar toe zijn gelopen, een persoon van links naar rechts in beeld verschijnt waarvan alleen een deel van de benen en schoenen voor een kort moment zichtbaar is.
De brandstichting van woning [adres]
Nagenoeg tegelijkertijd, om 04:33:13 uur, zie ik uit dezelfde richting een persoon in beeld komen die hierna dader 1 genoemd zal worden. Dader 1 draagt vergelijkbare kleding als voorbijganger -01 zoals schoenen met een lichtkleurige zool, donkere sokken en een relatief lichte broek. Ik zie dat dader 1 een capuchon draagt waardoor zijn gezicht niet zichtbaar is. [15]
Ik zie om 04:33:16 uur, dat dader 1 voor de ingang van de voortuin van de woning [adres] stopt en bukt. Ik zie dat hij een voorwerp, vermoedelijk een steen, op het trottoir neerlegt (zie screenshot 7).
Ik zie vervolgens om 04:33:19 uur dat dader 1 met zijn rechterhand naar zijn rechterzak van de bovenkleding gaat en iets pakt (zie screenshot 8). Ik zie dat dader 1 vervolgens naar de voordeur van de woning [adres] loopt en de vermoedelijke steen op het trottoir laat liggen. [16]
Op de beelden van camera 02 zie ik om 04.33.22 uur, dat dader 1 bij de voordeur van de woning aankomt en naar voren buigt. Ik zie dat dader 1 op dat moment in zijn rechterhand een transparant flesje vast heeft, welke is voorzien van een spuitdop. Ik zie dat dader 1 met zijn linkerhand de klep van de brievenbus open doet en de spuitdop van het flesje bij de opening van de brievenbus houdt. Ik zie dat de brievenbus zich in het kozijn naast de voordeur bevindt. Ik zie dat dader 1 vervolgens het flesje schuin houdt en met zijn rechterhand enkele seconden in het flesje knijpt. (zie screenshot 9)
Hierop zie ik dat hij met zijn rechterhand het flesje terugtrekt en dat hij een transparante vloeistof uit het flesje in een zigzag beweging tegen verschillende delen van de voordeur spuit. (zie screenshot 10)
Ik zie vervolgens dat dader 1 langzaam achteruit loopt, het flesje naar beneden richt en met een zigzag beweging vloeistof uit het flesje op de straat voor de voordeur leegspuit. (zie screenshot 11) [17]
Ik zie op de beelden van camera 1 dat dader 1, nadat hij buiten het beeld van camera 2 is, dat hij om 04:33:38 uur de fles in de rechterzak van zijn bovenkleding stopt en naar voren bukt naar de plek waar hij kort daarvoor de vloeistof heeft gespoten. (zie screenshot 12 en 13) [18]
Ik zie om 04:33:43 een grote felle flits bij de voordeur van de woning, waarna dader 1 uit voortuin wegrent in de richting van het trottoir. (zie screenshot 14) [19]
Op de beelden van camera 2 zie ik om 04:33:43 uur ook de felle lichtflits gevolgd door grote vlammen en rook bij de voordeur. (zie screenshot 15)
Ik zie om 04:33:45 uur dat dader 1 bij het trottoir naar de grond bukt en het voorwerp (vermoedelijk een steen), die hij kort daarvoor daar had neergelegd, met zijn rechterhand oppakt. Ik zie dat hij voor een kort moment achter de hoge beplanting aan de rechterzijde uit het zicht is. Ik zie voor een kort moment nog wel de rechterhand van dader 1 in beeld. Ik zie dat hij op dat moment een voorwerp vast heeft, vermoedelijk een steen. (Zie screenshot 16 en 17) [20]
Om 04:33:46 uur is het hoofd van dader 1 te zien die boven de beplanting uit steekt. Ik zie dat dader 1 in de richting van de woning kijkt. (zie screenshot 18) [21]
Ik zie om 04:33:47 uur dat er allemaal glassplinters/scherven voor de camera 1 naar beneden op de grond vallen. Ik zie vanaf dat moment dader 1 niet meer in beeld van camera 1 en 2. (zie screenshot 19)
Ik zie om 04:35:34 uur op de beelden van camera 2 dat de brand bij de voordeur zich aan het uitbreiden is. Ik zie achter het raam naast de voordeur ook vlammen, kennelijk is er op dat moment ook brand in de woning. (zie screenshot 20) [22]
5
Signalement en bijzonderheden dader 1
Ik zie op screenshot 9 en 10 dat de bovenkleding van dader 1 is voorzien van meerdere horizontale banen/stroken. Ik zie dat er bij het armgat van de bovenkleding een opvallende schouderrand/overgang bij de mouw zichtbaar is. Ik zie ook dat bij de kraag van de bovenkleding een capuchon zichtbaar is terwijl dader 1 ook een capuchon over zijn hoofd draagt. Het vermoeden is dat dader 1 op dat moment een gewatteerde bodywarmer draagt die voorzien is van een capuchon met daaronder een ander kledingstuk die ook is voorzien van een capuchon. Ik zie ook dat dader 1 handschoenen draagt waarbij het opvallend is dat de kleurtint van de linker handschoen donkerder lijkt dan de rechter handschoen. Ik zie dat de bovenkleding is voorzien van een rits die qua kleurtint donkerder is dan de bovenkleding. Ik zie dat er bij de kraag van de bovenkleding een zogenaamde koordklem (pijl 1 )met een deel van de koord zichtbaar is. De koordklem lijkt qua kleurtint op de kleurtint van de rits van de bovenkleding. Ik zie dat de capuchon, die dader 1 over zijn hoofd draagt, opvallende naden heeft (pijl 2) die van de achterzijde naar de voorzijde doorlopen. Ook zie ik op screenshot 10 dat er aan de voorzijde van de capuchon iets onder vandaan steekt (pijl 3). Het vermoeden is dat het een deel van de zonneklep van een baseball cap is die dader 1 onder zijn capuchon draagt. [23]
Ik zie op screenshot 12 dat dader 1 sneaker-achtige schoenen (pijl 4) draagt die qua kleurtint donkerder lijkt dan de broek en bovenkleding. Ik zie dat de broek vermoedelijk is voorzien van een broekzak met een rits (pijl 5) die qua kleurtint donkerder lijkt dan de broek. [24]
Ik zie op de uitvergroting van screenshot 16 dat de schoen van dader 1 is voorzien van een logo. Ik zie dat de zoolrand van de schoen qua kleurtint lichter lijkt dan de bovenzijde van de schoen. [25]
Camerabeelden [supermarkt]
8. Uit het proces-verbaal over het uitkijken van de camerabeelden van Supermarkt [supermarkt] blijkt onder meer het volgende:
Bij het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden veilig gesteld van onder andere Supermarkt [supermarkt] , gevestigd op de [adres] te [vestigingsplaats] .
De tijdstippen op de beelden lopen 6 minuten en 25 seconden achter op de
atoomklok. [26]
Tijdstip Atoomklok:
04:04:31: Ik zag dat er een rode personenauto links in beeld reed over de Minckelerstraat uit de richting van de Kamerlingh Onnesweg en ter hoogte van de Supermarkt stopte op het fietspad.
04:05:52: Ik zag dat er een onbekende man (NNM1) uitstapte vanuit de rechterachterportier van de rode personenauto. Ik zag dat hij licht getint was, tussen 20 en 25 jaar oud, slank postuur, een bril droeg, een pet op en zwarte kleding en witte sportschoenen droeg. [27]
04:08:42: Ik zag dat NNM2 uit de rode personenauto uitstapte aan de bestuurderskant en naar links keek. [28]
04:12:39: Ik zag dat NNM1 uitstapte aan de bestuurderszijde. Ik zag een onbekend persoon (NNM4) kwam aanlopen vanaf de linker onderzijde van het camerabeeld. Ik zag dat NNM1 naar hem keek en hem vermoedelijk begroette.
04:12:44: Ik zag dat NNM4 aan de bijrijderszijde van de rode personenauto ging staan. Ik omschrijf NNM4 als volgt: licht getint, tussen de 20 en 25 jaar oud, mollig postuur droeq een pet met wit logo, bodywarmer met wit logo op de linkerborst, een donkere broek en zwarte Nike sportschoenen met witte zolen. [29]
04:13:02: Ik zag dat NNM4 de kofferbak opende van de rode personenauto en er in keek. Ik zag dat NNM4 vermoedelijk een zwarte handschoen (rood omcirkelt) aan zijn linkerhand droeg. [30]
04:15:18: Ik zag dat NNM2 met gespreide armen richting de rode personen auto liep.
Bij het teruglopen naar de rode personenauto is het uiterlijk van NNM2 goed te zien. Ik omschrijf het signalement van NNM2 als volgt: Lichte getinte man; Tussen de 20 en 25 jaar oud; Zwarte trui/hoodie/sweater met een horizontale streep/tekst op borstkas en strepen op de mouwen en in de zij; Donker gekleurde broek; Donkere schoenen. [31]
04:15:31: Ik zag dat NNM2 in de rode personenauto achter het stuur stapte. [32]
04:15:55: Ik zag dat NNM1 rechtsachter in de rode personenauto stapte. [33]
04:18:04: Ik zag dat de rode personenauto weer op het fietspad voor de [supermarkt] parkeerde. [34]
04:18:12: Ik zag dat NNM4 in de rode personenauto stapte aan de bijrijderszijde.
04:18:15: Ik zag dat de rode personenauto langzaam wegreed. [35]
04:21:21: Ik zag dat de rode personenauto een aantal minuten later nogmaals op snelheid voorbij reed. [36]
9. Uit een proces-verbaal over het herkennen van personen op de beelden van de [supermarkt] blijkt onder meer het volgende:
De camerabeelden zijn afkomstig zijn van de bewakingscamera van de supermarkt [supermarkt]
welke gevestigd is op de [adres] te [woonplaats] . Het gaat om beelden van de datum 28 mei 2021.
Herkenning 1
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag op de bewegende beelden en screenshot 1 dat er twee personen bij een rode auto stonden. Ik herkende de jongen welke aan de rechterkant van de auto stond op het trottoir ambtshalve als zijnde: [verdachte] , geboren op [2004] te [geboorteplaats] .
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , zag op de beelden dat [verdachte] als volgt gekleed was:
- donkerkleurige pet met wat wits aan de voorzijde;
- donkerkleurige bodywarmer met een wit loge aan de linkerkant;
- donkerkleurige bovenkleding met capuchon;
- donkerkleurige broek;
- donkerkleurige Nike schoenen met witte zool en een witte rand om het Nike logo. [37]
10. Uit een aanvullend proces-verbaal van herkenning door bovengenoemde verbalisant blijkt onder meer het volgende:
Ik ben al 4 jaar werkzaam in het basisteam Gooi en Vechtstreek. Ik ben dagelijks, in uniform
gekleed, in Hilversum en heb veel contacten met bewoners.
In die jaren ben ik regelmatig in contact gekomen met [verdachte] , [medeverdachte 1] en [A] . Dit tijdens diverse meldingen, gesprekken, huisbezoeken en bekeuringsituaties.
Toen ik de beelden zag, herkende ik direct [verdachte] , [medeverdachte 1] en [A] . Geen enkele twijfel. Ik heb deze jongens zo vaak gezien en gesproken. [38]
Ik, verbalisant [verbalisant 2] , herken alle verdachte direct zonder enige twijfel voor de volle honderd procent als de genoemde personen. Hierover bestaat geen enkele twijfel. [39]
11. Uit een ander proces-verbaal over het herkennen van personen op de beelden van de [supermarkt] blijkt onder meer het volgende:
De camerabeelden zijn afkomstig zijn van de bewakingscamera van de supermarkt [supermarkt] welke gevestigd is op de [adres] te [vestigingsplaats] .
Herkenning 1
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , zag op de bewegende beelden en screenshot 1 dat er twee personen bij een roodkleurige auto stonden. Ik herkende de jongen, welke aan de rechterkant van de auto stond op het trottoir ambtshalve als zijnde: [verdachte] , geboren op [2004] te [geboorteplaats] .
Ik, verbalisant [verbalisant 3] , zag op de beelden dat [verdachte] als volgt gekleed was:
  • Donkerkleurige pet
  • Donkerkleurige vest
  • Donkerkleurige broek
  • Nike schoenen
  • Donkerkleurige handschoen draagt
12. Uit een aanvullend proces-verbaal van herkenning door bovengenoemde verbalisant blijkt onder meer het volgende:
Ik, verbalisant [verbalisant 7] , herkende de volgende personen op de beelden: [verdachte] , geboren op [2004] te [geboorteplaats] .
Ik ben als verbalisant nauw betrokken in de wijk [wijk] . Vanuit mijn expertise en werkveld heb ik met de 3 bovengenoemde personen veelvuldig contact gehad. Ik ken alle personen vanuit mijn professie. Daarbij heb ik ook vaak met deze personen gesproken in verschillende situaties. Eveneens ben ik bij deze genoemde personen ook vaker thuis geweest en ken daarbij hun overige familie leden. Ik kan dus wel stellen dat ik deze personen meer dan gemiddeld ken. Deze personen horen bij een groep die extra aandacht geniet in Hilversum door hun gedrag en toedoen. [41]
13. Uit een derde proces-verbaal van herkenning op de beelden van de [supermarkt] blijkt onder meer het volgende:
Op woensdag 16 juni 2021 heb ik de opgenomen camerabeelden van supermarkt " [supermarkt] " bekeken. Dit betreffen de beelden van 28 mei 2021 tussen 03:20 uur en 04;20 uur (tijdsweergave op de camera)
Op bovengenoemde datum en tijdstip is te zien dat er van links een manspersoon richting de personenauto komt lopen. Deze man nader te noemen betrokkene 2, droeg donkere kleding, donkere gympen met witte brede zool/rand (Het Nike logo is op de schoenen goed waarneembaar) en een baseballpet met daaroverheen een capuchon. Betrokkene 2 blijft bij de rechter voorportier (passagierszijde) staan.(screenshot 1 t/m 8). [42]
Ik verbalisant, [verbalisant 1] , zie een zeer sterke gelijkenis met de mij ambtshalve bekende: (betrokkene 2 op bovenstaande screenshots ) [verdachte] geboren [2004] te [geboorteplaats] en wonende op het adres [adres] te [woonplaats] . [verdachte] is een jeugdige uit de overlas gevende [jeugdgroep] in Hilversum. Hij is eerder betrokken geweest bij misdrijven. Op 14 december 2020 heb ik [verdachte] gehoord als verdachte in een onderzoek. Tijdens dit verhoor heb ik [verdachte] goed kunnen waarnemen. Ik heb de sterke overtuiging dat betrokkene 2 [verdachte] is. Ik herken hem aan zijn postuur, de vorm van zijn gelaat en de positie en vorm van zijn wenkbrauwen. [43]
Tanken bij Total
14. Uit een proces-verbaal over het uitlezen van de camerabeelden van tankstation Total blijkt onder meer het volgende:
Bij het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden veilig gesteld van onder andere tankstation Total, Jan van der Heijdenstraat 26, 1221 EJ te Hilversum.
Op de camerabeelden van tankstation Total is te zien dat op 28 mei 2021 om 04.16 uur, een onbekende man (NNM) aan kwam lopen via de zijkant van de Total shop en richting de benzine pomp ( camera pomp 1 en 2) liep.
Tijdverschil met de atoomklok
De tijden op de beelden komen niet overeen met de juiste tijd. De tijdstippen op de beelden lopen 7 minuten en 12 seconden achter op de atoomklok. [44]
Tijdstip atoomklok:
04:22:15: Ik zag dat een personenauto over de Jan van der heijdenstraat aan kwam rijden en de rotonde Jan van der Heijdenstraat – Larenseweg op reed in de richting van de Total. [45]
04:22:14: Ik zag tegelijkertijd op deze camera dezelfde personenauto. Ik zag dat deze de rotonde driekwart leek te nemen.
04:23:25: Ik zag dat een persoon in donkere kleding over de Jan van der Heijdenstraat uit de richting van rotonde Jan van der Heijdenstraat - Larenseweg in de richting van de Total Jan van der Heijden liep. [46]
04:23:29 uur: Ik zag dat de NNM naar de benzinepompen liep. [47]
04:23:30 Ik zag dat NNM aan kwam lopen en dat de verlichting van het tankstation aan ging. Ik zag dat NNM een doorschijnend flesje in zijn rechterhand vast hield en een voorwerp in zijn linkerhand vast hield dat leek op een oranje pinpas.
Ik zag dat het signalement van de persoon sterk overeen kwam met NNM4 van de camerabeelden van de supermarkt [supermarkt] .
Ik omschrijf zijn signalement als volgt:
  • licht getint;
  • gezet postuur;
  • tussen de 20 en 25 jaar oud;
  • Bodywarmer-achtige blauwe jas met zwarte/grijze mouwen, capuchon en wit logo op de linkerborst;
  • Vermoedelijk donkergroene/grijze broek;
  • Zwarte Nike schoenen met witte zolen en wit omlijnd Nike logo;
04:23:59: Ik zag dat NNM de benzine slang uit de houder haalde en in de opening van de fles deed.
04:23:03: Ik zag dat NNM het flesje op de grond neerzette en vulde met brandstof. [49]
04:24:26: Ik zag dat NNM de slag terughing nadat het flesje gevuld was.
04:24:30: Ik zag dat NNM de fles dichtdraaide. [50]
04:24:36: Ik zag dat NNM om zich heen keek en op keek, waardoor zijn gezicht deels zichtbaar was. Ik zag dat hij het flesje aan de mouw van zijn jas afveegde.
04:24:30: Ik zag dat NNM vervolgens weg liep richting de uitrit naar de zijkant van de Total shop en dat hij het flesje aan zijn mouw afveegde. [51]
04:24:39: Ik zag dat NNM door liep in de richting van de Total Shop en de fles nogmaals afveegde aan zijn mouw.
04:24:40: Ik zag dat een personenauto rondjes om de rotonde reed. [52]
04:24:39: Ik zag dat NNM over de Jan van der Heijdenstraat terug liep met het flesje in zijn rechterhand in de richting van de rotonde Jan van der Heijdenstraat - Larenseweg. [53]
04:25:01: Ik zag dat de eerdergenoemde personenauto (rood omcirkelt) over de rotonde Jan van der Heijdenstraat - Larenseweg aan kwam rijden en vervolgens stopte waar op dat moment NNM liep. Ik zag dat de personenauto vervolgens rechts uit beeld verdween en kennelijk de Larenseweg op reed in de richting van de Noorderweg. [54]
15. Uit een proces-verbaal van uitlezen camerabeelden woningbouwvereniging de Alliantie blijkt onder meer het volgende:
Op de camerabeelden van de Alliantie (entree binnen gericht op de Larenseweg) is te zien dat op 28 mei 2021 om 04:25:02 uur (atoomklok), een rode personenauto met hoge snelheid over de Larenseweg reed richting de Noorderweg 'vlakbij spoorweg overgang ".
04:25:02: Ik zag dat een personenauto over de Jan van der Heijdenstraat langs kwam rijden en met hoge snelheid voorbij reed richting de Larenseweg. (camera 5) Signalement: rode personenauto. [55]
De rode personenauto vertoont qua vorm en kleur grote gelijkenissen met de rode Seat die te zien is op de beelden van de [supermarkt] . [56]
16. Uit een aanvullend proces-verbaal over het uitkijken van de camerabeelden van tankstation Total blijkt onder meer het volgende:
Resumé
De exacte tijdsaanduiding van de Total was aan de hand van de beelden niet terug te herleiden, maar zal minder achterlopen dan 7 minuten en 12 seconden. [57]
17. Uit een proces-verbaal van bevindingen over betaling bij het tankstation blijkt onder meer het volgende:
Door TOTAL Nederland N.V. zijn op 24 juni 2021 de volgende gegevens verstrekt:
Betalingen voor de afgifte van brandstoffen via/door het Total tankstation Jan van der Heijdenstraat 26, 1221 EJ Hilversum worden geboekt ten gunste van bankrekening [rekeningnummer] welke loopt bij de Rabobank ( [nummer] ).
Uit de journaalmutaties van de afgifte van brandstoffen door het tankstation in de periode 28 2021 te 04:00 uur en 28 mei 2021 te 05:00 uur blijken de volgende afgifte van brandstof:
Begindatum en -tijd afgifte:
28-05-2021 04:24:44; afgifte van 0,55 liter 95 Ongelood. Totaal EUR 0,94.
De brandstof werd afgenomen via POMP 2. De betaling voor deze afgifte vond plaats op 28-05-2021 04:25:36 via terminal met MAESTRO [nummer] Totaal EUR 0,94. [58]
18. Uit een proces-verbaal over de gevorderde gegevens van de betaalpas Equens blijkt onder meer het volgende:
Door EQUENS NEDERLAND zijn op 1 juli 2021 de volgende gegevens verstrekt: "De via de terminal met nummer F79SS6 gebruikte Maestro pas [nummer] is van het rekeningnummer [rekeningnummer] .” [59]
19. Uit een proces-verbaal over de gevorderde gegevens van bovengenoemd bankrekeningnummer blijkt onder meer het volgende:
[rekeningnummer] is een actieve betaalrekening en product van ING Bank. De rekeninghouder is [medeverdachte 2] , geboren op [2000] , wanende [adres] [woonplaats] . [60]
Overeenkomsten beelden (kleding [verdachte] )
20. Uit een proces-verbaal over de overeenkomsten van de persoon op de beelden van de [supermarkt] en het tankstation Total blijkt onder meer het volgende:
Op dinsdag 22 juni 2021 heb ik de opgenomen camerabeelden van tankstation Total, gevestigd aan de Jan van der Heijdenstraat 26 te Hilversum, bekeken. Dit betreffen de beelden van 28 mei 2021 tussen 04:16:12 uur en 04:17:34 uur (tijdsweergave op de camera).
Ik zag dat de persoon op de beelden van het tankstation Total gelijkend is aan [verdachte] op de camerabeelden van supermarkt [supermarkt] . Ik heb een zeer sterke overtuiging dat de persoon op de camerabeelden van de Total eveneens [verdachte] is.
Overeenkomsten persoon camerabeelden [supermarkt] en camerabeelden tankstation Total
- Noord-Afrikaans uiterlijk;
- Gezet/fors postuur;
- Kleding:
• Donkerkleurige bodywarmer met capuchon op de linksvoor, op borsthoogte, een wit embleem;
• Donkerkleurige sweater/jogging/vest met capuchon;
• Donkerkleurige joggingbroek;
• Donkerkleurige baseball pet;
• Donkerkleurige Nike schoenen met een witte zool/rand en met aan de zijkant van de schoen het zwarte met wit omrande Nike logo. [61]
21. Uit een proces-verbaal van bevindingen over overeenkomsten tussen de beelden van [supermarkt] , tankstation Total en de brandstichting [adres] blijkt onder meer het volgende:
Ik heb de beelden van de supermarkt [supermarkt] , tankstation Total op de Jan van der
Heijdenstraat en de [adres] uitvoerig bekeken.
Ik zag dat de dader van de brandstichting bij de woning [adres] (foto 1) grote
overeenkomsten had qua kleding, postuur en houding met [verdachte] (zie foto 2).
In dit proces-verbaal heb ik uiteengezet welke overeenkomsten ik zag. [62]
Overgang bij de mouw
Ik zag op de camerabeelden van [adres] (foto 3) dat er bij het armsgat van de bovenkleding (jas) een opvallende schouderrand/overgang bij de mouw zichtbaar is.
Bij de kraag van de bovenkleding is een capuchon zichtbaar terwijl de persoon ook een capuchon over zijn hoofd draagt. Ook is een schuine steekzak van de jas zichtbaar.
Ik zag deze kenmerken ook nadrukkelijk terug bij de bovenkleding (jas) op de beelden van
supermarkt [supermarkt] (foto 4, en op de beelden van tankstation Total (foto 5).
Stroken/banen op de rug van de jas
Op de camerabeelden van de [straat] (foto 10) is te zien dat de jas is voorzien van meerdere horizontale banen/stroken. [63]
Ik zag dit ook nadrukkelijk terug bij de bovenkleding (jas) op de beelden van supermarkt [supermarkt] (foto 11) en op de beelden van tankstation Total (foto 13)
Op foto 6 zijn op de rugzijde van de jas dezelfde hoeveelheid banen/stroken te zien als op de
rugzijde van de jas op foto 8. [64]
Baseball cap
Op de camerabeelden van de [straat] (foto 9) is te zien dat er aan de voorzijde van de capuchon iets onder vandaan steekt (pijl). Ik vermoed dat dit een deel van de zonneklep van een baseball cap is dat onder de capuchon werd gedragen.
Ik zag dit ook nadrukkelijk terug op de beelden van supermarkt [supermarkt] (foto 10) [65]
Logo op linkerborst
Op de beelden van supermarkt [supermarkt] (foto 11 en 12) is op de jas, ter hoogte van de linker borst een wit logo zichtbaar. Foto 12 betreft een ingezoomd screenshot van de camerabeelden op het moment dat de persoon voor de rode personenauto stond en werd beschenen door de koplampen van de rode personenauto. Hierdoor is een andere kleurstelling van de kleding waar te nemen dan foto 11 van diezelfde camerabeelden.
Op de beelden van tankstation Total (foto 13) is op de jas ter hoogte van de linker borst ook een wit logo zichtbaar.
Op de camerabeelden van [adres] (foto 14) is te zien dat er aan de voorzijde van de jas, ter hoogte van de linker borst, een klein kader zichtbaar is die qua kleur afwijkt van de rest van jas, mogelijk dat dit een opdruk is, die onder invloed van de lichtbron, door de infrarood modus wordt vervaagd en daardoor minder goed zichtbaar is. [66]
Nike schoenen
Op de beelden van supermarkt [supermarkt] (foto 15) is te zien dat de persoon donkerkleurige sneakers draagt met een opvallende lichtkleurige zoolrand. Op de zijkant van de schoen is een 'Nike' logo zichtbaar die is voorzien van een lichtkleurige rand.
Op de beelden van tankstation Total {foto 16) zijn
Op de camerabeelden van [adres] (foto 17en 18) is te zien dat de persoon ook sneakers draagt waarbij ook een opvallende zoolrand te zien is die qua kleurtint een stuk lichter lijkt dan de rest van de sneaker. Ook lijkt de zijkant van de schoen voorzien te zijn van een "Nike" logo. [67]
Handschoenen
Op de beelden van supermarkt [supermarkt] (foto 19) is te zien dat de persoon met de
bodywarmer-achtige jas een donkerkleurige handschoen draagt aan zijn rechterhand. Op de camerabeelden van [adres] (foto 20) is te zien dat de dader ook een handschoen
draagt aan linkerhand en mogelijk ook om zijn rechterhand. De kleurtint van de linker handschoen lijkt een stuk donkerder dan de rechter handschoen. [68]
Flesje
Op de camerabeelden van [adres] (foto 21) is te zien dat de persoon ook een transparant flesje in zijn handen vast had. Ik zag dat deze qua afmeting, vorm en uiterlijk zeer sterk lijkt op het flesje van het tankstation Total (foto 22 en 23). [69]
22. Uit een kleding vergelijkend onderzoek (KVO) door onderzoekers aan de Hogeschool van Amsterdam blijkt onder meer het volgende:
6.1
Gelijkenis jas
De gelijkenis van de jas zichtbaar in de video-opnames L1 Supermarkt, L2Tankstation, L3 [adres] wordt aan de hand van de volgende kenmerken aangetoond:
De volgende typische kenmerken zijn opgenomen:
  • Padding/vulling doorstiksels in rugpand in Tabel 6.1
  • Zoomlijn in Tabel 6.2
  • Schouderpas of juk stuk en typerende stiksels in schoudergebied in Tabel 6.3
  • Armsgat & Mouw in Tabel 6.4
  • Pasvorm jas (maat en verhoudingen van de jas in verhouding tot het lichaam) in Tabel 6.5
  • Deelnaden mouw in Tabel 6.6
  • Zakken & Plaatsing zakken in Tabel 6.7
  • Logo in Tabel 6.8
  • Plaatsing logo in Tabel 6.9
  • Capuchon en onderkleding en pet met klep in Tabel 6.10
Tabel 6.8: gelijkenis jas logo
Tijdens het 1e deel van het onderzoek blijkt het logo niet te identificeren en te ontbreken op L3 [straat] . Bij het beoordelen van de 1 e beelden vragen de experts zich af of dit door de camera techniek van L3 [straat] komt.
Echter de onderstaande verbeterde en ingezoomde beelden van L1 Supermarkt, L2 tankstation en L3 [straat] maken duidelijk dat het logo afgeplakt is en dat er wel een logo aanwezig is op L3 [straat] .
6.2
Gelijkenis broek
De gelijkenis van de broek zichtbaar in de video-opnames L1 Supermarkt, L2 Tankstation, L3 [adres] aangetoond wordt aan de hand van de volgende kenmerken:
  • Broek details in Tabel 6.11
  • Broek pasvorm in Tabel 6.12
De 3 kleding experts die de beelden voor Deel 2 van het onderzoek beoordeeld hebben zijn van mening dat voor de beelden opgenomen op alle 3 de locaties: L1 Supermarkt [supermarkt] , L2 Tankstation Total - Jan van der Heijdenstraat en L3 [adres] het volgende van toepassing is:
1. De jas die in alle beelden wordt gedragen bevat dezelfde zeer typische kenmerken dit wordt aangetoond in hoofdstuk
2. a. Deze typische kenmerken komen zeer zelden voor in het onderzochte online aanbod van dit type gewatteerde jassen, dit wordt aangetoond in paragraaf 2.2. 2. De jas die in alle beelden wordt gedragen is hetzelfde: dit wordt aangetoond in Tabel 6.1 t/m 6.9 van paragraaf 6.1.
3. De jas is van het merk Nike, dit wordt aangetoond doordat de jas identiek is aan de Nike referentie jas opgenomen in Tabel 6.1t/m 6.9 van paragraaf 6.1 en in appendix 1. 4. De capuchon van de onderlaag (gedragen onder de jas) is hetzelfde: dit wordt aangetoond in Tabel 6.10 van paragraaf 6.1. 5.
Op alle opnames wordt een klep onder de capuchon gedragen dit wordt aangetoond in Tabel 6.10 van paragraaf 6.1. 6. De broek is hetzelfde dit wordt aangetoond in Tabel 6.11 en 6.12 van paragraaf 6.2. Verder, geldt dat op L1 Supermarkt [supermarkt] , L2Tankstation Total - Jan van der Heijdenstraat dezelfde schoenen te zien zijn. Op de beelden van [adres] is dezelfde zool te zien. [70]
23. Uit een proces-verbaal van bevindingen over onderzoek naar de jas van [verdachte] blijkt onder meer het volgende:
Aantreffen jas doorzoeking in de woning van [verdachte]
Bij een doorzoeking op 14 december 2020 in het kader van het onderzoek 14Hert werd in de
ouderlijke woning van [verdachte] aan de [adres] te [woonplaats] , op de slaapkamer van [verdachte] een jas aangetroffen en gefotografeerd.
De aangetroffen jas betrof een zwarte jas van het merk Nike met groenkleurige mouwen. Deze jas vertoont sterke gelijkenis met de jas waarin [verdachte] is gezien in de nacht van 28 mei 2021 bij supermarkt [supermarkt] , bij het Total tankstation en bij de brandstichting. [71]
24. Uit een ander Kleding vergelijkend onderzoek (KVO) door onderzoekers aan de Hogeschool van Amsterdam blijkt onder meer het volgende:
De jas die in alle beelden wordt gedragen bevat dezelfde zeer typische kenmerken als de jas op foto's gemaakt door de Nederlandse politie in december 2020 van een Nike jas in een ander onderzoek tegen hun verdachte. Dit wordt aangetoond door de ingetekende overeenkomsten in Figuur 8.1 en Figuur 8.2. [72]
25. Uit een aanvullende rapportage van het NFO over onderzoek naar de kledingstukken blijkt onder meer het volgende:
Conclusie
Wanneer de waarnemingen worden beschouwd in het kader van de volgende elkaar uitsluitende hypothesen:
H1. De kledingstukken zichtbaar op de foto’s van de locaties zijn dezelfde kledingstukken
H2. De kledingstukken zichtbaar op de foto’s van de locaties zijn verschillende kledingstukken
kan het volgende worden geconcludeerd:
De bevindingen van het onderzoek zijn waarschijnlijker wanneer de kleding op de drie locaties dezelfde kledingstukken zijn dan wanneer het om verschillende kledingstukken gaat.
Deze conclusie kan worden getrokken wegens het unieke karakter van het logo dat zichtbaar is op de jas op twee van de drie locaties in combinatie met de schoenen. Dit geldt voor de locaties Supermarkt en Tankstation.
Op de locatie [straat] zijn schoenen te zien die uit twee kleuren bestaan. Hierop is het Nike-logo niet zichtbaar en ook het logo van de jas is niet zichtbaar. Hierdoor kan het net zo goed om soortgelijke kleding gaan, daar de unieke kenmerken ontbreken die de kleding moeten kunnen identificeren.
Voor wat betreft de vraag of de jas op de beelden gelijkenissen vertoont met de jas die in het ouderlijke huis is aangetroffen zijn overeenkomsten geconstateerd in de algemene kenmerken van de jas. Het kan hier gaan om dezelfde jas of om een soortgelijke jas van hetzelfde merk en type. De bevindingen van het onderzoek liggen dan ook in dezelfde lijn der verwachting wanneer hypothese H1 juist is dan wanneer hypothese H2 juist is. [73]
Verklaringen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1]
26. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 8 september 2021 onder meer het volgende verklaard:
Ik was die avond met een paar jongens wezen chillen. We hadden die avond wat snoepgoed gehaald en zijn we met een paar jongens wezen hangen en bijpraten en dergelijke.
Verder werd er door een van die jongens om een bankpas gevraagd om die ergens voor te lenen en op dat moment heb ik mijn bankpas uitgeleend.
Ik heb die toen meegegeven. Verder is diegene met de bankpas naar het tankstation gegaan.
Uiteindelijk ben ik nog rondjes wezen rijden, met die jongens. [74]
V: Ik hoorde je ook nog zeggen dat jullie onder andere daar snoep hebben gehaald. Waar hebben jullie nog meer snoep gehaald?
A: Bij iemand thuis ook, maar dat was in de buurt zeg maar van waar we waren. [75]
V: Jij bent de persoon op dia 9?
A: Ik ben de persoon op dia 9.
V: Ok. Wat kun je daar nog meer over vertellen?
A: Dat ik de persoon ben die daar samen ... die daar in die auto stapt. Dat wilde ik zeggen. [76] V: Zijn jullie naar het tankstation gereden bij die rotonde?
A: Eh dat kan zo zijn geweest. [77]
27. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 10 september 2021 onder meer het volgende verklaard:
Ze kwamen bij het verhoor met een foto bij het huis waaruit blijkt dat ik erbij was. Ik wil nu zeggen dat ik daar op het adres, de plaats delict, ben langs gelopen. Diegene zei dat hij een grapje ging uithalen.
Die schoenen die in beeld waren zijn van mij.
De foto’s van de supermarkt waren dezelfde. Die schoenen waren van mij. [78]
28. Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 17 september 2021 onder meer het volgende verklaard:
(V= vraag, A= antwoord)
V: Begrijpen wij het goed dat je bij de RC bedoelde dat jij op vrijdag 28 mei 2021, kort voor de brandstichting, samen met een andere persoon voor de woning aan de [adres] bent
langsgelopen en dat jij de persoon bent waarvan op screenshot 20 een been en schoen te
zien is, klopt dat?
A: Dat klopt inderdaad. Ik heb dat ook aangeven bij de rechter-commissaris dat ik daar toen
ben langs gelopen. Ik heb mezelf herkend op die camerabeelden (verdachte wijst naar de dia). [79]
A: Ik heb mijzelf alleen herkend op het feit dat mijn ... datje mijn been daar ziet, dat ik daar
langs liep. [80]
V: Hoe ben jij vanaf de supermarkt [supermarkt] bij de [straat] terecht gekomen, want daar loop jij uiteindelijk voor de woning langs, hoe is die route geweest? Hoe die route is geweest?
A: Ik ben ... ik ken die weg helemaal niet, maar ik ben in de auto die avond rondjes wezen rijden. Waarschijnlijk ben ik daar zo terecht gekomen. [81]
V: Hoe ben je thuis gekomen?
A: Hoe ik thuis ben gekomen, ik ben met de auto thuis gekomen. [82]
V: Dus je kwam bij de auto, je bent ingestapt en jullie zijn meteen weggegaan?
A: Dat is wat, dat is wat ik herinner ja. [83]
29. Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 13 juli 2021 onder meer het volgende verklaard:
V: Van welke auto maak je gebruik?
A: Seat. Seat Ibiza, uit 2011 eind 2011 zoiets.
V: Is de Seat Ibiza jouw eigendom?
A: Ja
V: Volgens het RDW heb jij twee auto's op kenteken. Een Seat Ibiza voorzien van kenteken [kenteken]
O: Dus als ik het goed samenvat: De Seat is van jou, daar rijdt jij in. De Mercedes is van jou vader daar rijdt hij in. Klopt dat?
A: Klopt.
V: Wat zie je allemaal op deze dia?
A: Dat is mijn auto toch? Denk ik.
V: Jij herkent dit voertuig als jouw auto?
A: Ja [84]
V: Dit is weer het beeld waarvan jij net zei dat ben ik. Nu staat er een rode cirkel omheen. Als jij zegt dat jij jezelf herkent dan gaat het om deze persoon toch?
A: Ja. [85]
De auto in de buurt van [straat]
30. Uit een proces-verbaal van onderzoek naar de camerabeelden van Tele Connect blijkt onder meer het volgende:
Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de datum tijdinstelling van de camera's 20 seconden voorloopt op de daadwerkelijke tijd.
KL18 Om 04:30:47 uur komt een rode personenauto van rechts het beeld in rijden en rijdt op de Kerkelandenlaan in de richting van de [straat] te [woonplaats] . (foto 6) [86] KL18 Om 04:35:02 uur is op de beelden te zien dat een rode personenauto met zeer hoge snelheid uit de richting van de [straat] komt rijden en rijdt over de Kerkelandenlaan in de richting van de Diependaalselaan te Hilversum. [87]
KL16 Om 04:37:44 uur rijdt dezelfde rode auto op de Kerkelandenlaan, komende vanuit de richting de Diependaalselaan. De rode personenauto slaat linksaf de Franciscusweg in. (foto 9) Ik, verbalisant, zag aan de kleur en model dat dit dezelfde auto betrof. [88]
ANPR camera (locatie camera KL 16)
Op de beveiligingscamera (KL 16) van Tele Connect, gevestigd aan de Franciscusweg 77 te
Hilversum is een ANPR camera bevestigd. Door deze ANPR camera is op 28 mei 2021 te
04:37:33 uur het kenteken [kenteken] geregistreerd vanaf de voorzijde van de auto.
Door deze ANPR camera is op 28 mei 2021 te 04:37:33 uur het kenteken [kenteken] geregistreerd vanaf de voorzijde van de auto. [89]
31. Uit een proces-verbaal van onderzoek naar de beelden op de [adres] blijkt onder meer het volgende:
Het adres [adres] te [woonplaats] ligt aan de andere zijde van de Kerkelandenlaan van de [straat] . Bij het veiligstellen van de camera beelden is gebleken dat beelden een uur (60 minuten) en 15 seconden achter op de atoomklok.
Ik zag dat de personenauto (rood omcirkeld) inderdaad op de camerabeelden was vastgelegd en dat deze met hoge snelheid over de Kerkelandenlaan reed in de richting van de [straat]
04:30:52
Ik zag dat de personenauto met hoge snelheid door reed over de kruising in de richting van de [straat] en net voorbij de kruising de remlichten oplichtten. (rood omcirkeld) Ik vond dat opvallend, omdat de volgende afslag pas 150 meter verderop is en het ondanks de hoge snelheid niet logisch was om daar al te remmen. [90]
32. Uit een proces-verbaal van onderzoek naar de beelden van het [adres] blijkt onder meer het volgende:
Bij het opsporingsonderzoek zijn camerabeelden veilig gesteld van onder andere [adres] te [woonplaats] ,
Aan de hand van deze camerabeelden kon ik opmaken dat de rode personenauto niet over de Kerkelandenlaan voorbij de [straat] was gereden tussen 03.50 uur en 05.05 uur en dat deze mogelijk ter hoogte van de [straat] op de Kerkelandenlaan gekeerd was. [91]
33. Uit een proces-verbaal van onderzoek naar de beelden van het [adres] blijkt onder meer het volgende:
Ik zag dat op 28 mei 2021 rondom het tijdstip van de woningbrand, kennelijk hier geen rode personenauto langsheen gereden is. [92]
Onderzoek telefoons
34. Uit een proces-verbaal van bevindingen over het uitlezen van de telefoon van de vader van [verdachte] blijkt onder meer het volgende:
Hierbij zag ik dat [B] in de nacht van 27 op 28 mei 2021 contact had met [adres] . De betreffende berichten zijn hieronder weergegeven:
02:34:59: verzender [B] , ontvanger [verdachte] : inhoud bericht (vertaald door tolk): manspersoon zegt: "Waar ben jij broer? Waar? Jij bent online. Vertel mij waar je bent?"
03:35:08: verzender [verdachte] , ontvanger [B] : Kom er zo aan. [93]
35. Uit een proces-verbaal van bevindingen over het uitlezen van de telefoon van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt onder meer het volgende:
01.37.36
uur : Een WhatsApp bericht naar [telefoonnummer] @s.whatsapp.net: "Jo”. Dit bericht was verzonden door de gebruiker van de iPhone 12 ( [medeverdachte 1] ) met nummer [telefoonnummer] @s.whatsapp.net, maar later ook weer verwijderd. [94]
36. Uit een proces-verbaal van bevindingen over verstrekking telefoonnummer van [verdachte] blijkt onder meer het volgende:
Na een vordering 126nd Wetboek van Strafvordering verstrekte de gezinsvoogd het meest recente telefoonnummer van [verdachte] : [telefoonnummer] . [95]
37. Uit een proces-verbaal van bevindingen over onderzoek naar te telefoon van [C] blijkt onder meer het volgende:
Gesprek op 20 mei 2021 van 1:53 uur tot 1:58 uur
01:55:53: NN6799: Wat doet [medeverdachte 1] net hier in de str
01 :55:59 NN6799: Hv kwam run ophalen
01:56:03 NN6799: Heb je met hem? (*heb = ben)
01:57:08: NN6799:K vond ook net n muts
01:57:17: NN6799:En die was ie opeens heel druk aan t zoeken
01:57:29: NN6799:Ze qaan denk k wat heets doen
01:57:33: NN6799:Die […]
01:57:39: NN6799:Ze zijn Kk dom billah [96]
38. Op de zitting van 9 mei 2023 heeft verdachte verklaard:
Ik word ook wel [bijnaam] genoemd.
16-059764-23(Inbraak) [97]
1. [verdachte] heeft op de zitting van 9 mei 2023 onder meer het volgende – zakelijk weergegeven – verklaard:
Ik ben op 6 september 2022 in die woning aan de [adres] in [woonplaats] geweest. [98]
2. Uit het proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] blijkt onder meer het volgende:
Ik doe aangifte van gekwalificeerde diefstal in/uit woning, gelegen aan de [adres] in [woonplaats] .
Ik ben gisterenavond op dinsdag 6 september 2022 omstreeks 20.00 uur voor het laatst in de woning geweest van mijn buurvrouw. Ik verzorg hier de katten. Toen ik vanochtend woensdag 7 september 2022 omstreeks 11.08 uur de woning binnen kwam, zag ik dat er in de woonkamer allemaal glas lag.Ik zag dat de ruit van de achterdeur, welke uitkomt op de achtertuin, gebroken was. Ik zag tevens dat er een steen in de woonkamer lag. Ik zag dat de keukendoor nog op slot zat, hier zat de sleutel nog in.
Ik heb vervolgens mijn buurvrouw gebeld. Zij vroeg aan mij of de laptop van haar zoon er nog lag. Ik zag dat er een laptophoes en lader lag maar ik zag dat de laptop weg was. Ik hoorde dat het een Apple laptop betrof. [99]
3. Uit het forensisch onderzoek in de woning aan de [adres] blijkt onder meer het volgende:
Op woensdag 7 september 2022 om 14:20 uur startte ik, verbalisant, mijn onderzoek. Ik voelde dat de poort van de achtertuin niet was afgesloten. Ik zag in de linker deur van de pui aan de achterzijde van de woning een gat in de ruit. Ik zag dat het dubbel glas betrof. Ik zag dat het mogelijk was via het gat de deur te openen.
Ik zag op de vloer in de woonkamer een baksteen liggen. Ik interpreteerde hieruit dat de steen is gebruikt om de ruit van de pui in te gooien. Ik heb van de baksteen een DNA-monster veiliggesteld voor vervolgonderzoek.
Overzicht veilig gestelde sporen: Epitheel baksteen: SIN AAPW1789NL: baksteen vloer woonkamer [100]
4. Uit de deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek blijkt onder meer het volgende:
Baksteen vloer woonkamer AAPW1789NL: DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man.*
Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man. De frequentie van het DNA-hoofdprofiel is kleiner dan één op één miljard.
mogelijke donor celmateriaal: [verdachte] [101]
5. Uit een proces-verbaal van bevindingen over een telefonisch gesprek met de zoon van aangever op 16 december 2022 blijkt onder meer het volgende:
Op vrijdag 16 december nam ik telefonisch contact op met het slachtoffer [benadeelde 7] .
Ik hoorde haar zoon, [D] , die bij haar was. Ik hoorde dat [D] zei dat hij de verdachte inderdaad kent uit de buurt maar dat dit absoluut geen vriend van hem is. Vroeger hebben zij wel eens samen gevoetbald maar de laatste jaren nauwelijks contact. Tevens hoorde ik dat [D] zei dat hij al ruim een jaar niet meer bij zijn moeder woont en dat hij ten tijden van de inbraak in Marokko zat en als [verdachte] een vriend was hij deze dingen wel zou weten. [102]

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van het op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer MD1 R021031 van 9 september 2021 (pagina 1-609), 15 juli 2021 (pagina 1-515), 8 juli 2021 (pagina 1-757), 7 oktober 2021 (pagina 1-127), 23 december 2021 (pagina 128-595), 7 maart 2022 (pagina 596-1516), 30 mei 2022 (pagina 1517-2478), 12 september 2022 (pagina 2479-2511), 27 februari 2023 (pagina 2512-2517), opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, Dienst Regionale Recherche
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 52.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 53.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 54.
5.Een geschrift, inhoudende een Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijk overlijden van 27 augustus 2021, opgesteld door B.G.H. Latten, arts en forensisch patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut, pagina 33.
6.Een geschrift, inhoudende een Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijk overlijden van 12 juli 2021, opgesteld door D.J. Rijken, forensisch patholoog bij het Nederlands Forensisch Instituut pagina 19.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 27.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 29.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 30.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 31.
11.Een geschrift, inhoudende een Verkorte rapportage over onderzoek naar ontbrandbare vloeistoffen, naar aanleiding van een brand in Hilversum op 28 mei 2021, opgesteld door opgesteld door ing. L.J.C. Peschier, deskundige chemisch brandonderzoek bij het Nederlands Forensisch Instituut op 4 juni 2021, pagina 121.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 117.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 118.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 119.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 120.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 121.
17.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 122.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 123.
19.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 124.
20.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 125.
21.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 126.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 127.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 128.
24.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 129.
25.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 130.
26.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 181.
27.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 184.
28.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 188.
29.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 193.
30.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 194.
31.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 197.
32.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 198.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 200.
34.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 203.
35.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 204.
36.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 205.
37.Een proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, pagina 234.
38.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 476.
39.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 477.
40.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 239.
41.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 478.
42.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 141 en 142.
43.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 144.
44.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 206.
45.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 207.
46.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 208.
47.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 209.
48.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 210.
49.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 212.
50.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 214.
51.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 215.
52.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 216.
53.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 217.
54.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 218.
55.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 161.
56.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 162.
57.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 312.
58.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 498.
59.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 501.
60.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 502.
61.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 156.
62.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 157.
63.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 159.
64.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 160.
65.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 161.
66.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 162.
67.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 163.
68.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 164.
69.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 165.
70.Een geschrift, inhoudende een rapport betreffende Kleding Vergelijkend Onderzoek van 28 februari 2022, opgesteld door [E] , onderzoeker en docent Hogeschool van Amsterdam, pagina 642 tot en met 687.
71.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 172.
72.Een geschrift, inhoudende een rapport betreffende Kleding Vergelijkend Onderzoek van 29 februari 2022, opgesteld door [E] , onderzoeker en docent Hoge School van Amsterdam, pagina 693.
73.Aanvullend rapport Nationaal Forensisch onderzoeksbureau van 5 april 2023 (aanvullend onderzoek via de rechter-commissaris van rechtbank Midden-Nederland), opgesteld door ing. C. Verhulst, Forensisch deskundige, pagina 1 tot en met 17.
74.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 368.
75.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 370.
76.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 389.
77.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 390.
78.Een proces-verbaal van verhoor door de rechter-commissaris in strafzaken van de rechtbank Midden-Nederland van 10 september 2021.
79.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 523.
80.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 524.
81.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 527.
82.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 543.
83.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 545.
84.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 214.
85.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 242.
86.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 174.
87.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 175.
88.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 175.
89.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 176.
90.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 170.
91.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 167.
92.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 180.
93.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 439.
94.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 456.
95.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 473.
96.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 509.
97.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 27 januari 2023, genummerd PL0900-2022347577, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 60. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
98.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 9 mei 2023.
99.Een proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] op 7 september 2022, pagina 10.
100.Een proces-verbaal van forensisch onderzoek woning [adres] , pagina 19.
101.Een geschrift, inhoudende een deskundigenrapportage Forensisch DNA-onderzoek van 20 sep 2022, opgesteld door dr. P.J. Herbergs, NRGD-geregistreerd forensisch DNA-deskundige, The Maastricht Forensic Institute (TMFI), pagina 25.
102.Een proces-verbaal van verhoor getuige [benadeelde 7] op 16 december 2022, pagina 31.