ECLI:NL:RBMNE:2023:3066

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
16/004902-22 (P); 16/235116-19 en 13/650686-17 (vord. TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van gevangenisstraf en TBS-maatregel voor belaging en identiteitsfraude

Op 28 juni 2023 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan belaging en identiteitsfraude van vijftien slachtoffers. De verdachte heeft gedurende een lange periode nepaccounts aangemaakt op sociale media en (seks)websites, waarbij hij zich voordeed als deze slachtoffers. Hij maakte gebruik van hun persoonsgegevens, zoals volledige naam, telefoonnummer en foto's, en stuurde seksueel gerelateerde berichten naar bekenden en onbekenden van de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de geëiste straf van drie jaar gevangenisstraf, met aftrek van het voorarrest, passend was, rekening houdend met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte. Daarnaast werd een ongemaximeerde TBS-maatregel met dwangverpleging opgelegd, omdat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen dit vereisten. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen van de verdachte een reëel gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van de slachtoffers met zich meebrachten. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding werd toegekend voor immateriële en materiële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16/004902-22 (P); 16/235116-19 en 13/650686-17 (vord. TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 juni 2023
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1983] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] te [woonplaats] ,
gedetineerd te [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het in het openbaar gehouden onderzoek ter terechtzitting van 22 juli 2022, 29 september 2022, 21 november 2022, 8 februari 2023, 29 maart 2023, 7 juni 2023 en 14 juni 2023. Het onderzoek ter terechtzitting is inhoudelijk behandeld op 7 juni 2023 en op 14 juni 2023 is het onderzoek ter terechtzitting gesloten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. P.G.M. Lodder, advocaat te Utrecht, op 7 juni 2023 naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting van 22 juli 2022 nader omschreven. De nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
in de periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022 te Houten, Eindhoven, Assen, Groningen en/of Utrecht [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 5] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 12] en [aangeefster 13] heeft gestalkt.
Feit 2in de periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022 te Houten, Eindhoven, Assen, Groningen en/of Utrecht opzettelijk en wederrechtelijk de identificerende persoonsgegevens heeft misbruikt van [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] ,
[aangeefster 14] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 15] , [aangeefster 12] , [aangeefster 13] en [aangever] .

3.ONTVANKELIJKHEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE

3.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zitting bepleit dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte ten aanzien van aangeefsters [aangeefster 5] , [aangeefster 6] , [aangeefster 10] en [aangeefster 12] . Hij heeft aangevoerd dat deze aangeefsters buiten de klachttermijn ex artikel 66 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) een klacht hebben ingediend.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven – aangevoerd dat voor aangeefsters [aangeefster 5] , [aangeefster 6] en [aangeefster 12] geldt dat de schriftelijke klacht buiten de termijn van drie maanden is ingediend, maar dat uit de tekst van de aangiften van [aangeefster 5] , [aangeefster 6] en [aangeefster 12] kan worden afgeleid dat aangeefsters op dat moment vervolging wensten. Naar de rechtbank begrijpt stelt de officier van justitie daarmee dat aan het wettelijke klachtvereiste is voldaan en dat hij (dus) ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van voornoemde aangeefsters.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
Juridisch kader
Ingevolge artikel 285b lid 2 Sr is het misdrijf belaging slechts op klacht vervolgbaar. De klacht bestaat ingevolge artikel 164 lid 1 Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) uit een aangifte met het verzoek tot vervolging.
Indien een als klacht bedoeld stuk wel een aangifte maar geen verzoek tot vervolging inhoudt, kan niettemin het bestaan van een klacht als omschreven in het eerste lid van artikel 164 Sv worden aangenomen indien op grond van het onderzoek ter terechtzitting komt vast te staan dat de klager ten tijde van het opmaken van bedoeld stuk de bedoeling had dat een vervolging zou worden ingesteld. [1]
De beoordeling
De rechtbank stelt aan de hand van het strafdossier de volgende feiten en omstandigheden
– voor zover hier relevant – vast.
[aangeefster 5]
Op 19 februari 2021 is door mevrouw [aangeefster 16] , teammanager [instelling] , mede namens [aangeefster 5] aangifte gedaan van identiteitsfraude in de periode van (in haar geval) 9 februari 2021 tot 17 februari 2021. [2] De aangifte houdt geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging in. In de aangifte is vermeld dat [aangeefster 5] de schade wil verhalen op de verdachte en dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek. Op 11 maart 2021 is [aangeefster 5] telefonisch gehoord door de politie. [3] Zij heeft toen aangegeven dat ze geïnformeerd wenst te worden over het verloop en de afdoening van de strafzaak en dat zij de schade wenst te verhalen. Op 14 april 2022 heeft [aangeefster 5] een schriftelijke klacht ingediend. [4] heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tijdens de terechtzitting van 7 juni jl. bijgewoond.
[aangeefster 6]
Op 23 december 2021 is door [aangeefster 6] , werkzaam als verpleegkundige [instelling] aangifte gedaan van stalking in de periode van 13 en 14 december 2021. [5] De aangifte houdt geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging in. In de aangifte is vermeld dat zij de schade binnen het strafproces op verdachte wenst te verhalen en dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek. Op 14 april 2022 heeft [aangeefster 6] een schriftelijke klacht ingediend. [6] [aangeefster 6] heeft zich in het strafproces gevoegd als benadeelde partij. Zij was tijdens de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tijdens de terechtzitting van 7 juni jl. aanwezig en heeft toen gebruik gemaakt - middels haar advocaat - van haar spreekrecht.
[aangeefster 10]
Op 10 januari 2022 is door [aangeefster 10] , werkzaam als sociotherapeut/verpleegkundige [instelling] , aangifte gedaan van stalking tussen 13 mei 2021 en 2 januari 2022. [7] De aangifte houdt geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging in. In de aangifte is vermeld dat aangeefster de schade wil verhalen op de verdachte en dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek. Op 14 april 2022 heeft [aangeefster 10] een schriftelijke klacht ingediend. [8] heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tijdens de terechtzitting van 7 juni jl. bijgewoond.
[aangeefster 12]
Op 28 juli 2021 is door [aangeefster 12] , voorheen werkzaam in de [instelling] als leerling medewerker, aangifte gedaan van identiteitsfraude in de periode van 1 januari 2020 tot 28 juli 2021. [9] De aangifte houdt geen uitdrukkelijk verzoek tot vervolging in. In de aangifte is vermeld dat aangeefster de schade binnen het strafproces wil verhalen op de verdachte en dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek. Op 13 april 2022 heeft [aangeefster 12] een schriftelijke klacht ingediend. [10] heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak tijdens de terechtzitting van 7 juni jl. bijgewoond.
De rechtbank is van oordeel dat de schriftelijke klachten van voornoemde vier aangeefsters niet binnen de termijn van drie maanden na de dag waarop de aangeefsters kennis hebben genomen van het gepleegde feit zijn ingediend noch binnen de termijn van drie maanden na het moment dat de belaging tot een einde is gekomen.
Echter, ten aanzien van voornoemde vier aangeefsters kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat zij ten tijde van het opmaken van de aangiften de bedoeling hadden dat vervolging van de verdachte zou worden ingesteld waardoor alsnog voldaan is aan het klachtvereiste ex artikel 164 lid 1 Sv.
Met betrekking tot [aangeefster 5] blijkt van een uitdrukkelijke vervolgingswens uit de omstandigheid dat in de aangifte is vermeld dat zij de schade wil verhalen op de verdachte, dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek, dat zij nog een aanvullende verklaring bij de politie heeft afgelegd waarbij zij (ook) heeft aangegeven dat ze geïnformeerd wenst te worden over het verloop en de afdoening van de strafzaak, dat zij de schade wenst te verhalen, dat zij op 14 april 2022 een schriftelijke klacht heeft ingediend en dat zij ter zitting aanwezig was.
Met betrekking tot [aangeefster 6] blijkt van een uitdrukkelijke vervolgingswens uit de omstandigheid dat aangeefster in haar aangifte heeft vermeld dat zij de schade wil verhalen op verdachte, dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek, dat zij op 14 april 2022 een schriftelijke klacht heeft ingediend, een vordering benadeelde partij heeft ingediend en ter zitting haar spreekrecht heeft uitgeoefend.
Met betrekking tot [aangeefster 10] blijkt van een uitdrukkelijke vervolgingswens uit de omstandigheid dat aangeefster in haar aangifte heeft vermeld dat zij de schade wil verhalen op verdachte, dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek, dat zij op 14 april 2022 een schriftelijke klacht heeft ingediend en dat zij ter zitting aanwezig was.
Met betrekking tot [aangeefster 12] blijkt van een uitdrukkelijke vervolgingswens uit de omstandigheid dat aangeefster de schade wil verhalen op de verdachte, dat zij op de hoogte gehouden wil worden van de voortgang van het opsporingsonderzoek, dat zij op 13 april 2022 een schriftelijke klacht heeft ingediend en dat zij ter zitting aanwezig was.
Vaststaat dat [aangeefster 5] en [aangeefster 6] binnen de termijn van drie maanden na de dag waarop zij kennis hebben genomen van het gepleegde feit aangifte hebben gedaan, althans hebben laten doen ( [aangeefster 5] ). Ten aanzien van [aangeefster 10] en [aangeefster 12] geldt dat aangifte is gedaan binnen de termijn van drie maanden na de dag waarop de belaging tot een einde is gekomen.
Gelet op het vorenstaande verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman. Het openbaar ministerie is ontvankelijk in de vervolging.
3.4
Beantwoording van de voorvragen
Het voorgaande onder 3.3 betekent dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. Voorts is de dagvaarding geldig, is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Inleiding
De in de tenlastelegging genoemde personen onder feit 1 en feit 2, te weten vijftien vrouwelijke medewerksters van de Forensische Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) te [locatie] en de FPK te [locatie] en één ex-partner van een FPK-medewerkster, hebben aangifte gedaan van belaging (stalking) en/of identiteitsfraude (hierna: ID-fraude). Verdachte wordt ervan verdacht dat hij in de periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022 de ten laste gelegde belaging en ID-fraude heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend is te bewijzen. De officier van justitie heeft onder meer aangevoerd dat voor de bewezenverklaring gebruik kan worden gemaakt van schakelbewijs omdat de aangiften opvallende gelijkenissen vertonen die samen een specifieke modus operandi vormen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit van het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde. Hij heeft daartoe aangevoerd dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte degene is geweest die de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Subsidiair heeft de raadsman ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde verzocht om verdachte partieel vrij te spreken van de belaging van aangeefsters [aangeefster 5] , [aangeefster 14] (die overigens niet in de tenlastelegging wordt genoemd) en [aangeefster 12] . Volgens de raadsman was de stelselmatigheid van de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van deze aangeefsters dermate klein dat de gedragingen niet als belaging kunnen worden aangemerkt.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De feiten [11]
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen uit van de navolgende feiten, die verder ook niet ter discussie staan.
[aangeefster 1] heeft aangifte gedaan van belaging en ID-fraude. Zij heeft verklaard dat er in juni 2021 onder haar naam accounts werden aangemaakt bij Snapchat, Instagram en Facebook en dat er naar vrienden en onbekenden berichten zijn verstuurd. [12] Daarnaast heeft zij verklaard dat er ook nepaccounts werden aangemaakt die haar dan probeerden te bellen. [13] [aangeefster 1] heeft verder verklaard dat zij sinds augustus 2021 bijna dagelijks, voornamelijk op Snapchat, in de nacht werd benaderd met vriendschapsverzoeken door (nep)accounts waaronder ook accounts die aangemaakt zijn onder haar voor- en achternaam. [14] Op 24 januari 2022 is zij voor het laatst benaderd door een fakeaccount. [15]
[aangeefster 2] heeft in haar aangifte verklaard dat zij sinds februari 2021 chatberichten kreeg van onbekenden op Facebook. [16] Vanaf begin juni 2021 ontving zij op haar privé telefoonnummer WhatsAppberichten en videobelletjes van onbekenden. Het telefoonnummer van [aangeefster 2] bleek via [website] .nl aan een onbekende te zijn gegeven. [17] Ook ontving zij in februari 2022 weer een vreemd verzoek via social media. [18]
[aangeefster 3] heeft aangeven dat zij van 12 februari 2021 tot en met 15 maart 2022 op verschillende manieren online is lastig gevallen. Zij kreeg voornamelijk ‘s nachts via Snapchat, Facebook en Instagram vriendschapsverzoeken van onbekende accounts. [19] Zij kreeg ook van onbekenden via Facebook Messenger en per e-mail seksueel getinte berichten. [20] Daarnaast werden via Snapchat en Facebook meerdere accounts aangemaakt onder haar voor- en achternaam en met haar profielfoto, waarna zijzelf, collega’s en vrienden door deze fakeaccounts werden benaderd en vriendschapsverzoeken kregen. De berichten die collega’s kregen waren vaak seksueel getint en er werd door degene achter het fakeaccount gevraagd om naaktfoto’s. [21] Onder haar naam zijn ook accounts aangemaakt op www. [website] .nl, waardoor zij Facebook Messengerberichten kreeg van een onbekende man. [22] Ook werd op Tinder een account aangemaakt onder haar voor- en achternaam met foto. Daarna heeft [aangeefster 3] berichten en videobelletjes ontvangen van onbekende mannen via WhatsApp. [23]
[aangeefster 4] heeft verklaard dat zij van 15 januari 2021 tot en met februari 2022 online werd lastig gevallen. Zij kreeg in deze periode dag en nacht vriendschapsverzoeken van fakeaccounts die haar vervolgens probeerden te videobellen en haar seksueel getinte berichten stuurden. [24] [aangeefster 4] en haar vrienden ontvingen ook vriendschapsverzoeken van fakeaccounts op haar naam via Snapchat, waarna er ook geprobeerd werd om met hen te videobellen. [25] Ook werden verschillende fakeaccounts aangemaakt op Facebook met haar voor- en achternaam en foto, waarna haar vrienden van deze fakeaccounts vriendschapsverzoeken kregen en naar het telefoonnummer en naaktfoto’s van [aangeefster 4] werd gevraagd. [26] Advertenties met haar naam en foto’s werden op verschillende sekswebsites geplaatst, zoals [website] .com waarbij werd verwezen naar [naam] . [27] Zij kreeg vriendschapsverzoeken van fakeaccounts van bekenden. [28]
[aangeefster 5] heeft tussen 9 februari en 17 februari 2021 veertien vriendschapsverzoeken ontvangen van onbekenden en fakeaccounts van collega’s via Snapchat en Facebook, waarbij ook een enkele keer is geprobeerd om haar te videobellen. [29]
[aangeefster 6] heeft verklaard dat via Facebook een fakeaccount is aangemaakt met haar voornaam, meisjesnaam en getrouwde naam, waarna een kennis van [aangeefster 6] is benaderd. [30] Op 13 december 2021 kreeg zij allemaal Whatsappberichten, telefoontjes en video-oproepen van onbekende mannen die zeiden dat zij seks met haar wilden. [31]
[aangeefster 7] heeft verklaard dat zij in de periode van 11 maart 2021 tot en met februari 2022 online werd lastig gevallen. Op Instagram, Snapchat, [website] .nl en andere sekssites werden fakeaccounts aangemaakt met haar voornaam, achternaam, foto en mobiele telefoonnummer, waardoor zij voortdurend met name in de nachtelijke uren werd ge(video)beld en verschillende vriendschapsverzoeken en berichten ontving van onbekende mannen. [32] Een vreemde man is in de nacht naar het adres van haar ouders gereden, omdat door een fakeaccount van [aangeefster 7] een seksafspraak met hem was gemaakt. [33] Zij kreeg vele vriendschapsverzoeken van fakeaccounts. Daarnaast werden vrienden en kennissen van haar benaderd door fakeaccounts in [aangeefster 7] ’ naam, waarbij seksuele berichten werden verzonden en werd gevraagd naar naaktfoto’s en het telefoonnummer van [aangeefster 7] . [34]
[aangeefster 8] werd tussen juni 2021 en maart 2022 online lastig gevallen. Zij kreeg vriendschapsverzoeken via Snapchat van onbekenden en van fakeaccounts van zichzelf en collega’s. Op Facebook werd een fakeaccount aangemaakt met [aangeefster 8] voornaam, achternaam en foto, waarna haar contacten, zoals vrienden en familie, vriendschapsverzoeken kregen en werden benaderd. Door het fakeaccount werden seksueel getinte berichten verzonden en werd gevraagd naar haar telefoonnummer. [35]
[aangeefster 9] heeft verklaard dat zij vanaf 17 augustus 2021 tot en met januari 2022 online werd lastig gevallen. Er werd een nepprofiel op Facebook aangemaakt met haar voornaam, achternaam en foto, waarna een vriend een vriendschapsverzoek kreeg. Verder werden fakeaccounts met een nickname aangemaakt op [website] .com en [website] .nl waarbij haar voornaam, achternaam, telefoonnummer en/of foto werden gebruikt en verstrekt. Zij ontving vriendschapsverzoeken via Snapchat en Instagram van onbekenden en van collega’s en kreeg meerdere WhatsAppberichten, telefoontjes en videobel-oproepen van onbekenden. [36]
[aangeefster 10] werd vanaf 13 mei 2021 online lastig gevallen. Zij kreeg ’s nachts een aantal keer per week vriendschapsverzoeken van onbekende accounts via Snapchat, Instagram en Facebook en van fakeaccounts van collega’s. Ook werd een fakeaccount met haar voornaam, achternaam en/of foto aangemaakt via Snapchat en Facebook. Vrienden en kennissen kregen vriendschapsverzoeken en werden actief benaderd door deze fakeaccounts. [aangeefster 10] werd op een gegeven moment constant bericht en gebeld op haar mobiele telefoonnummer door onbekende mannen die seksueel contact wilden. Zij kwam erachter dat er een fakeaccount was aangemaakt met haar voornaam en achternaam op de website [website] .nl. De onbekende mannen hadden contact gehad met het fakeaccount en haar telefoonnummer ontvangen. [37]
[aangeefster 11] werd sinds februari 2021 online lastig gevallen. Zij werd benaderd door fakeaccounts van bekenden van haar. Er werden fakeprofielen van haar aangemaakt op social media en seks- en datingssites. Door de fakeprofielen op Instagram, Facebook en Snapchat werden vrienden, familie en collega’s benaderd en werd er door degene achter de fakeprofielen gevraagd of zij nog het juiste telefoonnummer van [aangeefster 11] hadden. [aangeefster 11] werd via Instagram en Facebook door onbekende mannen bericht die haar hadden gevonden via de seks- en datingssites. Ook ontving zij per e-mail een foto van een mannelijk geslachtsdeel van een onbekende afzender. [38]
[aangeefster 12] is ongeveer tien keer benaderd door onbekenden via Facebook en Instagram, waarbij een paar gebruikers aangaven haar te hebben gevonden via een sekssite. [39] Ook werden fakeaccounts met haar voornaam, achternaam en foto aangemaakt, waarna zijzelf, vrienden en kennissen werden benaderd. Via deze fakeaccounts werden seksuele berichten gestuurd en werd gevraagd naar naaktfoto’s en het telefoonnummer van [aangeefster 12] . [40]
[aangeefster 13] werd van 18 februari 2021 tot en met 15 maart 2022 online lastig gevallen. Zij ontving vele vriendschapsverzoeken via Snapchat van onbekende accounts en fakeaccounts van collega’s. Van een fakeaccount van een collega ontving zij seksueel getinte berichten. [41] [aangeefster 13] naam, telefoonnummer en foto’s werden gebruikt voor verschillende fakeaccounts op sekssites, zoals [website] .nl, [website] en [website] .com. Op deze sites werd door de fakeaccounts van [aangeefster 13] verzocht om seksueel contact, waardoor [aangeefster 13] voornamelijk in de nacht werd ge(video)beld en bericht. [42] Tevens werden fakeaccounts aangemaakt met haar voornaam, achternaam en foto op Instagram, Snapchat en Facebook. Zij werd zelf benaderd door deze accounts, maar ook haar vrienden werden benaderd en kregen vriendschapsverzoeken van deze fakeaccounts. Vrienden van [aangeefster 13] kregen van deze fakeaccounts seksuele berichten en er werd gevraagd naar haar telefoonnummer. [43]
[aangeefster 14] heeft aangifte gedaan van ID-fraude. Er werden fakeaccounts met haar voornaam, achternaam en foto aangemaakt, waarna haar vrienden en online netwerk werden benaderd. [44]
[aangeefster 15] deed aangifte van ID-fraude, omdat met haar voornaam, achternaam en/of foto fakeaccounts werden aangemaakt via Snapchat en Facebook. Vrienden, familie en onbekenden kregen vriendschapsverzoeken van deze fakeaccounts en werden benaderd door degene achter de fakeaccounts die zich voordeed als [aangeefster 15] . [45]
[aangever] , de ex-partner van [aangeefster 3] , heeft aangifte gedaan van ID-fraude. Er werden fakeaccounts gemaakt via Snapchat met zijn voornaam en achternaam, waarna bekenden en een onbekende vriendschapsverzoeken kregen. Vanuit deze fakeaccounts werden er seksueel getinte berichten verzonden en werd geprobeerd een seksafspraak te maken. [46]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij gebruik maakte van het mobiele telefoonnummer 06- [telefoonnummer] . [47]
4.3.2
Is er sprake van belaging en/of identiteitsfraude?
Belaging
De rechtbank ziet zich ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde gesteld voor de vraag of een wederrechtelijke, stelselmatige en opzettelijke inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 5] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 12] en [aangeefster 13] , met het oogmerk hen te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, zoals bedoeld in artikel 285b lid 1 Sr. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr zijn verschillende factoren van belang, te weten de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer.
[aangeefster 5]
De rechtbank is van oordeel dat in het geval van aangeefster [aangeefster 5] geen sprake was van een strafrechtelijke belaging. [aangeefster 5] heeft in een week tijd veertien vriendschapsverzoeken ontvangen via Snapchat en Facebook, waarbij zij soms het gesprek is aangegaan om erachter te komen met wie zij sprak. De gesprekken waren kort, verliepen normaal en de persoon achter het vriendschapsverzoek probeerde een enkele keer te videobellen. De rechtbank acht deze vriendschapsverzoeken en videocontacten - hoe vervelend ook - niet dermate indringend van aard en ook niet zodanig intensief dat van een wederrechtelijke stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 5] kan worden gesproken.
[aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 12] en [aangeefster 13]
In het geval van aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 12] en [aangeefster 13] is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake geweest van strafrechtelijke belaging.
Uit de bewijsmiddelen, zoals hiervoor onder ‘de feiten’ weergegeven, blijkt dat aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] en [aangeefster 13] voornamelijk in de nacht meerdere video-oproepen en/of telefoontjes kregen. Zij namen de telefoon niet op, blokkeerden de nummers of profielen en [aangeefster 7] en [aangeefster 13] namen zelfs een nieuw telefoonnummer. Aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 12] en [aangeefster 13] werden voornamelijk in de nachtelijke uren meerdere malen benaderd door onbekende (fake)accounts, fakeaccounts op hun eigen naam en/of fakeaccounts van collega’s op social media, zoals Facebook, Snapchat en Instagram. Zij kregen ook vele vriendschapsverzoeken vanuit de eerdergenoemde accounts. [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 10] en [aangeefster 13] kregen zelfs seksueel getinte berichten. [aangeefster 13] dacht op een gegeven moment dat zij het vriendschapsverzoek van haar collega [aangeefster 3] had geaccepteerd, maar toen zij een bericht kreeg dat haar collega [aangeefster 3] “zin had” en gevraagd werd of [aangeefster 13] bij haar kwam liggen wist zij dat het om een fakeaccount ging. Op social media en meerdere dating-, seks- en websites werden fakeaccounts, fakeprofielen of nicknames aangemaakt onder de namen van aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 12] en [aangeefster 13] . Familie, vrienden, collega’s kennissen en/of onbekende personen van voornoemde aangeefsters kregen vriendschapsverzoeken, seksueel getinte berichten en het verzoek om naaktfoto’s van deze aangeefsters te sturen. In het geval van [aangeefster 7] heeft de persoon achter het fakeaccount zelfs een seksafspraak gemaakt met een voor [aangeefster 7] onbekende man waardoor hij in de nacht bij het woonadres van haar ouders stond. [aangeefster 11] heeft per e-mail een ongewenste foto gekregen van een mannelijk geslachtsdeel van een voor haar onbekende man, een zogenoemde dickpick. Doordat persoonsgegevens op verschillende dating- en sekssites werden geplaatst van aangeefsters [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 12] en [aangeefster 13] kregen zij voortdurend (voornamelijk seksueel getinte) berichten, e-mails, telefoontjes en video-oproepen.
Uit de verklaringen van aangeefsters blijkt dat zij op geen enkele manier van de hierboven beschreven gedragingen gediend waren. Keer op keer moesten zij uitleggen aan bekenden en onbekenden dat het een misverstand was, dat zij geen (seksueel) contact wilden en dat zij niet degene waren waarmee eerder een gesprek was gevoerd. De gedragingen die de aangeefsters hebben ondervonden, werden als ingrijpend, intimiderend en indringend ervaren, vooral omdat aangeefsters vaak in de nacht werden benaderd door onbekenden. Ook werden personen uit de sociale omgeving van de aangeefsters actief benaderd voor bijvoorbeeld het telefoonnummer of naaktfoto’s van aangeefsters. Aangeefsters werden gedwongen om het contact dat zij direct en indirect ondervonden te dulden en hun werd angst aangejaagd.
Bij aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] en [aangeefster 13] is gedurende een langere periode, te weten van zes maanden tot meer dan een jaar, veelvuldig geprobeerd om op allerlei manieren contact met hen te krijgen.
De rechtbank is van oordeel dat in het geval van aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 12] en [aangeefster 13] de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de hiervoor benoemde gedragingen, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de aangeefsters - naar objectieve maatstaven bezien - zodanig zijn geweest dat sprake was van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, Sr.
Ten aanzien van aangeefsters [aangeefster 6] en [aangeefster 12] was ook sprake van een stelselmatige inbreuk, ook al was bij deze twee aangeefsters het contact van beperktere duur. [aangeefster 6] kreeg nadat zij haar telefoonnummer en adres via een gesprek op Vinted had gegeven op een avond meerdere malen achter elkaar Whatsappberichten, telefoontjes en video-oproepen van onbekende mannen. Deze mannen gaven aan dat zij seks met haar wilden. [aangeefster 6] gaf aan dat haar telefoon leek te ontploffen en dat zij gespannen raakte van al deze oproepen en berichten. In korte tijd werden de oproepen indringender, zo heeft zij van een telefoonnummer zelfs twaalf gemiste video-oproepen ontvangen. Dat het contact indringender werd blijkt ook uit het feit dat [aangeefster 6] haar telefoon heeft uitgezet en de volgende dag direct een nieuw nummer heeft opgehaald in de winkel. [aangeefster 12] en haar vrienden en kennissen werden via fakeaccounts met haar naam en foto benaderd. In de nacht werden gesprekken gevoerd via deze fakeaccounts, waarbij vanaf het fakeaccount op naam van [aangeefster 12] werd gezegd dat zij ondeugend was en gevraagd werd naar “die foto’s en filmpjes”. Ook kwam ter sprake of de persoon zonder fakeaccount nog wist wat zij lekker vond, waarna werd aangegeven dat ze konden afspreken om hierachter te komen. De persoon met het fakeaccount op naam van [aangeefster 12] gaf aan dat de persoon zonder fakeaccount moest aangeven waar en wanneer deze afspraak zou plaatsvinden. De gesprekken werden intenser en specifieker uit naam van [aangeefster 12] verstuurd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de intensiteit en de aard van de gedragingen in het geval van [aangeefster 6] en [aangeefster 12] van dien aard waren dat in deze gevallen de gedragingen ook als stelselmatig zijn aan te merken.
Identiteitsfraude
Ten aanzien van het onder feit 2 tenlastegelegde volgt naar het oordeel van de rechtbank uit de bewijsmiddelen en voornoemde feiten dat opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens zoals de volledige naam, het telefoonnummer en/of foto’s van aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 14] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 9] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] , [aangeefster 15] , [aangeefster 12] , [aangeefster 13] en aangever [aangever] zijn misbruikt, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Naar het oordeel van de rechtbank is willens en wetens zonder toestemming van de in de tenlastelegging opgenomen personen gebruik gemaakt van persoonlijke gegevens om op het internet zich voor te doen als deze personen. Op diverse (seks)websites zijn (seks)advertenties geplaatst waarin uit naam van aangeefsters [aangeefster 2] , [aangeefster 3] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 10] , [aangeefster 11] en [aangeefster 13] seksuele diensten en/of (seksueel) contact werd aangeboden. Zo bleek in een advertentie van [aangeefster 4] te staan dat zij van gangbangs hield, open-minded was en dat bondage en SM haar voorkeur had. Bij [aangeefster 7] ging het zo ver dat een onbekende man haar adres kreeg waarna deze man in de nacht op de stoep stond bij de woning van haar ouders voor een afspraak die uit haar naam was gemaakt. Verder is het telefoonnummer van [aangeefster 2] , [aangeefster 6] , [aangeefster 7] , [aangeefster 10] en [aangeefster 13] aan onbekende personen gegeven waardoor zij voornamelijk seksueel getinte berichten kregen.
De rechtbank is van oordeel dat ernstig nadeel is ontstaan door het gebruik van de namen, telefoonnummers en/of foto’s van de eerder genoemde personen. Uit de aangiftes blijkt dat hun eer en goede naam zijn aangetast door het misbruik. Ook werd de bewegingsvrijheid van de aangeefsters aangetast doordat zij bang waren om mensen op straat tegen te komen die hen wellicht op de sekssites hadden gezien of de onbekende mannen tegen te komen die een seksafspraak hadden gemaakt of waarmee seksueel getint berichtenverkeer had plaatsgevonden.
4.3.3
De rol van verdachte
De rechtbank is van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte betrokken is geweest bij de ten laste gelegde feiten en overweegt daartoe als volgt.
[aangeefster 3] , [aangeefster 9] en [aangeefster 11]
Een vriendin van [aangeefster 3] kreeg via Snapchat een vriendschapsverzoek van een fakeaccount, met gebruikersnaam [gebruikersnaam] , uit naam van [aangeefster 3] . Deze vriendin heeft het fakeaccount via videobellen gebeld en een screenshot gemaakt van het beeld wat zij zag, te weten een dakraam en een klein stukje van het voorhoofd van degene met het fakeaccount. [48]
Een particulier recherchebureau heeft naar aanleiding van het screenshot locatieonderzoek uitgevoerd op de [adres] te [woonplaats] (op het terrein van de [instelling] ) aan de (voormalige) kamer van verdachte, kamernummer [kamernummer] , en de op dezelfde verdieping aanwezige ruimtes. Geen van de dakramen in de andere ruimtes kwam in aanmerking om het dakraam te zijn wat zichtbaar is op het screenshot en waarop een dakraam zichtbaar is. Na vergelijkend onderzoek concludeert de rapporteur aldus dat de onderzoeksresultaten extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer het op de screenshot zichtbare dakraam het dakraam van de kamer betreft waar verdachte heeft verbleven gedurende zijn verblijf aan de [straat] dan wanneer het op de screenshot zichtbare dakraam een dakraam van een willekeurige andere kamer aan de [straat] op het terrein van de [instelling] betreft. [49] Ook heeft een verbalisant onderzoek ingesteld naar het dakraam van kamer [kamernummer] , de oude kamer van verdachte, op het wooncomplex van de [instelling] aan de [adres] . De verbalisant zag hierbij dat het raam overeen kwam met het raam van de screenshot op bijlage P. Hij zag daarbij dat de kitrand, onderaan het dakraam, dezelfde onderbrekingen had als het raam van de screenshot op bijlage P. De verbalisant kreeg te horen dat verdachte in de periode van zijn verblijf, volgens de bezoekerslijst, geen bezoek had ontvangen. [50]
Daarnaast heeft [aangeefster 3] meerdere vriendschapsverzoeken via Facebook gekregen van ene [fakenaam] die wilde videobellen. Zij heeft deze vriendschapsverzoeken niet aangenomen en [fakenaam] geblokkeerd. [aangeefster 3] hoorde van een collega dat zij ook was benaderd door [fakenaam] en het videobelverzoek heeft geaccepteerd. Op het beeld, dat van die videobelsessie was gemaakt, was een dekbed te zien waarvan de collega een screenshot had gemaakt. De teammanager bij het FPK te [locatie] herkende het dekbed als een dekbed van de GGZ. [51]
Ook is de telefoon van verdachte onderzocht en uit dat onderzoek zijn de navolgende bevindingen naar voren gekomen. In de telefoon van verdachte werden foto’s aangetroffen van [aangeefster 15] , [aangeefster 6] , [aangeefster 1] , [aangeefster 3] , [aangeefster 9] , [aangeefster 12] , [aangeefster 13] , [aangeefster 11] , [aangeefster 4] en [aangeefster 7] . [52] Bovendien werd in de telefoon van verdachte een thumbnail foto aangetroffen van aangeefster [aangeefster 9] en twee thumbnail foto’s van aangeefster [aangeefster 11] . Een thumbnail is een verkleinde versie van een (verwijderde) foto, dat door een programma of het besturingssysteem automatisch is aangemaakt. Een kenmerk op forensisch gebied van thumbnails is dat als de originele foto van “het apparaat” is verwijderd, de thumbnail blijft bestaan. Veelal worden dus thumbnails op een telefoon aangetroffen, terwijl de originele foto niet meer op de telefoon staat. Op de thumbnail foto’s van [aangeefster 9] en [aangeefster 11] leek een vloeibaar middel te liggen. [53] Uit de aangifte van [aangeefster 11] kwam naar voren dat zij op 27 oktober 2021 om 00:59 uur een e-mail had ontvangen met een foto waarop een mobiele telefoon was te zien met haar foto terwijl op de telefoon een witte vloeistof lag, de door aangeefster genoemde “spermafoto”. [54] De foto die aangeefster kreeg per e-mail vertoonde nagenoeg dezelfde kenmerken als de thumbnail foto die op het toestel van verdachte was aangetroffen. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid hebben volgens de politie de foto’s van aangeefsters [aangeefster 9] en [aangeefster 11] op het toestel van verdachte gestaan. De rechtbank gaat er, mede vanwege het ontbreken van een desbetreffende verklaring van verdachte, dan ook van uit dat de “sperma foto's” ook op het toestel van verdachte hebben gestaan. Gelet op het tijdvak en volgordelijkheid van de aangetroffen foto van [aangeefster 11] en de mail die zij heeft ontvangen is het zeer waarschijnlijk dat deze foto vanaf dit toestel is verstuurd naar aangeefster [aangeefster 11] . [55] Tevens bleek in de periode tussen 23 september 2021 en 23 januari 2022 dat met het nummer van verdachte negen keer is gebeld naar het telefoonnummer van [aangeefster 9] . [56] Verder blijkt uit het onderzoek naar de telefoon van verdachte dat de Snapchat app vaak is geïnstalleerd en ge-deïnstalleerd. [57]
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het voorgaande dat verdachte [aangeefster 3] , [aangeefster 9] en [aangeefster 11] heeft belaagd en hun persoonsgegevens heeft misbruikt. De rechtbank trekt de conclusie dat er een videogesprek is geweest vanaf een fakeaccount op social media vanuit de kamer van verdachte terwijl hij in die periode geen bezoek heeft gehad. Verdachte heeft aldus het fakeaccount [gebruikersnaam] aangemaakt en haar vriendin benaderd. Ook in het geval van [aangeefster 11] en [aangeefster 9] zijn fakeaccounts aangemaakt en is hun omgeving benaderd. De rechtbank heeft daardoor de overtuiging dat verdachte de andere fakeaccounts uit naam en met foto van aangeefsters [aangeefster 3] , [aangeefster 11] en [aangeefster 9] heeft aangemaakt, zich voordeed als deze aangeefsters op social media en het internet en bekenden en onbekenden heeft benaderd en vele vriendschapsverzoeken heeft verstuurd. Daar komt bij dat op de telefoon van verdachte foto’s zijn aangetroffen van de aangeefsters en in het geval van [aangeefster 11] het zeer waarschijnlijk is dat de “spermafoto” is verzonden vanaf de telefoon van verdachte.
Schakelbewijs inzake [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 4] , [aangeefster 6] , [aangeefster 14] , [aangeefster 7] , [aangeefster 8] , [aangeefster 10] , [aangeefster 15] , [aangeefster 12] , [aangeefster 13] en [aangever]
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (bijvoorbeeld Hoge Raad 6 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2024) is het gebruik van aan andere bewezen verklaarde, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als ondersteunend schakelbewijs toegelaten. Daarbij moet het gaan om bewijsmateriaal van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een specifiek patroon in het gedrag van een verdachte, welk patroon herkenbaar aanwezig is in de voor het te bewijzen feit voorhanden zijnde bewijsmiddelen.
De rechtbank is van oordeel dat de bewijsmiddelen voor de bewezen verklaarde feiten inzake [aangeefster 3] , [aangeefster 11] en [aangeefster 9] – in onderlinge samenhang bezien – steun vinden in elkaar, maar ook dat de bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan voornoemde bewezen geachte feiten ten aanzien van verdachte kunnen dienen als schakelbewijs voor de belaging en ID-fraude van de overige in de tenlastelegging genoemde personen, omdat sprake is van een herkenbare, specifieke modus operandi van verdachte. Die specifieke modus operandi, ofwel ‘vaste werkwijze, volgt naar het oordeel van de rechtbank uit het navolgende.
Alle aangeefsters zijn (oud-)medewerksters van de FPK te [locatie] of van de instelling in [locatie] waar verdachte heeft verbleven. Alleen aangever [aangever] valt hierbuiten, maar hij is de ex-partner van aangeefster [aangeefster 3] waardoor op deze manier een link wordt gelegd tussen de FPK en verdachte. Verschillende aangeefsters zijn benaderd door fakeaccounts op naam van hun collega’s. Meerdere aangeefsters zijn benaderd door fakeaccounts met (soortgelijke) namen die regelmatig terugkomen. Zo blijken aangeefsters [aangeefster 3] , [aangeefster 2] en [aangeefster 4] door ene [fakenaam] via Facebook te zijn benaderd. Aangeefster [aangeefster 12] is door ene [fakenaam] / [fakenaam] benaderd, aangeefsters [aangeefster 3] , [aangeefster 12] en [aangeefster 10] door ene [fakenaam] . Aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 4] , [aangeefster 10] , [aangeefster 9] en [aangeefster 8] blijken te zijn benaderd door een Snapchataccount waarin de naam [snapchataccount] voorkomt. Verschillende aangeefsters zijn ook benaderd door accounts met de namen [fakenaam] , [fakenaam] of [fakenaam] .
Uit onderzoek van de politie blijkt dat zeven namen waarmee [aangeefster 1] is benaderd op Snapchat gebruikersnamen betreffen waarmee [aangeefster 7] , [aangeefster 9] en/of [aangeefster 8] ook benaderd zijn. Gesprekken met bekenden van de aangeefsters werden vaak ingeleid met dezelfde vraag, namelijk of de bekende de aangeefster nog kende en of deze bekende nog het juiste telefoonnummer had van de aangeefster. Sommige bekenden kregen seksueel getinte berichten en de vraag of ze de (naakt)foto’s nog hadden. Meerdere aangeefsters zijn met hun naam, telefoonnummer en foto’s op [website] .nl en [website] .com of andere websites geplaatst.
De rechtbank wordt gesterkt in haar overtuiging dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd door het feit dat de overlast tijdelijk stopte toen verdachte werd teruggeplaatst binnen de FPK – waardoor hij geen beschikking had over een telefoon en computer – en het feit dat de aangeefsters helemaal geen last meer ondervonden na zijn aanhouding op 11 april 2022. [58] Daar komt bij dat blijkens het strafblad van verdachte en het rapport van het particulier recherchebureau, verdachte eerder voor soortgelijke feiten met eenzelfde modus operandi is veroordeeld.
Partiële vrijspraak
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangeefster [aangeefster 5] heeft belaagd en zal verdachte hiervan - partieel - vrijspreken.
De rechtbank spreekt verdachte voorts partieel vrij van het achtste gedachtestreepje onder feit 1. Ten aanzien van het achtste gedachtestreepje ontbreekt wettig en overtuigend bewijs dat de ‘dickpick’ aan [aangeefster 11] is verzonden door verdachte.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Feit 1op één of meer tijdstippen in de periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022, in Nederland, telkens wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van
- [aangeefster 1] en
- [aangeefster 2] en
- [aangeefster 3] en
- [aangeefster 4] en
- [aangeefster 6] en
- [aangeefster 7] en
- [aangeefster 8] en
- [aangeefster 9] en
- [aangeefster 10] en
- [aangeefster 11] en
- [aangeefster 12] en
- [aangeefster 13] ,
door
- (anoniem) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (veelvuldig) (in de nachtelijke uren) te (video)bellen en/of
- op sociale media fakeaccounts en/of fakeproñelen aan te maken en/of
- (vervolgens) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (veelvuldig) -middels (fake)accounts en/of (fake)profielen op sociale media - (in de nachtelijke uren) te benaderen en/of (een) vriendschapsverzoek(en) te sturen en/of
- vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (in de nachtelijke uren) (seksueel getinte) berichten te sturen en/of
- op [website] .nl en/of [website] en/of Snapchat en/of Facebook en/of [naam] en/of [website] .com en/of Instagram en/of WhatsApp en/of [website] .nl en/of andere sites fakeaccount(s) en/of fakeprofielen en/of (een) nickname onder de naam van die [aangeefster 1] en [aangeefster 3] en [aangeefster 4] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en [aangeefster 8] en [aangeefster 9] en [aangeefster 10] en [aangeefster 11] en [aangeefster 12] en [aangeefster 13] aan te maken en/of
- (vervolgens) familie en/of vrienden en/of collega's en/of kennissen en/of een of meer andere (onbekend gebleven) personen van die [aangeefster 1] en [aangeefster 3] en [aangeefster 4] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en [aangeefster 8] en [aangeefster 9] en/ [aangeefster 10] en [aangeefster 11] en [aangeefster 12] en [aangeefster 13] via die fakeaccount(s) en/of fakeprofielen en/of nickname als ware hij die [aangeefster 1] en [aangeefster 3] en [aangeefster 4] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en [aangeefster 8] en [aangeefster 9] en [aangeefster 10] en [aangeefster 11] en [aangeefster 12] en [aangeefster 13] te benaderen en/of (een) vriendschapsverzoek(en) te sturen en/of (seksueel getinte) berichten te sturen en/of om naaktfoto's te vragen en/of (een) seksafspra(a)k(en) te maken en/of
- persoonsgegevens van die [aangeefster 2] en [aangeefster 3] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en [aangeefster 10] en [aangeefster 11] en [aangeefster 13] beschikbaar te stellen op (diverse) seks- en/of datingsites waardoor die [aangeefster 2] en [aangeefster 3] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en [aangeefster 10] en [aangeefster 11] en [aangeefster 13] (veelvuldig) ongewenste (seksueel getinte) (WhatsApp)berichten en/of telefoontjes en/of videobelverzoeken en/of e-mails van een/of meer andere (onbekend gebleven) personen ontvingen)
telkens met het oogmerk die
- [aangeefster 1] en
- [aangeefster 2] en
- [aangeefster 3] en
- [aangeefster 4] en
- [aangeefster 6] en
- [aangeefster 7] en
- [aangeefster 8] en
- [aangeefster 9] en
- [aangeefster 10] en
- [aangeefster 11] en
- [aangeefster 12] en
- [aangeefster 13] ,
te dwingen iets te dulden en vrees aan te jagen;
Feit 2op één of meer tijdstippen in de periode van 15 januari 2021 tot en met 11 april 2022, in Nederland telkens opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander, te weten de (volledige) naam en/of het adres en/of het telefoonnummer en/of (een) foto('s) van
- [aangeefster 1] en
- [aangeefster 2] en
- [aangeefster 3] en
- [aangeefster 4] en
- [aangeefster 6] en
- [aangeefster 14] en
- [aangeefster 7] en
- [aangeefster 8] en
- [aangeefster 9] en
- [aangeefster 10] en
- [aangeefster 11] en
- [aangeefster 15] en/of
- [aangeefster 12] en/of
- [aangeefster 13] en/of
- [aangever] ,
heeft gebruikt door
- op het internet, zich voor te doen als die [aangeefster 1] en [aangeefster 2] en [aangeefster 3] en [aangeefster 4] en [aangeefster 6] en [aangeefster 14] en [aangeefster 7] en [aangeefster 8] en [aangeefster 9] en [aangeefster 10] en [aangeefster 11] en [aangeefster 15] en [aangeefster 12] en [aangeefster 13] en/ [aangever] en/of
- op het internet, een of meerdere (seks)advertenties te plaatsen waarin was vermeld dat die [aangeefster 2] en [aangeefster 3] en [aangeefster 4] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en [aangeefster 10] en [aangeefster 11] en [aangeefster 13] zich aanbood voor seksuele diensten en/of(seksueel) contact en/of
- het adres van die [aangeefster 7] naar een onbekend gebleven persoon te sturen waarna die onbekend gebleven persoon zich op dat adres meldde met de verwachting om van seksuele diensten gebruik te kunnen maken en/of
- het telefoonnummer van die [aangeefster 2] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en/of [aangeefster 10] en [aangeefster 13] aan een of meerdere (onbekend gebleven) personen te verstrekken, teneinde met die [aangeefster 2] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en [aangeefster 10] en [aangeefster 13] (seks)afspraken te maken en die [aangeefster 2] en [aangeefster 6] en [aangeefster 7] en [aangeefster 10] en [aangeefster 13] (seksueel getinte) berichten te sturen, telkens met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van de ander te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1: belaging, meermalen gepleegd;
feit 2: opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, terwijl daardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 3 jaren, met aftrek van het voorarrest. De officier heeft ook gevorderd om twee maatregelen op te leggen, te weten een maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met dwangverpleging en een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM). De officier van justitie heeft geëist dat de TBS-maatregel ongemaximeerd wordt opgelegd ter bescherming van de veiligheid van personen en de maatschappij.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Indien de rechtbank niet tot de primair bepleite algehele vrijspraak komt, heeft de raadsman subsidiair verzocht om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest, met oplegging van de GVM, maar zonder oplegging van de TBS-maatregel. De raadsman heeft aangevoerd dat de rapportages over een TBS-maatregel als uitgangspunt nemen dat verdachte de feiten heeft gepleegd in een instelling met beveiligingsniveau 3, terwijl destijds een lichter beveiligingsniveau aan de orde was, aldus de raadsman. Verdachte zat namelijk niet voortdurend gesloten, maar woonde begeleid en had bepaalde vrijheden. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht om in het geval de rechtbank de TBS-maatregel overweegt, te volstaan met een TBS-maatregel met voorwaarden.
De raadsman heeft voorts een voorwaardelijk verzoek gedaan om de zaak aan te houden, zodat nader onderzoek kan worden gedaan door de reclassering en het Pieter Baan Centrum naar passende voorwaarden.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een lange periode schuldig gemaakt aan belaging en ID-fraude van verschillende slachtoffers. Hij heeft op een nare manier ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levens van de vijftien slachtoffers en hun persoonsgegevens misbruikt, door op social media en verschillende (seks)websites nepaccounts aan te maken en zich voor te doen als deze slachtoffers. Hij maakte daarbij gebruik van hun (volledige) naam, telefoonnummer en/of foto’s en stuurde met name seksueel gerelateerde berichten naar bekenden en onbekenden van de slachtoffers. Veel slachtoffers kregen voornamelijk in de nacht meerdere malen over een lange periode telefoontjes, videobelverzoeken, vriendschaps-verzoeken en berichten van verdachte en van onbekende mannen. Verdachte heeft ervoor gezorgd dat er constant contact met de slachtoffers werd opgenomen door onbekenden. Dit handelen van de verdachte in de onlinewereld heeft in het dagelijks leven verstrekkende negatieve gevolgen gehad voor de slachtoffers. Door het contact wat verdachte steeds direct en indirect zocht met de slachtoffers en hun bekenden heeft hij hun werk, privé en online leven veranderd in een nachtmerrie.
Ter terechtzitting hebben enkele slachtoffers geëmotioneerd verteld over de soms diep ingrijpende psychische gevolgen. Sommige slachtoffers zaten lang ziek, gestresst en in angst thuis. Meerdere slachtoffers kregen therapie en hadden gesprekken met een psycholoog of psychiater. De meeste slachtoffers durfden niet meer over straat en hoewel verdachte vastzit, zijn zij nog steeds bang.
Uit het dossier en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de impact van het handelen van verdachte enorm geweest is. Verdachte heeft gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt bij de slachtoffers, maar ook bij hun naasten. Verdachte heeft de slachtoffers veel leed aangedaan en wantrouwen in sociale media bezorgd. Dit rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
De rechtbank neemt daarbij ook in strafverzwarende zin mee dat de verdachte in twee verschillende proeftijden liep voor soortgelijke feiten. Verdachte is in de proeftijd waarin hij werd behandeld, doorgegaan met het plegen van zeer ernstige strafbare feiten tegen (oud-) medewerksters van de FPK. Deze FPK-medewerksters zijn juist de zorgverleners die voor personen met psychische problemen, zoals verdachte, klaarstaan. Zij dienen hun werk onder veilige omstandigheden te kunnen doen. Sommige slachtoffers hebben ter zitting verklaard dat zij door het handelen van verdachte, met pijn in hun hart, afscheid hebben genomen van hun baan in de zorg. Verdachte heeft eerder in het proces aangegeven te willen verklaren bij de inhoudelijke behandeling van de zaak, maar hij heeft ter terechtzitting consequent een beroep gedaan op zijn zwijgrecht ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Daarbij heeft hij de in de zittingszaal hardop uitgesproken gevoelens van leed, onveiligheid en wanhoop genegeerd. Door deze proceshouding heeft verdachte geen inzicht willen geven in het motief van zijn handelen, waardoor zijn proceshouding en handelen getuigt van een verdachte die geen verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden en onverbeterlijk lijkt te zijn in het belagen van personen en in het misbruiken van hun persoonsgegevens.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennisgenomen van:
  • het op zijn naam gestelde uittreksel Justitiële documentatie (strafblad) van 29 mei 2023;
  • een Pro Justitia dubbelrapportage van juni 2022, opgesteld door I.F.F.M. Elzakkers, psychiater, en M.G.H. van Willigenburg, klinisch psycholoog;
  • een Pro Justitia rapportage van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) van 1 maart 2023, opgesteld door T. den Boer, psychiater, en S.J.M.A. Matthijssen, klinisch psycholoog;
  • de beantwoording van de aanvullende vragen van 15 mei 2023 omtrent het Pro Justitia dubbelrapportage van 1 maart 2023;
  • een reclasseringsrapportage van 24 april 2023, van Reclassering Leger des Heils;
  • de reclasseringsrapportages van 19 april 2022 en 11 juli 2022, van Reclassering Leger des Heils.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte is in mei 2018 veroordeeld voor ID-fraude en in november 2016 voor ID-fraude en tweemaal belaging.
Uit de PBC-rapportage blijkt dat verdachte heeft meegewerkt aan het onderzoek maar dat hij niet in gesprek wilde met de rapporteurs over de onderhavige ten laste gelegde feiten. De rapporteurs schrijven het volgende:
Gezien de gelijkenis met eerdere delicten is met hem gesproken over het eerder
opgestelde delictscenario en over eerdere delicten. Betrokkene vertelt dat hij niet goed uit kan leggen waarom hij er (stalking) mee begonnen is. Hij zou met zijn psycholoog twee routes hebben besproken die zouden leiden tot stalking. De route van ‘boosheid’ en de route van ‘onkunde’.
(…)
Hij vertelt verder een aantal keren een Facebook profiel te hebben aangemaakt en zich voor te hebben gedaan als een ander persoon. Op de vraag waarom hij alleen de identiteit van vrouwen aannam, antwoordt betrokkene: “Goede vraag… Ik val niet op mannen.” Betrokkene vertelt dat er soms ook seksuele spanning in de gesprekken was die hij online voerde met
mensen (veelal vriendinnen van degene van wie hij de identiteit aannam). Hij ging mensen lastigvallen in de directe omgeving van de vrouwen. Hij kan niet zeggen waarom bepaalde mensen wel en andere mensen niet. “Vrouwen die ik aantrekkelijk vond, denk ik.” Hij geeft aan dat hij dit met de kennis van nu zegt en zich daar toen niet bewust van was. Hierna is hij overgegaan op het hacken van bekende Nederlanders, aldus betrokkene. “Wat ik eerder deed, gaf me niet genoeg spanning meer, dus ik zocht naar meer.”
(…)
Het is verder zoals boven beschreven onmogelijk geweest met betrokkene in gesprek te komen over de huidige ten laste gelegde feiten. Indien het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard is het goed mogelijk dat beide routes bij betrokkene daaraan hebben kunnen bijdragen, maar het is moeilijk te exacte aanloop tot het ten laste gelegde helder te krijgen.
Uit de PBC-rapportage maakt de rechtbank op dat bij verdachte sprake is van een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis, met narcistische, afhankelijke, vermijdende en antisociale kenmerken. Verdachte heeft samengevat, volgens de rapporteurs, de ander erg nodig (afhankelijk), maar dan wel op zijn eigen (antisociaal-narcistische) manier, waarbij hij in het contact alles vermijdt (zowel in afweer als gedragsmatig) wat zijn zelfgevoel kan aantasten. Indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, zien de rapporteurs een belangrijke rol van de met de persoonlijkheidsstoornis samenhangende beperkingen in de totstandkoming van deze feiten. Hierdoor adviseren zij om het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen. De mate van deze vermindering is volgens de rapporteurs niet goed te specificeren omdat zij de feiten niet met verdachte hebben kunnen bespreken. Wel wordt het door rapporteurs, gezien de intacte realiteitstoetsing van verdachte, niet voor de hand liggend geacht, dat zijn keuzevrijheid ten tijde van het plegen van deze feiten - indien bewezen geacht - in (zeer) sterke mate beperkt was. Verder blijkt uit de rapportage dat intensieve klinische behandeling was ingezet, maar dat de geconstateerde psychopathologie nog aanwezig is. Op basis van het langdurige patroon van soortgelijke delicten, in samenhang met de hiermee samenhangende psychopathologie van duurzame aard, wordt het recidiverisico ingeschat als hoog. De intensieve klinische behandeling vond plaats binnen een instelling met beveiligingsniveau 3 (de FPK [locatie] en de FPK [locatie] ). De rapporteurs concluderen dat indien het tenlastegelegde bewezen wordt geacht, een behandeling binnen dit voorgenoemde kader geen of onvoldoende verandering teweeg heeft gebracht met betrekking tot het recidiverisico, terwijl een deel van de ten laste gelegde feiten plaatsvond binnen deze behandelcontext. De psychopathologie van verdachte die ten grondslag ligt aan het plegen van feiten zoals ten laste gelegd is van duurzame aard. Dit betekent dat een noodzaak voor langdurige behandeling wordt gezien. Tevens is het van belang dat deze behandeling plaatsvindt binnen een hoog beveiligingsniveau, gezien de eerder onvoldoende tegemoetkomende behandelcontext. De rapporteurs achten enkel een behandeling binnen een FPC (beveiligingsniveau 4) passend, indien een interventie ter vermindering van het recidiverisico noodzakelijk wordt geacht. Dit heeft ook te maken met het feit dat verdachte zelf geen noodzaak ziet voor behandeling, noch vanuit oogpunt van psychopathologie, noch vanuit oogpunt van het voorkomen van soortgelijke feiten. Dit wijst op een gebrek aan probleembesef. De rapporteurs komen tot het advies om verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Zij merken op dat in overweging kan worden genomen om een GVM op te leggen, gezien de hardnekkigheid van de psychopathologie en het daarmee samenhangende recidiverisico.
Uit het reclasseringsrapport blijkt dat de reclassering zich conformeert aan het advies van de rapporteurs van het PBC van 1 maart 2023. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden de risico’s te beperken of het gedrag van verdachte te veranderen.
Op te leggen straf en maatregelGevangenisstrafDe rechtbank acht, vanwege de ernst van de bewezen verklaarde feiten, zonder meer de oplegging van een gevangenisstraf passend en geboden. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de geëiste straf, een gevangenisstraf van drie jaren, met aftrek van het voorarrest een passende straf is. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.
TBS met dwangverpleging
De rechtbank heeft kennis genomen van de conclusies van de PBC-rapporteurs en de reclassering over de noodzaak van een intensieve klinische behandeling van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de tbs-maatregel met dwangverpleging vereisen. Hierbij heeft de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de persoonlijkheidsstoornis, met narcistische, afhankelijke, vermijdende en antisociale kenmerken, van verdachte in aanmerking genomen. Ook houdt de rechtbank er uitdrukkelijk rekening mee dat een eerder intensieve klinische behandeling in het kader van voorwaardelijk opgelegde straffen voor soortgelijke feiten verdachte er kennelijk niet toe heeft bewogen om geen strafbare feiten meer te plegen. Volgens de PBC-rapporteurs is de psychopathologie die ten grondslag ligt aan het plegen van de bewezenverklaarde feiten van duurzame aard. Dit betekent dat een noodzaak voor langdurige behandeling wordt gezien. Volgens de rapporteurs is het tevens van belang dat deze behandeling plaatsvindt binnen een hoog beveiligingsniveau, gezien de eerder onvoldoende tegemoetkomende behandelcontext. Dit betekent dat naar het oordeel van de rechtbank enkel een behandeling binnen een FPC (beveiligingsniveau 4) passend is.
De rechtbank zal daarom aan verdachte ook de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen.
Ongemaximeerde TBS
De rechtbank overweegt dat belaging niet zonder meer is aan te merken als een geweldsmisdrijf als bedoeld in artikel 38e Sr, zodat de TBS-maatregel met dwangverpleging in beginsel de maximale duur van vier jaar niet te boven kan gaan. Onder omstandigheden kan echter ook bij bewezenverklaring van belaging een ongemaximeerde TBS-maatregel worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de aard, ernst en omstandigheden waaronder de bewezen verklaarde belaging is begaan en de reële mogelijkheid dat verdachte recidiveert, de gedragingen van verdachte gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Verdachte creëert met zijn gedragingen situaties die kunnen leiden tot ernstig geweld of gevaar voor de lichamelijke integriteit van personen. Zo is door zijn toedoen via een fakeaccount op een sekssite kenbaar gemaakt dat het slachtoffer openstaat voor gangbangs, SM, bondage en dat niets te gek is. Bij een ander slachtoffer stond een onbekende man in de nacht voor de deur, omdat deze man door een fakeaccount in de veronderstelling was dat hij een seksafspraak had met het slachtoffer en hij de afspraak had dat hij bij het slachtoffer zou blijven slapen. Verdachte heeft zelf tijdens een gesprek met de PBC-rapporteurs over zijn eerdere stalkingen aangegeven dat deze hem niet genoeg spanning meer gaven en dat hij zocht naar meer.
Naar het oordeel van de rechtbank deinst verdachte niet terug voor het maken van vergaande seksafspraken door middel van fakeaccounts waarbij onbekende mannen, die geen weet hebben van het fakeaccount, daadwerkelijk op pad gaan waardoor gevaar voor de slachtoffers ontstaat.
Nu daadwerkelijk fysieke toenadering heeft plaatsgevonden en gewelddadig handelen in de rede ligt zal de rechtbank een ongemaximeerde TBS-maatregel opleggen. Dat impliceert dat beëindiging van de maatregel pas aan de orde is als het delictgevaar aanvaardbaar is. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om daarnaast nog een GVM op te leggen.

9.BENADEELDE PARTIJEN

9.1
De vordering van benadeelde partij [aangeefster 4]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat op grond van vergelijkbare zaken een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,- aan immateriële schade meer in de rede ligt.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij is in periode van ruim een jaar het slachtoffer geworden van belaging en ID-fraude met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van de feiten in 8.3. Daarbij komt dat er een fakeaccount is aangemaakt van benadeelde partij op een sekssite waar aangegeven stond dat zij hield van gangbangs en dat bondage en SM haar voorkeur had. Benadeelde partij heeft er bovendien voor gekozen om ontslag te nemen bij de FPK in [locatie] en te verhuizen naar [woonplaats] . Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat er zowel sprake is van schade van de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat sprake is van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, hetgeen heeft geresulteerd in schade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft benadeelde partij dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van volledige betaling. Het meer gevorderde deel zal worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 4] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.2
De vordering van benadeelde partij [aangeefster 7]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 5.668,87. Dit bedrag bestaat uit € 668,87 aan materiële schade en € 5.000,- aanimmateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat op grond van vergelijkbare zaken een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,- aan immateriële schade meer in de rede ligt.
Het oordeel van de rechtbank
De schadeposten reiskosten (naar verschillende afspraken) en parkeerkosten bij de psycholoog van in totaal € 668,87 komen voor vergoeding in aanmerking. Deze schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal daarom de vordering van € 668,87 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij is het slachtoffer van belaging en ID-fraude met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van de feiten in 8.3. Daar komt bij dat er een onbekende man naar het adres is gegaan van benadeelde partij haar ouders voor een seksafspraak als gevolg van de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat er zowel sprake is van schade van de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat er sprake is van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, hetgeen heeft geresulteerd in schade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft benadeelde partij dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Het meer gevorderde deel zal worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 7] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.168,87, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 51 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.3
De vordering van benadeelde partij [aangeefster 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.258,26. Dit bedrag bestaat uit € 1.258,26 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de kosten voor het gederfd sportgenot toegewezen dienen te worden voor de eerste twee maanden, van in totaal € 200,- in verband met de verplichting van schadebeperking. Het overige deel van deze kostenpost dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. Verder heeft hij verzocht om de vordering van de benadeelde partij voor wat betreft het overige gevorderde materiële en immateriële deel toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de kosten van het gederfd sportgenot en de kosten voor de nieuwe telefoon niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard. De raadsman is het eens met de officier van justitie dat de benadeelde partij een verplichting heeft tot schadebeperking en het sportabonnement eerder had moeten opzeggen. Ten aanzien van de kosten voor een nieuwe telefoon heeft hij aangevoerd dat de aanschaf van de nieuwe telefoon te ver verwijderd staat van de tenlastegelegde feiten. Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat hij zich ten aanzien van de kosten van het gederfd sportgenot kan vinden in het standpunt van de officier van justitie om alleen de eerste twee maanden, van in totaal € 200,- toe te wijzen. Verder heeft de raadsman bepleit dat hij op grond van vergelijkbare zaken een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,- aan immateriële schade meer in de rede vindt liggen.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij vordert in totaal € 1.258,26 aan materiële schade. De schadepost dubbele abonnementskosten Vodafone van € 143,02 komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De schadepost nieuwe telefoon van € 515,24 komt ook voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Benadeelde partij kreeg verschillende berichten en telefoontjes van onbekende mannen, waardoor zij zich genoodzaakt voelde om een nieuw telefoonnummer en telefoon aan te schaffen. Haar oude telefoon herinnerde haar constant aan de vervelende berichten en de overlast. De schadepost gederfd sportgenot van € 600,- komt ook voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. Benadeelde partij werd over een lange periode voornamelijk in de nacht belaagd, waardoor zij ziek thuis zat. Hoewel zij zich voortdurend voornam om te gaan sporten, aangezien zij professioneel sportleider/bewegingsagoog is, had zij door de tenlastegelegde feiten maar weinig energie. De rechtbank zal daarom de vordering van in totaal € 1.258,26 aan materiële schade toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft ook immateriële schade gevorderd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat de benadeelde partij door de bewezenverklaarde feiten in haar persoon is aangetast, als bedoeld in artikel 6:106, eerst lid, sub b, van het Burgerlijk Wetboek. Een verzoek om schadevergoeding dat hierop is gegrond, zal in beginsel moeten worden onderbouwd met concrete gegevens. Maar uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat een dergelijke aantasting in de persoon ook kan worden aangenomen indien de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor de benadeelde die conclusie rechtvaardigen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan in deze zaak sprake is. De benadeelde partij is het slachtoffer geworden van belaging en ID-fraude met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van de feiten in 8.3. Naar het oordeel van de rechtbank heeft benadeelde partij dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Het meer gevorderde deel zal worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.758,26, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2021tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 57 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.4
De vordering van benadeelde partij [aangeefster 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 5.885,74. Dit bedrag bestaat uit € 885,74 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat op grond van vergelijkbare zaken een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,- aan immateriële schade meer in de rede ligt.
Het oordeel van de rechtbank
De schadeposten reiskosten (naar verschillende afspraken) en parkeerkosten bij de psycholoog van in totaal € 885,74 komen voor vergoeding in aanmerking. Deze schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal daarom de vordering van € 885,74 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 februari 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft ook immateriële schade gevorderd. Zij is in periode van ruim een jaar het slachtoffer geworden van belaging en ID-fraude met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van de feiten in 8.3. Benadeelde partij heeft zich lang ziekgemeld en uiteindelijk gestopt met haar werk bij de FPK in [locatie] . Daarnaast is haar ex-partner doelbewust benaderd met meerdere fakeaccounts van haar. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat er zowel sprake is van schade van de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat er sprake is van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, hetgeen heeft geresulteerd in schade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft benadeelde partij dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Het meer gevorderde deel zal worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 3] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.385,74, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 12 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 53 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.5
De vordering van benadeelde partij [aangeefster 6]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert in haar schriftelijke herstelvordering een bedrag van € 2.822,70, maar ter zitting heeft zij haar vordering verhoogd tot een bedrag van € 5.322,70. Dit bedrag bestaat uit € 322,70 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de schadepost aanschaf videodeurbel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij heeft aangevoerd dat onvoldoende causaal verband om aan te nemen dat er sprake is van rechtstreekse schade. Verder heeft de raadsman bepleit dat hij op grond van vergelijkbare zaken een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,- aan immateriële schade meer in de rede vindt liggen.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij vordert in totaal € 322,70 aan materiële kosten. De schadeposten reiskosten naar zitting van € 110,62 en parkeerkosten voor gesprek met Slachtofferhulp Nederland € 13,08 zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als materiële schade, maar als proceskosten. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel in de vordering niet-ontvankelijk verklaren. De schadepost aanschaf videodeurbel van € 199,- is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank overweegt dat de benadeelde partij nadat zij haar telefoonnummer en adres via een gesprek op Vinted had gegeven in de avond van 13 december 2021 meerdere malen achter elkaar Whatsappberichten, telefoontjes en video-oproepen kreeg van onbekende mannen die aangaven dat zij seks met haar wilde. Zij was ontzettend bang dat mannen langs zouden komen en heeft dezelfde dag nog de videodeurbel aangeschaft om het gevoel van onveiligheid te verminderen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voldoende verband bestaat. De rechtbank zal daarom de vordering aan materiële schade tot het bedrag van € 199,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft tevens immateriële schade gevorderd. De benadeelde partij is tijdens haar zwangerschap slachtoffer geweest van belaging en ID-fraude met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van de feiten in 8.3. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat er zowel sprake is van schade van de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat er sprake is van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, hetgeen heeft geresulteerd in schade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft benadeelde partij dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Het meer gevorderde deel zal worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De benadeelde partij heeft op dit moment de reis- en parkeerkosten gevorderd tot een bedrag van € 123,70. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 6] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.699,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 46 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.6
De vordering van benadeelde partij [aangeefster 13]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert in haar schriftelijke vordering € 4.106,13, maar ter zitting heeft zij haar vordering verhoogd tot het bedrag van € 6.606,13. Dit bedrag bestaat uit € 1.606,13 aan materiële schade en
€ 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de schadepost reiskosten gemaakt ten behoeve van slachtoffer niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Hij heeft aangevoerd dat deze kosten zijn gemaakt door de ouders van het slachtoffer en door hun als derde als verplaatste schade dient te worden gevorderd. Verder heeft de raadsman bepleit dat hij op grond van vergelijkbare zaken een bedrag tussen de
€ 2.000,- en € 3.000,- aan immateriële schade meer in de rede vindt liggen.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij vordert in totaal € 1.606,13 aan materiële kosten. De schadeposten reiskosten naar zitting van € 110,29 en reiskosten voor gesprek met Slachtofferhulp Nederland € 63,38 zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als materiële schade, maar als proceskosten. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de schadepost reiskosten gemaakt ten behoeve van slachtoffer van € 1.261,57 het volgende. Benadeelde partij werd een periode door haar ouders van en naar haar werk gebracht omdat zij angstig was. Voornamelijk in de avond wanneer zij online en telefonisch werd lastig gevallen durfde zij niet meer alleen over straat. Uit jurisprudentie en de wet volgt dat derden zich in het strafproces kunnen voegen ter zake van de kosten die zij ten behoeve van het slachtoffer hebben gemaakt, de zogenoemde ‘verplaatste schade’ zoals bedoeld in art. 6:107, eerste lid onder a, BW. Dit betreft kosten die het slachtoffer, als niet de derde maar hijzelf deze zou hebben gemaakt, van de verdachte had kunnen vorderen. Dat de mogelijkheid aan derden is gegeven om zich te kunnen voegen doet overigens niet af aan de bevoegdheid van het slachtoffer om, als benadeelde partij, ook zelf vergoeding van deze schade te vorderen. Dat maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de benadeelde partij de vergoeding van deze reiskosten ad € 1.261,57 mocht vorderen. De schadeposten reiskosten (afspraak psychiatrie Noord) en eigen risico van in totaal € 170,89 komen ook voor vergoeding in aanmerking. Deze schadeposten zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten.
De rechtbank zal dus de vordering aan materiële schade toewijzen tot het bedrag van
€ 1.432,46, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 februari 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft ook immateriële schade gevorderd. De benadeelde partij is in periode van ruim een jaar slachtoffer geworden van belaging en ID-fraude met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van de feiten in 8.3. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat er zowel sprake is van schade van de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat er sprake is van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, hetgeen heeft geresulteerd in schade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft benadeelde partij dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Het meer gevorderde deel zal worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De benadeelde partij heeft op dit moment de reiskosten gevorderd tot een bedrag van € 173,67. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 13] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 4.932,46, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 59 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.7
De vordering van benadeelde partij [aangeefster 11]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert in haar schriftelijke vordering € 2.662,41, maar ter zitting heeft zij haar vordering verhoogd tot een bedrag van € 5.162,41. Dit bedrag bestaat uit € 162,41 aan materiële schade en
€ 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat op grond van vergelijkbare zaken een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,- aan immateriële schade meer in de rede ligt.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij vordert in totaal € 162,41 aan materiële kosten. De schadeposten reiskosten naar zitting van € 118,27, parkeerkosten zitting van € 34,- en reiskosten voor gesprek met Slachtofferhulp Nederland € 10,14 zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als materiële schade, maar als proceskosten. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De benadeelde partij heeft ook immateriële schade gevorderd. De benadeelde partij is tijdens haar zwangerschap slachtoffer geworden van belaging en ID-fraude met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van de feiten in 8.3. De huisarts van benadeelde partij omschrijft dat de klachten die zij heeft een PTSS-achtig patroon hebben. Daarnaast heeft benadeelde partij een miskraam gehad in de periode van de bewezenverklaarde feiten. Zij heeft aangegeven dat haar huisarts heeft verteld dat de miskraam mogelijk het gevolg kon zijn van de hoge stress. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat er zowel sprake is van schade van de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat er sprake is van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, hetgeen heeft geresulteerd in schade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft benadeelde partij dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Het meer gevorderde deel zal worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De benadeelde partij heeft op dit moment de reis- en parkeerkosten gevorderd tot een bedrag van € 162,41. Dit bedrag zal bij wijze van proceskostenvergoeding worden toegewezen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 11] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.8
De vordering van benadeelde partij [aangeefster 9]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert in haar schriftelijke vordering € 2.636,16, maar ter zitting heeft zij haar vordering verhoogd tot een bedrag van € 5.136,16. Dit bedrag bestaat uit € 136,16 aan materiële schade en
€ 5.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft hij aangevoerd dat op grond van vergelijkbare zaken een bedrag tussen de € 2.000,- en € 3.000,- aan immateriële schade meer in de rede ligt.
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij vordert in totaal € 136,16 aan materiële kosten. De schadeposten reiskosten naar zitting van € 64,15 en reiskosten voor gesprek met Slachtofferhulp Nederland € 9,12 zijn naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als materiële schade, maar als proceskosten. De rechtbank zal de benadeelde partij voor dit deel in de vordering niet-ontvankelijk verklaren.
De schadepost overige reiskosten (naar psycholoog en politie) van in totaal € 62,89 komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank zal daarom de vordering aan materiële schade tot het bedrag van € 62,89 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft tevens immateriële schade gevorderd. De benadeelde partij is het slachtoffer geworden van belaging en ID-fraude met voor haar ernstige gevolgen, zoals hiervoor omschreven onder de ernst van de feiten in 8.3. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting concludeert de rechtbank dat er zowel sprake is van schade van de eer of goede naam, alsook dat de aard en de ernst van de normschending meebrengt dat er sprake is van aantasting in zijn persoon ‘op andere wijze’ als bedoeld in artikel 6:106, eerste lid onder b van het Burgerlijk Wetboek, hetgeen heeft geresulteerd in schade.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft benadeelde partij dan ook recht op een immateriële schadevergoeding. De rechtbank acht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een schadevergoeding van € 3.500,- billijk. De rechtbank zal de vordering tot vergoeding van de immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Het meer gevorderde deel zal worden afgewezen.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. De benadeelde partij heeft op dit moment de reiskosten gevorderd tot een bedrag van € 73,27. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [aangeefster 9] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 3.562,89, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 45 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
9.9
De vordering van benadeelde partij Stichting GGZ [locatie]
Stichting GGZ [locatie] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.857,77 aan materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, met toepassing van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat er geen sprake is van verplaatste schade en dat het inschakelen van het particuliere recherchebureau door Stichting GGZ [locatie] niet noodzakelijk was.
Het oordeel van de rechtbank
Stichting GGZ [locatie] heeft materiële schade gevorderd. De rechtbank overweegt dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad blijkt dat een benadeelde partij in het strafproces vergoeding kan vorderen voor de schade die zij door een strafbaar feit heeft geleden indien voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van de verdachte en de schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreeks schade heeft geleden. Voor de beantwoording van de vraag of zodanig verband bestaat, zijn de concrete omstandigheden van het geval bepalend. Voor vergoeding aan de benadeelde partij komt overeenkomstig de regels van het materiële burgerlijk recht slechts in aanmerking de schade die de benadeelde partij heeft geleden als gevolg van de onrechtmatige gedragingen van de verdachte, voor zover deze schade op de voet van art. 6:98 BW aan de verdachte kan worden toegerekend. [59] De rechtbank is van oordeel dat er voldoende band bestaat tussen de bewezen verklaarde feiten en de schade die is ontstaan. Door de belaging en ID-fraude van een groot aantal medewerksters van de FPK in [locatie] vielen meerdere werknemers uit. De politie leek de zaak aanvankelijk niet daadkrachtig op te pakken en de strafbare feiten jegens aangeefsters bleven doorgaan. Omdat de Stichting geen andere mogelijkheid meer zag, heeft zij een particulier recherchebureau ingeschakeld om erachter te komen wie de dader kon zijn en het politieonderzoek op weg te helpen met bewijs. De kosten die een benadeelde partij heeft gemaakt om de gepleegde stafbare feiten aan het licht te brengen komen ook in aanmerking voor vergoeding. [60] De schadepost is naar het oordeel van de rechtbank voldoende onderbouwd en ook is aannemelijk geworden dat de benadeelde partij voornoemde schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De rechtbank zal daarom de vordering van € 6.857,77 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2021 tot de dag van volledige betaling.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van Stichting GGZ [locatie] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van
€ 6.857,77, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 15 november 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 69 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 16 mei 2018 van de rechtbank Amsterdam (parketnummer: 13/650686-17) is aan verdachte een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren opgelegd.
Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van 21 januari 2020 van deze rechtbank (parketnummer: 16/235116-19) is aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden opgelegd met een proeftijd van drie jaren.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging toe te wijzen, omdat verdachte zich in de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging van 6 maanden gevangenisstraf en de vordering tot tenuitvoerlegging van 4 maanden gevangenisstraf toewijzen. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan (vergelijkbare) strafbare feiten. Om die reden zullen deze straffen alsnog ten uitvoer gelegd worden.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 37a, 37b, 38e, 57, 231b en 285b van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • gelast dat verdachte
  • bepaalt dat de totale duur van de tbs-maatregel niet is gemaximeerd;
Benadeelde partij [aangeefster 4]
  • wijst de vordering van [aangeefster 4] toe tot een bedrag van € 3.500,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 4] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 4] aan de Staat € 3.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 januari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 45 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangeefster 7]
  • wijst de vordering van [aangeefster 7] toe tot een bedrag van € 4.168,87;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 7] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 7] aan de Staat € 4.168,87 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 51 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangeefster 2]
  • wijst de vordering van [aangeefster 2] toe tot een bedrag van € 4.758,26;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 2] aan de Staat € 4.758,26 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 57 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangeefster 3]
  • wijst de vordering van [aangeefster 3] toe tot een bedrag van € 4.385,74;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 3] aan de Staat € 4.385,74 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2021tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 53 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangeefster 6]
  • wijst de vordering van [aangeefster 6] toe tot een bedrag van € 3.699,-;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 6] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangeefster 6] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 123,70;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 6] aan de Staat € 3.699,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 46 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangeefster 13]
  • wijst de vordering van [aangeefster 13] toe tot een bedrag van € 4.932,46;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 13] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangeefster 13] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 173,67;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 13] aan de Staat € 4.932,46 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 59 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangeefster 11]
  • wijst de vordering van [aangeefster 11] toe tot een bedrag van € 3.500,-
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 11] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangeefster 11] voor wat betreft de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 162,41;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 11] aan de Staat € 3.500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 45 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [aangeefster 9]
  • wijst de vordering van [aangeefster 9] toe tot een bedrag van € 3.562,89;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [aangeefster 9] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • verklaart [aangeefster 9] voor wat betreft de meer gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering;
  • wijst de vordering voor wat betreft de meer gevorderde immateriële schade af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 73,27;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [aangeefster 9] aan de Staat € 3.562,89 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 45 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij Stichting GGZ [locatie]
  • wijst de vordering van Stichting GGZ [locatie] van € 6.857,77 toe;
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan Stichting GGZ [locatie] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Stichting GGZ [locatie] aan de Staat € 6.857,77 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 69 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 13/650686-17 en 16/235116-19
- wijst beide vorderingen toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 16 mei 2018 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de meervoudige kamer in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 21 januari 2020 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak, voorzitter, mr. P.K. van Riemsdijk en mr. F.H. Schormans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.S. Stekkel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 juni 2023,
zijnde mr. Quak buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2021 tot
en met 11 april 2022, te Houten en/of Eindhoven en/of Assen en/of Groningen
en/of Utrecht, althans in Nederland, (telkens) wederrechtelijk stelselmatig
opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te
weten die van
- [aangeefster 1] en/of
- [aangeefster 2] en/of
- [aangeefster 3] en/of
- [aangeefster 4] en/of
- [aangeefster 5] en/of
- [aangeefster 6] en/of
- [aangeefster 7] en/of
- [aangeefster 8] en/of
- [aangeefster 9] en/of
- [aangeefster 10] en/of
- [aangeefster 11] en/of
- [aangeefster 12] en/of
- [aangeefster 13] ,
door,
- ( anoniem) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (veelvuldig) (in de nachtelijke uren)
te (video)bellen en/of
- op sociale media (fake)accounts en/of (fake)proñelen aan te maken en/of
- ( vervolgens) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (veelvuldig) – middels
(fake)accounts en/of (fake)profielen op sociale media – (in de nachtelijke uren)
te benaderen en/of (een) vriendschapsverzoek(en) te sturen en/of
- ( vervolgens) vorengenoemd(e) perso(o)n(en) (in de nachtelijke uren) (seksueel
getinte) berichten te sturen en/of
- op [website] .nl en/of [website] en/of Snapchat en/of Facebook en/of [naam]
en/of [website] .com en/of Instagram en/of [website] .nl en/of WhatsApp en/of [website] .nl
en/of andere sites (fake)account(s) en/of (fake)profielen en/of (een) nickname
onder de naam van die [aangeefster 1] en/of [aangeefster 2] en/of [aangeefster 3] en/of [aangeefster 4]
en/of [aangeefster 6] en/of [aangeefster 7] en/of [aangeefster 8] en/of [aangeefster 9]
en/of [aangeefster 10] en/of [aangeefster 11] en/of [aangeefster 12] en/of [aangeefster 13]
aan te maken en/of
- ( vervolgens) familie en/of vrienden en/of collega's en/of kennissen en/of een of
meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en) van die [aangeefster 1] en/of [aangeefster 3]
en/of [aangeefster 4] en/of [aangeefster 6] en/of [aangeefster 7] en/of [aangeefster 8]
en/of [aangeefster 9] en/of [aangeefster 10] en/of [aangeefster 11] en/of [aangeefster 12]
en/of [aangeefster 13] via die (fake)account(s) en/of (fake)profielen en/of
nickname als ware hij die [aangeefster 1] en/of [aangeefster 3] en/of [aangeefster 4] en/of
[aangeefster 6] en/of [aangeefster 7] en/of [aangeefster 8] en/of [aangeefster 9] en/of [aangeefster 10]
en/of [aangeefster 11] en/of [aangeefster 12] en/of [aangeefster 13] te benaderen en/of
(een) vriendschapsverzoek(en) te sturen en/of (seksueel getinte) berichten te
sturen en/of om naaktfoto's te vragen en/of (een) seksafspra(a)k(en) te maken
en/of
- persoonsgegevens van die [aangeefster 2] en/of [aangeefster 3] en/of [aangeefster 6] en/of [aangeefster 7]
en/of [aangeefster 10] en/of [aangeefster 11] en/of [aangeefster 13] beschikbaar te
stellen op (diverse) seks- en/of datingsites, althans op internet (waardoor die [aangeefster 2]
en/of [aangeefster 3] en/of [aangeefster 6] en/of [aangeefster 7] en/of [aangeefster 10] en/of
[aangeefster 11] en/of [aangeefster 13] (veelvuldig) (ongewenste) (seksueel getinte)
(WhatsApp)berichten en/of telefoontjes en/of videobelverzoeken en/of e-mails
van een/of meer andere (onbekend gebleven) perso(o)n(en) ontvingen) en/of
- die [aangeefster 11] meermalen, althans eenmaal, (een) foto('s) te sturen via de
mail met (voornamelijk) seksueel getinte inhoud,
(telkens) met het oogmerk die
- [aangeefster 1] en/of
- [aangeefster 2] en/of
- [aangeefster 3] en/of
- [aangeefster 4] en/of
- [aangeefster 5] en/of
- [aangeefster 6] en/of
- [aangeefster 7] en/of
- [aangeefster 8] en/of
- [aangeefster 9] en/of
- [aangeefster 10] en/of
- [aangeefster 11] en/of
- [aangeefster 12] en/of
- [aangeefster 13] ,
te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
( art 285b lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Feit 2
hij, op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 15 januari 2021 tot
en met 11 april 2022, te Houten en/of Eindhoven en/of Assen en/of Groningen
en/of Utrecht, althans in Nederland, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk
en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische
persoonsgegevens, van een ander, te weten de (volledige) naam en/of het
(huis)adres en/of het telefoonnummer en/of (een) foto('s) van
- [aangeefster 1] en/of
- [aangeefster 2] en/of
- [aangeefster 3] en/of
- [aangeefster 4] en/of
- [aangeefster 6] en/of
- [aangeefster 14] en/of
- [aangeefster 7] en/of
- [aangeefster 8] en/of
- [aangeefster 9] en/of
- [aangeefster 10] en/of
- [aangeefster 11] en/of
- [aangeefster 15] en/of
- [aangeefster 12] en/of
- [aangeefster 13] en/of
- [aangever] ,
heeft gebruikt door
- op diverse (seks)websites, althans op het internet, zich voor te doen als die [aangeefster 1]
en/of [aangeefster 2] en/of [aangeefster 3] en/of [aangeefster 4] en/of [aangeefster 6]
en/of [aangeefster 14] en/of [aangeefster 7] en/of [aangeefster 8] en/of [aangeefster 9] en/of [aangeefster 10]
en/of [aangeefster 11] en/of [aangeefster 15] en/of [aangeefster 12] en/of [aangeefster 13]
en/of [aangever] en/of
- op diverse (seks)websites, althans op het internet, een of meerdere
(seks)advertenties te plaatsen waarin was vermeld dat die [aangeefster 2] en/of [aangeefster 3]
en/of [aangeefster 4] en/of [aangeefster 6] en/of [aangeefster 7] en/of [aangeefster 10]
en/of [aangeefster 11] en/of [aangeefster 13] zich aanbood voor seksuele diensten en/of
(seksueel) contact en/of
- het adres van die [aangeefster 7] naar een (onbekend gebleven) persoon te sturen
(waarna die (onbekend gebleven) persoon zich op dat adres meldde met de
verwachting om van seksuele diensten gebruik te kunnen maken) en/of
- het telefoonnummer van die [aangeefster 2] en/of [aangeefster 6] en/of [aangeefster 7] en/of
[aangeefster 10] en/of [aangeefster 13] aan een of meerdere (onbekend gebleven) personen te
verstrekken, teneinde met die [aangeefster 2] en/of [aangeefster 6] en/of [aangeefster 7] en/of
[aangeefster 10] en/of [aangeefster 13] (seks)afspraken te maken en/of die [aangeefster 2] en/of
[aangeefster 6] en/of [aangeefster 7] en/of [aangeefster 10] en/of [aangeefster 13] (seksueel getinte)
berichten te sturen,
(telkens) met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en/of de identiteit van
de ander te verhelen en/of te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
( art 231b Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 11 januari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC8448, NJ 1994, 278, Hoge Raad 18 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:381 en Hoge Raad 30 mei 2017, ECLI:NL:HR:2017:967, aangehaald in Hoge Raad 10 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:13.
2.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [verbalisant] , pag. 39 e.v..
3.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster 5] , pag. 93 e.v..
4.Een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pag. 1087.
5.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 6] , pag. 458 e.v..
6.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster 6] , pag. 1084; een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pag. 1085.
7.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 10] , pag. 467 e.v..
8.Een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pag. 1128.
9.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 12] , pag. 126 e.v..
10.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster 12] , pag. 1082; een proces-verbaal ontvangst klacht door hulpofficier van justitie, pag. 1083.
11.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 juli 2022, genummerd PL0900-2021378734, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1321. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
12.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 1] , pag. 788, met in bijzonder bijlage pag. 797-798.
13.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 1] , pag. 789, met in bijzonder bijlage pag. 800.
14.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 1] , pag. 526, met in bijzonder bijlage pag. 529-533, 538.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 1099.
16.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 2] , pag. 119.
17.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 2] , pag. 119-120.
18.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 883.
19.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 3] , pag. 101 derde, vierde en vijfde alinea, 102 eerste en tweede alinea; een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 3] , pag. 324 zesde alinea.
20.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 3] , pag. 101 derde en vijfde alinea.
21.Een proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster 3] , pag. 169; een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 3] , pag. 324 vierde en vijfde alinea, met in bijzonder bijlage pag. 395-397.
22.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 985-987.
23.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 451-452.
24.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [verbalisant] , pag. 41 vierde alinea e.v. ; een proces-verbaal van verhoor slachtoffer van [aangeefster 4] , pag. 90 laatste alinea en 91 tweede alinea.
25.Een proces-verbaal van verhoor slachtoffer van [aangeefster 4] , pag. 91 tweede alinea; een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [verbalisant] , pag. 41 vierde alinea e.v.
26.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 4] , pag. 205, met in bijzonder bijlage pag. 217, 219, 222.
27.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 4] , pag. 206; een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 4] , pag. 495 vierde alinea.
28.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 4] , pag. 495 laatste alinea.
29.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [verbalisant] , pag. 42 eerste en tweede alinea; een proces-verbaal van verhoor slachtoffer [aangeefster 5] , pag. 95.
30.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 6] , pag. 227.
31.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 6] , pag. 459, met in bijzonder bijlage pag. 464.
32.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 7] , pag. 171, met in bijzonder bijlage pag. 178-180; een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 7] , pag. 258; een proces-verbaal van bevindingen, pag. 883.
33.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 204.
34.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 7] , pag. 258, met in bijzonder bijlage pag. 301-307.
35.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 8] , pag. 734-735, met in bijzonder bijlage pag. 740-741, 745, 751 en 768; een proces-verbaal van bevindingen, pag. 1099.
36.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 9] , pag. 564-565, met in bijzonder bijlage pag. 568-671, 579, 566-567, 665, 683, 689 en 702; een proces-verbaal van bevindingen, pag. 1099.
37.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 10] , pag. 467-468, met in bijzonder bijlage pag. 476, 487 en 489
38.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 11] , pag. 453-454.
39.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 12] , pag. 126-127, met in bijzonder bijlage pag. 150-153.
40.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [aangeefster 12] , pag. 127, met in bijzonder bijlage pag. 133-134, 137-138, 145, 149.
41.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 13] , pag. 233 derde alinea en 236 vier alinea.
42.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 13] , pag. 233, 234, 235 zesde t/m achtste alinea en 236 eerste alinea, met in bijzonder bijlage pag. 238-240, 242 en 250-252; een proces-verbaal van bevindingen, pag. 987-989.
43.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 13] , pag. 235 derde t/m vijfde alinea en 236 tweede en derde alinea, met in bijzonder bijlage pag. 243-245 en 253.
44.Een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 14] , pag. 224.
45.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 15] , pag. 514-515.
46.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangever] , pag. 1045-1046, met in bijzonder bijlage pag. 1051.
47.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pag. 23.
48.Een proces-verbaal van aangifte met bijlage van [aangeefster 3] , pag. 324 derde alinea; een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [verbalisant] , pag. 40 tweede alinea, met in bijzonder bijlage P, pag. 61.
49.Een geschrift, te weten een Forensicon B.V. onderzoeksrapportage, Locatieonderzoek FPK [adres] [woonplaats] & OSINT onderzoek van 17 november 2021, pag. 816-828 en 834.
50.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 867-870.
51.Een proces-verbaal van aangifte met bijlagen van [verbalisant] , pag. 40.
52.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 970-975.
53.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 1002-1003.
54.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 1004; een proces-verbaal van aangifte van [aangeefster 11] , pag. 454.
55.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 1005.
56.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 991.
57.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 965.
58.Een proces-verbaal van bevindingen, pag. 882 en 1134.
59.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793.
60.HR 28 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:793.