ECLI:NL:RBMNE:2023:3629

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 mei 2023
Publicatiedatum
18 juli 2023
Zaaknummer
UTR 23/639 T
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de duurzaamheid van psychische klachten in WIA-zaak

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 22 mei 2023, staat de duurzaamheid van de psychische klachten van eiseres centraal in het kader van haar aanvraag voor een WIA-uitkering. Eiseres, die tot 31 december 2019 als administratief medewerker werkte, heeft zich op 26 mei 2020 ziekgemeld en een WIA-uitkering aangevraagd. Het Uwv heeft haar een WGA-uitkering toegekend, maar eiseres is het niet eens met de beslissing dat zij niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt is. De rechtbank onderzoekt of het Uwv terecht heeft geoordeeld dat de psychische klachten van eiseres niet duurzaam zijn en of de geselecteerde functies passend zijn.

De rechtbank oordeelt dat het Uwv onvoldoende heeft onderbouwd waarom de psychische klachten van eiseres niet duurzaam zijn. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport geen concrete inschatting gemaakt van de herstelkansen en heeft de resultaten van eerdere behandelingen niet meegewogen. De rechtbank stelt dat de verzekeringsarts moet onderbouwen waarom zij verwacht dat eiseres volledig herstelt van haar psychische klachten, en dat dit niet voldoende is gedaan. De rechtbank geeft het Uwv de gelegenheid om het gebrek in de motivering te herstellen en stelt een termijn van acht weken in voor deze herstelpoging.

De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak op het beroep, waarbij ook de proceskosten en het griffierecht nog niet zijn behandeld. Eiseres heeft de mogelijkheid om te reageren op de herstelpoging van het Uwv, en de rechtbank zal zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 23/639 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 mei 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het Uwv
(gemachtigde: J.H. Swart).

Inleiding

1.1
Eiseres was tot 31 december 2019 werkzaam als administratief medewerker bij
[werkgever] . Daarna heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangen. Op 26 mei 2020 heeft zij zich ziekgemeld. Op 28 februari 2022 heeft ze een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het Uwv heeft met het besluit van 13 april 2022 (het primaire besluit) aan eiseres vanaf 24 mei 2022 een WGA-uitkering [1] toegekend, op basis van een arbeidsongeschiktheidspercentage van 51,50%.
1.2
Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een
arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van het Uwv hebben opnieuw onderzoek gedaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen voor eiseres aangenomen dan de eerste verzekeringsarts heeft gedaan. Op 13 december 2022 heeft zij daarom een nieuwe FML vastgesteld. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kunnen met deze nieuwe FML geen functies geduid worden. Eiseres is daarom volledig arbeidsongeschikt volgens het Uwv.
1.3
Om te beoordelen of eiseres ook duurzaam volledig arbeidsongeschikt is, heeft de
verzekeringsarts bezwaar en beroep ook een fictieve FML opgesteld met de beperkingen die volgens haar duurzaam zijn. Eiseres heeft namelijk lichamelijke en psychische klachten, maar alleen de beperkingen die voortvloeien uit haar lichamelijke klachten zijn volgens het Uwv duurzaam. Met alleen deze duurzame beperkingen kon de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep wel functies duiden. Door het uurloon van de middelste functie te vergelijken met het maatmaninkomen van eiseres, heeft hij vervolgens berekend dat eiseres 42,41% arbeidsongeschikt zou zijn met alleen de duurzame beperkingen.
1.4
In het besluit van 19 december 2022 (bestreden besluit) heeft het Uwv daarom
het bezwaar gegrond verklaard en besloten dat eiseres volledig arbeidsongeschikt is, maar dat zij niet duurzaam volledig arbeidsongeschikt is. Om die reden is een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend op basis van volledige arbeidsongeschiktheid.
1.5
Eiseres heeft beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend. Eiseres
heeft daarna haar beroep nog aangevuld en het Uwv heeft nog een aanvullend verweerschrift ingediend. De zaak is op 1 mei 2023 bij de rechtbank op een zitting behandeld. Eiseres is verschenen, vergezeld door haar echtgenoot [echtgenoot] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Na afloop heeft de rechtbank het onderzoek in de zaak gesloten.

Het geschil

2 Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit, omdat het Uwv volgens haar ten
onrechte geen IVA-uitkering [2] heeft toegekend. Ze voert aan dat ze meer beperkt is aan haar handen dan het Uwv heeft aangenomen. Ook voert ze aan dat ook haar psychische klachten duurzaam zijn. Als laatste voert ze aan dat de fictief geduide functies niet haalbaar voor haar zijn. Het Uwv blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak of het Uwv terecht een loongerelateerde WGA-uitkering aan eiseres heeft toegekend. Daarbij gaat het om de medische toestand van eiseres op 24 mei 2022.

Beoordeling van het geschil

Beoordelingskader
3 Bij haar beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over
iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op medische rapporten van verzekeringsartsen. Die rapporten moeten dan wel:
  • op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen,
  • geen tegenstrijdigheden bevatten, en
  • voldoende begrijpelijk zijn.
De rapporten en besluiten zijn in beroep aanvechtbaar. Daarvoor moet eiseres aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan de genoemde drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Niet-medisch geschoolden kunnen aannemelijk maken dat niet aan de voorwaarden wordt voldaan. Om voldoende aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk. Dit betekent dat hoe eiseres zichzelf voelt zonder dat daar een medische onderbouwing voor is, niet genoeg is om bij de rechtbank gelijk te krijgen.
Had het Uwv meer beperkingen moeten aannemen?
4 Eiseres heeft aangevoerd dat het Uwv de klachten aan haar handen heeft onderschat.
Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep kan eiseres maximaal 4 uur per dag werken met een toetsenbord of muis. Eiseres zegt dat ze dat niet kan, omdat ze dan dagenlang last heeft van haar handen.
5 Uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijkt dat ze de handen
van eiseres tijdens het spreekuur heeft onderzocht. Daarnaast heeft ze de tijdens de bezwaarprocedure verkregen informatie meegewogen in haar rapport. Uiteindelijk heeft dit ertoe geleid dat ze in de FML van 13 december 2022 ten opzichte van de primaire beoordeling meer beperkingen heeft aangenomen voor de klachten die eiseres aan haar handen heeft. De rechtbank ziet geen reden om aan te nemen dat de beoordeling van de
verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. De rechtbank begrijpt dat eiseres het niet eens is met deze beperkingen, maar dat is onvoldoende om aan te tonen dat het medische oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onjuist is. Het vaststellen van beperkingen op basis van medisch objectiveerbare klachten is namelijk de specifieke deskundigheid van verzekeringsartsen. Eiseres heeft geen nieuwe informatie van een andere arts ingebracht of gewezen op reeds bekende medische informatie waaruit blijkt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar beperkingen verkeerd heeft beoordeeld. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van de medische beoordeling door de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
Heeft het Uwv goed gemotiveerd dat de psychische klachten niet duurzaam zijn?
6 Eiseres vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte heeft
aangenomen dat de volledige arbeidsongeschiktheid van eiseres niet duurzaam is. Volgens eiseres zijn haar psychische klachten blijvend en is er geen verbetering te verwachten. Zij heeft al veel psychologische behandelingen gehad, maar dat heeft haar alleen opgeleverd dat ze hulpmiddelen heeft geleerd voor als het teveel wordt. Er wordt echter geen oplossing gevonden voor de onderliggende oorzaak van haar klachten. Zoals ze het zelf zei op zitting: het emmertje blijft vol.
7 De Centrale Raad van Beroep hanteert strenge criteria voor de beoordeling van
duurzaamheid door verzekeringsartsen. [3] De verzekeringsarts moet bij een claim van duurzame volledige arbeidsongeschiktheid een inschatting maken van de herstelkansen in het eerste jaar en de periode erna. Die inschatting moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden van de verzekerde. Als de inschatting berust op een medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat van die behandeling voor de individuele verzekerde. De enkele stelling dat er nog behandelmogelijkheden zijn, is dus onvoldoende.
8 In de fictieve FML die is opgesteld, zijn alle beperkingen die verband houden met
de psychische klachten van eiseres weggelaten. Hieruit maakt de rechtbank op dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kennelijk volledig herstel verwacht ten aanzien van al die beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport over de duurzaamheid van de psychische klachten overwogen dat “nog wel verbetering [is] te verwachten, mede gezien de nu huidige toch vrij intensieve behandeling. Uit de informatie van de psycholoog blijkt ook dat er nu ingezet wordt op verdere behandeling door een psychosomatisch fysiotherapeut.” Een nadere onderbouwing van dit standpunt ontbreekt. Ook is niet duidelijk op welke termijn verbetering wordt verwacht.
9 De informatie waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep op wijst is de afsluitbrief
van [instelling] . De regiebehandelaar rapporteert daarin aan de huisarts van eiseres dat het laatste behandelcontact heeft plaatsgevonden. Ten tijde van het verzekeringsgeneeskundig onderzoek in bezwaar was de behandeling dus afgerond in tegenstelling tot wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt. Daar komt bij dat in de brief ook het moeizame behandelverloop wordt beschreven en wordt geadviseerd om niet direct door te zoeken naar een behandelaar in de SGGZ. Het behandelverloop is echter niet kenbaar meegewogen door de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Dat wordt ingezet op verdere behandeling door een psychosomatisch fysiotherapeut volgt ook niet direct uit de afsluitbrief. Het wordt slechts als optie aangedragen waar eiseres mogelijk baat bij heeft.
10 De verzekeringsarts bezwaar en beroep baseert het ontbreken van duurzaamheid dus
op een inmiddels afgeronde behandeling, zonder de resultaten daarvan kenbaar mee te wegen. Ook de enkele verwijzing naar het feit dat behandeling door een psychosomatisch fysiotherapeut nog overwogen kan worden is onvoldoende. Ook daaruit blijkt namelijk niet wat het te verwachten resultaat is voor de klachten en beperkingen van eiseres en waarom die verwachting er is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep hiermee onvoldoende concreet en op eiseres toegespitst onderbouwd waarom zij volledig herstel verwacht ten aanzien van alle beperkingen die zijn vastgesteld vanwege haar psychische klachten. De verzekeringsarts heeft bovendien geen concrete inschatting gemaakt voor het eerste jaar en eventueel de periode erna. Onder conclusie staat wat de gevolgen van dit gebrek zijn.
Zijn de fictief geselecteerde functies passend?
11 Eiseres heeft aangevoerd dat de functies die op basis van de fictieve FML zijn
geselecteerd niet geschikt zijn voor haar. Zij wijst erop dat de functies in theorie misschien wel passend zijn, maar vanuit haar ervaring als administratief medewerker weet ze dat bij dergelijke functies in de praktijk vaak aanvullende taken horen die niet door de arbeidskundig analist zijn meegenomen. In de praktijk zal ze daarom te veel werk met haar handen moeten verrichten.
12 De rechtbank zal nog geen definitief oordeel geven over de vraag of de fictief
geduide functies passend zijn voor eiseres. Het antwoord op die vraag is namelijk (mede) afhankelijk van de vraag of de psychische klachten van eiseres (al dan niet gedeeltelijk) duurzaam zijn.
13 Wel overweegt de rechtbank alvast dat het Uwv uit mocht gaan van de
door de arbeidskundig analist beschreven functiebelastingen. Volgens vaste rechtspraak is de beschrijving van de belasting door de arbeidskundig analist in de functieomschrijving van het CBBS namelijk het uitgangspunt voor de beoordeling van de geschiktheid van de functie. [4] Er is nu geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken. De rechtbank begrijpt dat eiseres in haar oude functie meer met haar handen moest werken. Hieruit blijkt echter nog niet dat in andere administratieve functies in dezelfde mate met de handen gewerkt moet worden. Het is juist de taak van de arbeidskundig analist om per specifieke functie in kaart te brengen welke taken bij die functie horen en welke belasting dat oplevert. Eventuele bijkomende taken zullen daar ook bij meegenomen moeten worden. De rechtbank heeft geen reden om aan te nemen dat de arbeidskundig analist in dit geval niet het volledige takenpakket heeft omschreven. Het Uwv mocht daarom uitgaan van de belasting die de arbeidskundig analist heeft beschreven.

Conclusie

14 Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv met het rapport van de
verzekeringsarts bezwaar en beroep het ontbreken van duurzaamheid ontoereikend onderbouwd. Daarom is de beslissing op bezwaar in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.
15 Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het
bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om het Uwv in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen het Uwv het gebrek kan herstellen op acht weken na verzending van deze tussenuitspraak.
16 Om het gebrek te herstellen, moet het Uwv nader motiveren waarom de beperkingen
van eiseres die voortvloeien uit haar psychische klachten niet duurzaam zijn. Hierbij moet de verzekeringsarts bezwaar en beroep zich houden aan de criteria genoemd onder 7, waarbij de rechtbank bijzondere aandacht vraagt voor het vereiste dat, als de inschatting berust op een (ingezette) medische behandeling, een concrete onderbouwing is vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep hoeft eiseres voor de beoordeling niet te spreken. Voor zover de informatie over de concrete behandeldoelen van de behandelaars ten tijde van de datum in geding ontoereikend is, kan zij daarover bij de behandelaars meer informatie inwinnen.
17 Het Uwv moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze
vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als het Uwv gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van het Uwv. In beginsel, ook in de situatie dat het Uwv de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
18 Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel
beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877).
19 De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep.
Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt het Uwv op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt het Uwv in de gelegenheid om binnen acht weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Wolbrink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 mei 2023.
De rechter is verhinderd deze tussenuitspraak te ondertekenen
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.WGA staat voor ‘werkhervattingsuitkering voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten’.
2.IVA staat voor ‘Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten’.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 februari 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:257.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 30 augustus 2017, ECLI:NL:CRVB:2017:3213.